26 MAART 2004. - Besluit van de Vlaamse regering houdende regels tot uitvoering van het oppervlaktedelfstoffendecreet. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 28-06-2004 en tekstbijwerking tot 21-11-2017)
TITEL I. - Definities.
Art. 1
TITEL II. [1 - Het algemeen oppervlaktedelfstoffenplan en de oppervlaktedelfstoffennota's.]1
HOOFDSTUK I. [1 - De totstandkoming van het algemeen oppervlaktedelfstoffenplan en de oppervlaktedelfstoffennota's.]1
Afdeling 1. [1 - Het algemeen oppervlaktedelfstoffenplan.]1
Art. 2
Afdeling 2. [1 - De oppervlaktedelfstoffennota's.]1
Art. 2bis, 2ter, 2quater, 2quinquies, 2sexies, 2septies, 2octies, 3
Afdeling 3. [1 - Gewestelijk ruimtelijke uitvoeringsplannen op basis van een of meer oppervlaktedelfstoffennota's.]1
Art. 4
HOOFDSTUK II. [1 - Periodieke evaluatie van het algemeen de oppervlaktedelfstoffenplan en de oppervlaktedelfstoffennota's.]1
Art. 5
HOOFDSTUK III. [1 - Vraaggestuurde ontginningsprojecten.]1
Afdeling 1. [1 - Gewestelijk ruimtelijke uitvoeringsplannen op basis van vraaggestuurde ontginningsprojecten.]1
Art. 6, 6bis
Afdeling 2. [1 - Evaluatie en herziening van oppervlaktedelfstoffennota's naar aanleiding van vraaggestuurde ontginningsprojecten.]1
Art. 6ter
HOOFDSTUK IV. [1 - Overgangsbepaling.]1
Art. 6quater
TITEL III. - De natuurlijke samenstelling van de oppervlaktedelfstoffen en het certificaat van herkomst.
HOOFDSTUK I. - Natuurlijke samenstelling van oppervlaktedelfstoffen.
Art. 7
HOOFDSTUK II. - Certificaat van herkomst.
Afdeling I. - Algemeen.
Art. 8-9
Afdeling II. - Aanvraag van een certificaat van herkomst.
Art. 10, 10bis
Afdeling III. - Het aanvraagdossier.
Art. 11-13
Afdeling IV. - Evaluatie van de aanvragen van een certificaat van herkomst.
Art. 14
Afdeling V. - Gebruik van het certificaat van herkomst.
Art. 15
Afdeling VI. - Controle. [1 opgeheven]1
Art. 16-18
Afdeling VII. - Geldigheidsbeperkingen van het certificaat van herkomst.
Art. 19-22
TITEL IV. - Optimale ontginning.
Art. 23-24
TITEL V.
HOOFDSTUK I.
Art. 25-26
HOOFDSTUK II.
Art. 27-30
HOOFDSTUK III.
Art. 31-33
HOOFDSTUK IV.
Art. 34
HOOFDSTUK V.
Art. 35-36
TITEL VI. - Slotbepalingen.
HOOFDSTUK I. - Algemeen.
Art. 37-38
HOOFDSTUK II. - Overgangs- en wijzigingsbepalingen.
Art. 39-41, 41bis
HOOFDSTUK III. - Inwerkingtreding.
Art. 42-43
TITEL I. - Definities.
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° decreet : decreet van 4 april 2003 betreffende de oppervlaktedelfstoffen;
2° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de Natuurlijke Rijkdommen;
3° [1 [4 departement: het Departement Omgeving;]4]1
4° Titel II van het VLAREM : het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne;
5° [3 VLAREL: het besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake erkenningen met betrekking tot het leefmilieu]3;
6° certificaat van herkomst : document dat aan de vergunninghouder, de afnemer en de overheid een garantie biedt voor de milieuhygiënische kwaliteit van de primaire oppervlaktedelfstoffen;
7° onderzoeksareaal : het perceel, een groep van percelen of delen van percelen, waarvoor een certificaat van herkomst wordt aangevraagd;
8° sporenelementen : chemische elementen welke in diverse stoffen, zowel vaste, vloeibare als gasvormige, in zeer lage gehalten voorkomen;
9° monster : elke relatief kleine hoeveelheid materiaal welke uit een grotere hoeveelheid materiaal genomen wordt en daarvoor als representatief kan worden aanzien, dit met het oog op verdere proeven en karakteriseringen;
10° achtergrondgehalte : gehalte aan sporenelementen dat men in de aardkorst, bestaande uit gesteenten in natuurlijke staat en vrij van menselijke beïnvloeding, aantreft;
11° achtergronddrempel : het hoogste gehalte aan sporenelementen in gesteenten met een frequent voorkomende chemische samenstelling, dat nog als behorende tot de natuurlijke achtergrond kan gerekend worden;
12° lokaal verhoogde achtergrond : de verzameling achtergrondgehalten van een specifieke geologische laag met een natuurlijke chemische samenstelling die eerder uitzonderlijk voorkomt. Deze gehalten zijn groter dan de berekende achtergronddrempels en zijn door hun uitzonderlijk karakter niet bij de berekening daarvan betrokken geweest.
