Details





Titel:

2 DECEMBER 2004. - Besluit van de Waalse Regering tot uitvoering van het decreet van 11 maart 2004 betreffende de incentives om de milieubescherming en het duurzame energiegebruik te begunstigen (VERTALING). (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 30-12-2004 en tekstbijwerking tot 16-12-2022)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Begripsomschrijving en toepassingsveld.
Art. 1, 1/1
HOOFDSTUK II. - Incentives.
Afdeling 1. - Premie.
Art. 2, 2/1, 2/2, 2/3, 2/4, 3-18
Afdeling 2. - Vrijstelling van de onroerende voorheffing.
Art. 19-21
HOOFDSTUK III. - Opheffings-, overgangs- en slotbepalingen.
Art. 22-24



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1994027014  1994027015  1994027016  1994027017 





Artikels:

HOOFDSTUK I. - Begripsomschrijving en toepassingsveld.
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° "decreet" : het decreet van 11 maart 2004 betreffende de gewestelijke incentives om de milieubescherming en het duurzame energiegebruik te begunstigen;
  2° "Minister" : de Minister bevoegd voor Economie en K.M.O.'s;
  3° "onderneming" : de onderneming bedoeld in artikel 1, §§ 1 en 2, van het decreet [1 met inbegrip van de landbouwbedrijven]1;
  4° [1 "de middelgrote onderneming" : de in artikel 1, § 1, van het decreet bedoelde onderneming waarvan het tewerkstellingsbestand en de financiële drempels degene zijn die bedoeld worden in artikel 2.1. van [2 bijlage I bij Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard, hierna 'bijlage I bij Verordening (EU) nr. 651/2014']2 verklaard (hierna "de algemene groepsvrijstellingsverordening" genoemd), met uitsluiting van de kleine onderneming bedoeld in punt 5]1;
  5° [1 "de kleine onderneming" : de in artikel 1, § 1, van het decreet bedoelde onderneming waarvan het tewerkstellingsbestand en de financiële drempels degene zijn die bedoeld worden in artikel 2.2. van [2 bijlage I bij Verordening (EU) nr. 651/2014]2 en waarvan de zeer kleine onderneming deel uitmaakt die nader geïdentificeerd wordt in artikel 2.3 van dezelfde bijlage]1;
  6° "grote onderneming" : de onderneming bedoeld in artikel 1, § 2, van het decreet;
  7° "premie" : de incentive bedoeld in artikel 8, tweede lid, van het decreet;
  8° "vrijstelling van de onroerende voorheffing" : de incentive bedoeld in artikel 9 van het decreet;
  9° [6 "Administratie": de Waalse Overheidsdienst Economie, Tewerkstelling en Onderzoek;]6
   10° [6 "gemachtigd ambtenaar": de directeur-generaal, een inspecteur-generaal, een directeur, een eerste attaché of een attaché van de administratie, gedelegeerd op basis van artikel 3 van het besluit van de Waalse regering van 23 mei 2019 betreffende de overdrachten van bevoegdheden in de Waalse Overheidsdienst en onverminderd de artikelen 4 en 5 van genoemd besluit;]6
   11° [2 " NACE-BEL-code " : de nomenclatuur van economische activiteiten uitgewerkt door het Nationaal Instituut voor de Statistiek (NACE-BEL 2008) in een geharmoniseerd Europees kader, opgelegd bij Verordening (EEG) nr. 3037/90 van 9 oktober 1990 van de Raad betreffende de betreffende de statistische nomenclatuur van de economische activiteiten in de Europese Gemeenschap, gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 761/93 van de Commissie van 24 maart 1993, Verordening (EG) nr. 29/2002 van 19 december 2001, Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en van de Raad van 29 september 2003 en Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en van de Raad van 20 december 2006;]2
