13 MEI 2004. - Ordonnantie waarbij de bepalingen van de wet van 31 december 2003 houdende invoering van een eenmalige bevrijdende aangifte toepasselijk worden verklaard op de gewestelijke belastingen.
Art. 1-4
Artikel 1. Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 39 van de Grondwet.
Art.2. De gevolgen van een regelmatig gedane aangifte met toepassing van artikel 2 van de wet van 31 december 2003 houdende invoering van een eenmalige bevrijdende aangifte gelden, onder de voorwaarden opgelegd door de (genoemde) wet, eveneens voor gewestelijke belastingen, met inbegrip van belastingverhogingen, nalatigheidsinteresten en boetes die op die bedragen, kapitalen of roerende waarden verschuldigd zijn (of) hadden kunnen zijn, vóór de datum van indiening van de aangifte en alle bepalingen van de genoemde wet zijn van toepassing op de gewestelijke belastingen, met uitzondering van artikel 9. <Erratum, zie B.S. 02.07.2004, p. 53675>
Art.3. § 1. In afwijking van artikel 2 heeft de aangifte waarin dit artikel voorziet geen gevolgen voor de successierechten die (verschuldigd) zijn op sommen, kapitalen of roerende waarden die deel uitmaken van de nalatenschap van een Rijksinwoner of die geacht worden er deel van uit te maken, in de volgende gevallen : <Erratum, zie B.S. 02.07.2004, p. 53675>
1° de nalatenschap is opengevallen na 31 december 2002;
2° aangaande de vóór 1 januari 2003 opengevallen nalatenschap is geen aangifte van nalatenschap gedaan vóór 1 juni 2003 of binnen de termijn waarmee het bestuur vóór die datum schriftelijk heeft ingestemd.
§ 2. In afwijking van artikel 2 heeft de aangifte waarin dit artikel voorziet geen gevolgen voor de (registratierechten), waarvoor de gewesten krachtens artikel 3, 6° tot 8°, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten bevoegd zijn, die verschuldigd zijn op sommen, kapitalen of roerende waarden die voortkomen uit verrichtingen die na 1 juni 2003 werden geregistreerd of verplicht registreerbaar geworden zijn. <Erratum, zie B.S. 02.07.2004, p. 53675>
Art. 4. Deze ordonnantie heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2004.
Kondigen deze ordonnantie af, bevelen dat ze in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 13 mei 2004.
De Minister-Voorzitter Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing en Wetenschappelijk Onderzoek,
J. SIMONET
De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Openbare Werken, Vervoer, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp,
J. CHABERT
De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Werkgelegenheid, Economie, Energie en Huisvesting,
E. TOMAS
De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Ambtenarenzaken en Externe Betrekkingen,
G. VANHENGEL
De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Leefmilieu en Waterbeleid, Natuurbehoud, Openbare Netheid en Buitenlandse Handel,
D. GOSUIN.