13° [5 ...]5
14° zones : afgebakende oppervlakte-eenheden die de totaal vergunde oppervlakte samenstellen;
15° fasen : volgorde waarin de zones dienen ontgonnen te worden.
[2 [3 ...]3]2
[5 20° beveiligde zending: een van de onderstaande betekeningswijzen:
a) een analoge zending: een aangetekende zending of een afgifte tegen ontvangstbewijs;
b) een digitale zending: een zending via een uitwisselingsplatform van het departement.]5
----------
(1)<BVR 2008-03-07/41, art. 378, 003; Inwerkingtreding : 21-05-2008>
(2)<BVR 2008-11-28/36, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 09-12-2008>
(3)<BVR 2015-02-27/09, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 18-04-2015>
(4)<BVR 2017-02-24/16, art. 60, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2017>
(5)<BVR 2017-10-20/09, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 01-12-2017>
TITEL II. [1 - Het algemeen oppervlaktedelfstoffenplan en de oppervlaktedelfstoffennota's.]1
----------
(1)
HOOFDSTUK I. [1 - De totstandkoming van het algemeen oppervlaktedelfstoffenplan en de oppervlaktedelfstoffennota's.]1
----------
(1)
Afdeling 1. [1 - Het algemeen oppervlaktedelfstoffenplan.]1
----------
(1)
Art.2.[1 § 1. [2 Het departement vraagt bij de administraties, de instellingen en de organisaties, vermeld in artikel 4, § 2, tweede lid, van het decreet, de informatie op die nuttig kan zijn voor de opmaak van het algemeen oppervlaktedelfstoffenplan. De voormelde administraties, instellingen en organisaties bezorgen die informatie binnen een redelijke termijn die het departement bepaalt.]2
[3 De gecoördineerde adviezen, in voorkomend geval met inbegrip van de alsnog verschafte informatie, worden verwerkt door het departement en kunnen aanleiding geven tot een aanpassing van het ontwerp van het algemeen oppervlaktedelfstoffenplan.]3
§ 2. De minister maakt, na vooroverleg met de ontginningssector, een ontwerp van het algemeen oppervlaktedelfstoffenplan op en maakt het voor advies over aan de Vlaamse ministers bevoegd voor de economie, het leefmilieu en het waterbeleid, de openbare werken en het vervoer, het landbouwbeleid, de ruimtelijke ordening en het onroerend erfgoed.
Als de informatie, vermeld in paragraaf 1, niet of onvolledig ter beschikking werd gesteld, kan de adviesvraag ook de verplichting inhouden die informatie alsnog te verschaffen.
De Vlaamse ministers, vermeld in het eerste lid, bepalen zelf welke administraties, instellingen en organisaties uit hun bevoegdheidsdomein een advies moeten uitbrengen. De Vlaamse ministers, vermeld in het eerste lid, verlenen een vanuit hun bevoegdheidsdomein of -domeinen gecoördineerd advies.
De gecoördineerde adviezen, in voorkomend geval met inbegrip van de alsnog verschafte informatie, worden binnen zestig dagen na de datum van ontvangst van het ontwerp aan de minister toegezonden. Als binnen die termijn geen advies wordt verleend, wordt het als gunstig beschouwd.
§ 3. De minister legt het ontwerp samen met de uitgebrachte adviezen voor aan de Vlaamse Regering met het oog op de principiële vastlegging van het algemeen oppervlaktedelfstoffenplan.
§ 4. Over het principieel vastgelegde ontwerp van het algemeen oppervlaktedelfstoffenplan wordt een raadpleging van de bevolking georganiseerd. De raadpleging wordt uiterlijk één week voor het begin ervan aangekondigd in het Belgisch Staatsblad. De aankondiging wordt ook bekendgemaakt in het gemeentehuis en op de website van elke gemeente.
[2 Het principieel vastgelegde ontwerp kan worden geraadpleegd op de website van het departement, en kan ook bij het departement worden opgevraagd.