   12° [6 bedrijfszetel : vestigingseenheid als bedoeld in artikel I.2., 16°, van Boek I, van het Wetboek van economisch recht;]6
   13° [2 " energie uit hernieuwbare bronnen " : de energie omschreven in artikel 2, punt 109, van verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard;]2
   14° [2 " hernieuwbare energiebronnen " : de energiebronnen omschreven in artikel 2, punt 110, van Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard;]2
   15° [2 " hoogrenderende warmtekrachtkoppeling " : de warmtekrachtkoppeling omschreven in artikel 2, punt 107, van Verordening (EU) nr. 651/2014;]2
   16° [2 " Unienormen " : de normen omschreven in artikel 2, punt 102, van Verordening (EU) nr. 651/2014;]2
  17° "afvalstoffen" : de afvalstoffen bedoeld in artikel 2, 1°, van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen;
  [2 18° " aanvang van de werkzaamheden " : hetzij de aanvang van de bouwwerken i.v.m. de investering, hetzij de eerste juridisch dwingende verbintenis tot uitrustingsbestelling of elke andere verbintenis waarbij de investering onomkeerbaar wordt, al naar gelang van het voorval dat zich het eerst voordoet;]2
  [3 19° de aanvulling op de programmering "Wallonie - 2020.EU" : de uitvoering van de maatregel 4.2.1: "koolstofarm - Stimulering van de investering in de bestaande of de op te richten ondernemingen" van de aanvulling op de programmering van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, hierna "E.F.R.O." genoemd, overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EU) nr. 1301/2013 van het Europees parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en specifieke bepalingen met betrekking tot de doelstelling "Investeren in groei en werkgelegenheid", en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1080/2006;
   20° [4 de "audit AMURE": de globale energie-audit of de vereenvoudigde energieaudit bedoeld in artikel 2, enig lid, 12° en 12°/1, van het besluit van de Waalse Regering van 27 februari 2014 tot toekenning van toelagen aan de ondernemingen en aan de representatieve organisaties van ondernemingen ter verbetering van de energie-efficiëntie en ter bevordering van een rationeler energiegebruik in de privé-sector (AMURE);]4
   21° [5 voertuig: het motorvoertuig, het samenstel van voertuigen of aanhangwagen bedoeld of gebruikt, al dan niet gedeeltelijk, al dan niet uitsluitend, voor het vervoer over de weg van goederen en waarvan het maximaal toegestane totaalgewicht meer dan 3,5 ton bedraagt, met uitzondering van het motorvoertuig, het samenstel van voertuigen of aanhangwagen, gebruikt op beperkte manier op de openbare weg;]5]3
  [6 22° "besluit van de Waalse Regering van 1 december 2022" : het besluit van de Waalse regering van 1 december 2022 tot vaststelling van de ontwikkelingsgebieden en de regionale steunplafonds voor de periode 2022-2027.]6
  ----------
  (1)<BWG 2009-05-14/22, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 27-06-2009>
  (2)<BWG 2015-02-26/17, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
  (3)<BWG 2016-12-22/38, art. 1, 010; Inwerkingtreding : 01-04-2017>
  (4)<BWG 2018-09-13/15, art. 1, 012; Inwerkingtreding : 19-10-2018>
  (5)<BWG 2019-03-14/30, art. 1, 013; Inwerkingtreding : 13-05-2019>
  (6)<BWG 2022-12-01/07, art. 1, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