Binnen een termijn van zestig dagen vanaf het begin van de raadpleging kunnen met een brief of met een e-mail opmerkingen over het principieel vastgelegde ontwerp worden bezorgd aan het departement. Het adres daarvan wordt vermeld in de aankondiging van de raadpleging. De opmerkingen bevatten een duidelijke vermelding van de auteur en zijn adres en een verwijzing naar de specifieke titel of passage uit het principieel vastgelegde ontwerp waarop ze betrekking hebben.]2
§ 5. Samen met de raadpleging van de bevolking wordt het principieel vastgelegde ontwerp van het algemeen oppervlaktedelfstoffenplan ter advies voorgelegd aan de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen en aan de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen. De opmerkingen ingevolge de raadpleging van de bevolking en de adviezen van de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen en de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen worden verwerkt door [2 het departement]2, en kunnen aanleiding geven tot een aanpassing van het ontwerp van het algemeen oppervlaktedelfstoffenplan. [3 De minister legt het ontwerp samen met de opmerkingen en de uitgebrachte adviezen voor aan de Vlaamse Regering met het oog op de definitieve vastlegging van het algemeen oppervlaktedelfstoffenplan.]3.
§ 6. Het definitief algemeen oppervlaktedelfstoffenplan wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. Het kan in integrale vorm worden geraadpleegd op de website van [2 het departement]2.]1
----------
(1)<BVR 2015-02-27/09, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 18-04-2015>
(2)<BVR 2017-02-24/16, art. 61, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2017>
(3)<BVR 2017-10-20/09, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 01-12-2017>
Afdeling 2. [1 - De oppervlaktedelfstoffennota's.]1
----------
(1)
Art. 2bis.
<Opgeheven bij BVR 2015-02-27/09, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 18-04-2015>
Art. 2ter.
<Opgeheven bij BVR 2015-02-27/09, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 18-04-2015>
Art. 2quater.
<Opgeheven bij BVR 2015-02-27/09, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 18-04-2015>
Art. 2quinquies.
<Opgeheven bij BVR 2015-02-27/09, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 18-04-2015>
Art. 2sexies.
<Opgeheven bij BVR 2015-02-27/09, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 18-04-2015>
Art. 2septies.
<Opgeheven bij BVR 2015-02-27/09, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 18-04-2015>
Art. 2octies.
<Opgeheven bij BVR 2015-02-27/09, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 18-04-2015>
Art.3.[1 § 1. [2 Het departement]2, maakt per samenhangend oppervlaktedelfstoffengebied een voorontwerp van een oppervlaktedelfstoffennota op en pleegt over elk voorontwerp overleg met de ontginningssector en de relevante administraties, instellingen en organisaties uit de [2 beleidsvelden]2 Economie, Ruimtelijke Ordening, Leefmilieu, Openbare Werken, Landbouw en Onroerend Erfgoed.
§ 2. [2 Het departement]2, legt het voorontwerp ter advies voor aan de Strategische Adviesraad voor Ruimtelijke Ordening. Tegelijkertijd maakt ze het voorontwerp ter informatie over aan de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen en aan de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen.
De Strategische Adviesraad voor Ruimtelijke Ordening maakt zijn advies over aan [2 het departement]2, binnen een door die afdeling gestelde redelijke termijn.
[2 Het departement]2, verwerkt het advies van de Strategische Adviesraad voor Ruimtelijke Ordening en maakt vervolgens een ontwerp van oppervlaktedelfstoffennota op.
§ 3. [2 Het departement]2, legt het ontwerp van oppervlaktedelfstoffennota, met inbegrip van het advies van de Strategische Adviesraad voor Ruimtelijke Ordening en de wijze waarop dit advies is verwerkt, voor aan de minister met het oog op de vastlegging ervan.
§ 4. Elke door de minister vastgelegde oppervlaktedelfstoffennota kan worden geraadpleegd op de website van [2 het departement]2, en kan bij [2 dat departemen]2 ook worden opgevraagd.]1
----------
(1)<BVR 2015-02-27/09, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 18-04-2015>
(2)<BVR 2017-02-24/16, art. 62, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2017>
Afdeling 3. [1 - Gewestelijk ruimtelijke uitvoeringsplannen op basis van een of meer oppervlaktedelfstoffennota's.]1
----------
(1)
Art.4.[1 De minister kan overeenkomstig artikel 7, § 1, van het decreet door middel van een agenderingsnota een vraag tot opname van zoekzones, vermeld in een of meer vastgelegde oppervlaktedelfstoffennota's, ter goedkeuring voorleggen aan de Vlaamse Regering met het oog op een startbeslissing voor de bestemming als ontginningsgebied via een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.
De agenderingsnota, vermeld in het eerste lid, bevat minstens de volgende elementen:
1° een motivering voor de agendering op basis van de vastgelegde oppervlaktedelfstoffennota of -nota's;
2° een situering van de plangebieden waarvoor een vraag tot opname wordt gesteld;
3° een beschrijving van de planningsprocessen en beleidsbeslissingen waaraan het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan uitvoering geeft, met, als de vraag tot opname betrekking heeft op een gebiedsgericht ruimtelijk planningsproces, de nadruk op de afbakeningsprocessen voor de natuurlijke en agrarische structuur;
4° een beschrijving van de relatie met andere planningsprocessen en beleidsbeslissingen, zowel op Vlaams als op provinciaal als op gemeentelijk niveau;
5° het kaderen van de bestemming van de plangebieden na ontginning binnen de geldende beleidskaders voor dit gebied;
6° een beschrijving van de aandachtspunten en de te onderzoeken elementen die de basis moeten vormen van het voortraject en het plan-MER bij het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan;
7° een beschrijving van het reeds gepleegde overleg en van de wijze van overleg en besluitvorming in het verdere planproces.]1
----------
(1)<BVR 2015-02-27/09, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 18-04-2015>
HOOFDSTUK II. [1 - Periodieke evaluatie van het algemeen de oppervlaktedelfstoffenplan en de oppervlaktedelfstoffennota's.]1
----------
(1)
Art.5.[1 De minister evalueert het algemeen oppervlaktedelfstoffenplan en de oppervlaktedelfstoffennota's vijfjaarlijks. Die evaluatie kan aanleiding geven tot een herziening van het algemeen oppervlaktedelfstoffenplan en van de oppervlaktedelfstoffennota's.
De regels voor de totstandkoming van het algemeen oppervlaktedelfstoffenplan en de oppervlaktedelfstoffennota's zijn ook van toepassing op de herziening ervan.]1
----------
(1)<BVR 2015-02-27/09, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 18-04-2015>
HOOFDSTUK III. [1 - Vraaggestuurde ontginningsprojecten.]1
----------
(1)
Afdeling 1. [1 - Gewestelijk ruimtelijke uitvoeringsplannen op basis van vraaggestuurde ontginningsprojecten.]1
----------
(1)
Art.6.[1 Naast de informatie, vermeld in artikel 8, § 1, tweede lid, van het decreet, bevat het verzoek tot het starten van een vraaggestuurd ontginningsproject minstens ook de volgende schriftelijke informatie:
1° de administratieve gegevens van de indiener van het verzoek;
2° een beschrijving van het juridische en het beleidskader dat geldt in het projectgebied, met in het bijzonder een weergave van de planologische en andere gebiedscategorieën waaronder het projectgebied valt;
3° een lijst van de eigenaars van de onroerende goederen in het projectgebied en hun adres, op basis van kadastrale en andere beschikbare gegevens;
4° een inschatting van de ontginbare hoeveelheden oppervlaktedelfstoffen in het projectgebied en van de technische kwaliteit ervan;
5° in voorkomend geval, een beschrijving van de eventuele relatie met goedgekeurde oppervlaktedelfstoffennota's;
6° een beschrijving van de planningsprocessen en beleidsbeslissingen waaraan het project uitvoering geeft, met, als de vraag tot opname betrekking heeft op een gebiedsgericht ruimtelijk planningsproces, de nadruk op de afbakeningsprocessen voor de natuurlijke en agrarische structuur;
7° een beschrijving van de relatie met andere planningsprocessen en beleidsbeslissingen, zowel op Vlaams als op provinciaal als op gemeentelijk niveau;
8° het kaderen van de bestemming van het projectgebied na ontginning binnen de geldende beleidskaders voor dit gebied, met desgevallend een voorstel van nabestemming en van eigendoms- en beheersituatie in het projectgebied;
9° een beschrijving van de aandachtspunten, de te onderzoeken elementen en de op strategisch niveau te onderzoeken alternatieven die de basis moeten vormen van het voortraject en het plan-MER bij het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan;
10° een beschrijving van het overleg dat al met de betrokken actoren in het projectgebied is gepleegd.]1
----------
(1)<BVR 2015-02-27/09, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 18-04-2015>
Art. 6bis.[1 § 1. Als artikel 8, § 1, vijfde lid, van het decreet niet van toepassing is, beslist de minister binnen een termijn van negentig dagen vanaf de datum van de ontvangst van een volledig bevonden verzoek, of het verzoek in overeenstemming is met het oppervlaktedelfstoffenbeleid. De minister deelt aan de indiener van het verzoek zijn beslissing schriftelijk mee.