Art. 1/1.[1 De krachtens het decreet en dit besluit toegekende incentives verwijzen naar [2 Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard, hierna 'Verordening (EU) nr. 651/2014']2 ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2009-05-14/22, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 27-06-2009>
  (2)<BWG 2015-02-26/17, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 01-07-2014>

HOOFDSTUK II. - Incentives.
Afdeling 1. - Premie.
Art.2. De Minister of de gemachtigd ambtenaar kan een premie toekennen aan de onderneming :
  1° die voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 1, §§ 1 en 2, van het decreet, zoals nader bepaald in artikel 3;
  2° waarvan de activiteiten niet ressorteren onder de activiteitengebieden bedoeld in artikel 5 van het decreet, zoals nader bepaald in artikel 4;
  3° die de in artikel 5 bedoelde voorwaarden vervult;
  4° die een investeringsprogramma overlegt dat één of meerdere van de doelstellingen bedoeld in artikel 6 van het decreet nastreeft en gericht op investeringen :
  a) zoals bepaald in artikel 6;
  c) toegelaten overeenkomstig artikel 7;
  d) te verrichten in een bedrijfszetel die in het Waalse Gewest gevestigd is.

Art.2/1.[1 § 1. De Minister of de gemachtigde ambtenaar kan een premie, tegen 60 % gefinancierd ten laste van de Gewestbegroting en tegen 40 % ten laste van het E.F.R.O., toekennen in het kader van de aanvulling op de programmering "Wallonie - 2020.EU" aan de kleine of middelgrote onderneming die naast de voorwaarden bedoeld in artikel 2:
   1° een bedrijfszetel heeft, gelegen in het Waalse Gewest;
   2° een aansluitingsvermogen bezit dat gelijk is aan 56 kVA of meer;
   3° [2 een audit AMURE heeft laten uitvoeren]2 aan het einde waarvan adviezen die voor het beheer en de investeringen een substantiële vermindering van de energiefacturen tot gevolg hebben, in een verslag worden geformuleerd;
   4° een investeringsprogramma uitvoert waarvan de bestanddelen [2 bij de audit AMURE worden aanbevolen]2 bedoeld in punt 3, met als doel een doelstelling van energie-efficiëntie te bereiken overeenkomstig artikel 38 van Verordening (EU) nr.651/2014.
  [2 ...]2
   Het globale bedrag van de premie bedoeld in het eerste lid wordt vastgesteld op 40 % van de toegelaten investeringen.
   De Minister kan de toegelaten investeringen bepalen om, na raadpleging van de deskundigen, de doelstelling van energie-efficiëntie, bedoelt in het eerste lid, 4°, te bereiken.
   § 2. De Minister of de gemachtigde ambtenaar kan een premie, tegen 60 % gefinancierd ten laste van de Gewestbegroting en tegen 40 % ten laste van het E.F.R.O., toekennen in het kader van de aanvulling op de programmering "Wallonie - 2020.EU" aan de kleine of middelgrote onderneming die naast de voorwaarden bedoeld in artikel 2:
   1° een bedrijfszetel heeft, gelegen in het Waalse Gewest;
   2° een aansluitingsvermogen bezit dat gelijk is aan 56 kVA of meer;
   3° [2 een audit AMURE heeft laten uitvoeren]2 aan het einde waarvan adviezen die voor het beheer en de investeringen een substantiële vermindering van de energiefacturen tot gevolg hebben, in een verslag worden geformuleerd;
   4° [2 een investeringsprogramma uitvoert om energie uit hernieuwbare bronnen te produceren, overeenkomstig artikel 41 van Verordening (EU) nr. 651/2014, voor eigen verbruik, overeenkomstig de aanbevelingen van de audit AMURE, bedoeld in punt 3°.]2
  [2 Met uitzondering van investeringen met betrekking tot windenergie met een vermogen van minder dan 100 kWé en tot biomethanisering met een vermogen van minstens 10 kWé, heeft het investeringsprogramma bedoeld in het eerste lid, 4°, geen betrekking op technologieën die in aanmerking komen voor de groene certificaten bedoeld in artikel 2, 14°, van het decreet van 12 april 2001 betreffende de organisatie van de gewestelijke elektriciteitsmarkt.
   Het globale bedrag van de premie bedoeld in het eerste lid wordt vastgesteld op 55 % (vijfenvijftig procent) van de toegelaten investeringen.
   De minister kan, na overleg met deskundigen, de in aanmerking komende investeringen vastleggen met het oog op de productie van energie uit hernieuwbare bronnen, bedoeld in het eerste lid, 4°.]2
  [2 ...]2
   § 3. [2 Met uitzondering van het gebruik van toegestane financieringssteun, worden de in het eerste en in het tweede paragraaf bedoelde premies toegekend indien de kleine of middelgrote onderneming uitdrukkelijk afstand doet van enige andere gewestelijke steun of steunregeling, rechtstreeks of onrechtstreeks.]2
   [2 De kleine of middelgrote onderneming dient]2 één enkele aanvraag in voor de premies bedoeld in de paragrafen 1 of 2.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2016-12-22/38, art. 2, 010; Inwerkingtreding : 01-04-2017>
  (2)<BWG 2018-09-13/15, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 19-10-2018>

Art.2/2.
  <Opgeheven bij BWG 2018-09-13/15, art. 3, 012; Inwerkingtreding : 19-10-2018>