Als de minister beslist dat het verzoek in overeenstemming is met het oppervlaktedelfstoffenbeleid, bepaalt hij tegelijkertijd welke administraties, instellingen en organisaties deel zullen uitmaken van de projectbegeleidingsgroep, vermeld in paragraaf 2.
§ 2. Binnen een termijn van zestig dagen na de schriftelijke mededeling van de minister dat het verzoek in overeenstemming is met het oppervlaktedelfstoffenbeleid, [2 roept het departement]2, een projectbegeleidingsgroep samen, aangevuld met de betrokken lokale besturen en de indiener van het verzoek, met het oog op het vastleggen van de projectspecifieke richtlijnen voor het indienen van een eindvoorstel van een vraaggestuurd ontginningsproject.
Rekening houdend met de richtlijnen en de opmerkingen van de projectbegeleidingsgroep, kan de indiener van het verzoek een eindvoorstel van een vraaggestuurd ontginningsproject indienen bij de minister.
§ 3. De minister kan het eindvoorstel van een vraaggestuurd ontginningsproject voorleggen aan de Vlaamse Regering met het oog op het nemen van de startbeslissing, vermeld in artikel 8, § 1, derde lid, van het decreet.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2015-02-27/09, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 18-04-2015>
(2)<BVR 2017-02-24/16, art. 63, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2017>
Afdeling 2. [1 - Evaluatie en herziening van oppervlaktedelfstoffennota's naar aanleiding van vraaggestuurde ontginningsprojecten.]1
----------
(1)
Art. 6ter. [1 Als een ontginningsproject betrekking heeft op een samenhangend oppervlaktedelfstoffengebied waarvoor al een of meer oppervlaktedelfstoffennota's zijn goedgekeurd, evalueert de minister de betrokken oppervlaktedelfstoffennota's, hetzij in relatie tot het eindvoorstel van een vraaggestuurd ontginningsproject, hetzij in relatie tot het strategische of complexe project waarvan het ontginningsproject deel uitmaakt, voor hij het ontginningsproject voorlegt aan de Vlaamse Regering met het oog op het nemen van de startbeslissing, vermeld in artikel 8, § 1, van het decreet.
Als de evaluatie, vermeld in het eerste lid, aanleiding geeft tot een herziening van de betrokken oppervlaktedelfstoffennota's, herziet de minister die oppervlaktedelfstoffennota's nadat de Vlaamse Regering de startbeslissing heeft goedgekeurd. In voorkomend geval is artikel 3 hierop van toepassing.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2015-02-27/09, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 18-04-2015>
HOOFDSTUK IV. [1 - Overgangsbepaling.]1
----------
(1)
Art. 6quater. [1 De startbeslissingen die de Vlaamse Regering voor de inwerkingtreding van dit artikel heeft genomen met betrekking tot de opmaak van gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen voor het aanduiden van ontginningsgebieden in functie van de bevoorradingsverzekering van oppervlaktedelfstoffen, blijven hun geldigheid behouden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2015-02-27/09, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 18-04-2015>
TITEL III. - De natuurlijke samenstelling van de oppervlaktedelfstoffen en het certificaat van herkomst.
HOOFDSTUK I. - Natuurlijke samenstelling van oppervlaktedelfstoffen.
Art.7. § 1. Oppervlaktedelfstoffen die aan de natuurlijke samenstelling voldoen worden als niet verontreinigd bestempeld.
§ 2. Een oppervlaktedelfstof voldoet aan de natuurlijke samenstelling wanneer de gehalten van de zware metalen en metalloïden gelijk zijn aan of kleiner zijn dan één van de in § 3 berekende achtergronddrempels of behoren tot een vastgestelde lokaal verhoogde achtergrond.
§ 3. De achtergronddrempels voor Ni, Cr, Cu, Zn, Pb en As worden berekend aan de hand van de gemeten gehalten aan aluminium en ijzer, die in de tweede en derde kolom van onderstaande tabel worden ingevuld. De achtergronddrempels voor Cd en Hg zijn invariabel.
Achtergronddrempel berekend met Al-gehalte (ppm) | Achtergronddrempel berekend met Fe-gehalte (ppm) | Invariabele Achtergronddrempel (ppm) | |
Ni | 0,00058 Al + 25,8 | 0,00074 Fe + 32,0 | |
Cr | 0,00113 Al + 101,0 | 0,00138 Fe + 80,4 | |
Cu | 0,00026 Al + 11,1 | ||
Zn | 0,00105 Al + 58,0 | 0,00119 Fe + 66,0 | |
Pb | 0,00015 Al + 19,3 | ||
As | 0,00021 Fe + 22,7 | ||
Cd | 0,8 | ||
Hg | 2 |