Art.2/3. [1 Art. 2/3. § 1. Met inachtneming van Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake bijstand voor plattelandsontwikkeling door het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad, kan de Minister of de gemachtigd ambtenaar een toeslag op de investeringspremie gefinancierd door ELFPO, die twee derde van de toegekende investeringspremie bedraagt en die op basis van het bedrag van de bij ELFPO in aanmerking komende investeringen berekend wordt, zonder de maximumbedragen bedoeld in Verordening (EU) nr. 651/2014 te overschrijden, aan de kleine onderneming toekennen :
   1° die voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 1, § 1, van het decreet, zoals nader bepaald in artikel 3;
   2° waarvan de activiteiten niet ressorteren onder de activiteitengebieden bedoeld in artikel 5 van het decreet ;
   3° die de voorwaarden bedoeld in artikel 5 vervult;
   4° die in een nieuwe biomethaniseringseenheid van tenminste 10kW investeert, waarvan de kosten redelijk zijn, in de zin van artikel 48, 2., e) van de Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 van de Commissie van 17 juli 2014 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het geïntegreerd beheers- en controlesysteem, plattelandsontwikkelingsmaatregelen en de randvoorwaarden ;
   5° die de investering bedoeld in 4° verwezenlijkt in een landelijk gebied beschouwd als een landelijke of semi-landelijke gemeente zoals bepaald op de kaart gevoegd bij dit besluit.
   In afwijking van 5°, wordt de investering, indien de kleine onderneming een landbouwer in de zin van artikel D.3, 4° van het Waalse Landbouwwetboek is, in een biomethaniseringseenheid verwezenlijkt :
   1° in een van de gemeenten vermeld bij dit besluit gevoegde kaart ;
   2° om de geproduceerde energie helemaal of gedeeltelijk te verkopen.
   De investeringen die voor de ELFPO toeslag in aanmerking komen zijn hoger dan of gelijk aan 25.000 euro en worden tot 7.000.000 euro beperkt.
   § 2. Komen niet in aanmerking voor de premietoeslag bedoeld in paragraaf 1 :
   1° de aankoop van grond en de kosten die ermee verbonden zijn;
   2° de bijkomende uitgaven met betrekking tot de investeringen in een biomethaniseringseenheid die hoger zijn dan 12° % van de totale kosten van de in aanmerking komende investering;
   3° de herstel- en onderhoudswerken;
   4° de aankoop van gebouwen zonder verbetering van de structuur;
   5° de investeringen met betrekking tot de kleinhandel of de groothandel, alsook de investeringen van de distributiesector en zijn dochterondernemingen;
   6° de investeringen met betrekking tot verfraaiing en vrijetijd ;
   7° de verhuur van gronden, gebouwen en materiaal.
   § 3. De Administratie stelt een lijst aanvragen van in paragraaf 1 bedoelde premietoeslagen op die voor een selectieperiode of per hergroepering over meerdere periodes in aanmerking komen. De datum waarop de premie toegekend wordt bepaalt de eerste selectieperiode waarop het dossier betrekking heeft.
   Als de fondsen ontoereikend zijn, wordt de begroting toegekend aan de dossiers in de volgorde van de lijst opgesteld in functie van hun notering, van de hoogste naar de laagste en in geval van samenloop in de noteringen, in functie van de indieningsdatum van de aanvraag.
   De selectieperiodes bedoeld in lid 1 lopen van 1 januari tot 31 maart, van 1 april tot 30 juni, van 1 juli tot 30 september en van 1 oktober tot 31 december.
   De notering bedoeld in lid 2 is op het volgende gebaseerd :
   1° werkgelegenheid;
   2° ligging ;
   3° innovatie ;
   4° de geïntegreerde aanpak met betrekking tot de geo-economische context ;
   5° het duurzame karakter van de investering.
   Op voorstel van de Administratie, en na goedkeuring van het opvolgingscomité opgericht overeenkomstig artikelen 47 en volgende van de Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad, bepaalt de Minister :
   1° de minimale notering om de goedkeuring van de premietoeslag mogelijk te maken ;
   2° de methode en selectiecriteria en hun notering. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2018-02-08/08, art. 3, 011; Inwerkingtreding : 10-03-2018>


Art.2/4.[1 § 1. De Minister of de gemachtigd ambtenaar kan een premie toekennen aan de onderneming die, naast de voorwaarden bedoeld in artikel 2:
   1° een investering uitvoert, namelijk het monteren van een aardgasaangedreven uitrusting op een voertuig waarvoor de verkeersbelasting in het Waals Gewest verschuldigd is;
   2° een bedrijfszetel heeft, gelegen in het Waalse Gewest.
   De toegelaten investeringen vertegenwoordigen 100 % van de prijs van de motorkit en de brandstoftank benodigd voor de uitrusting bedoeld in lid 1, 1°.
   Het globale bedrag van de premie bedoeld in lid 1 wordt vastgesteld op 30 % van de toegelaten investeringen voor kleine en middelgrote ondernemingen en op 15 % van de toegelaten investeringen voor grote ondernemingen.
   De Minister kan de toegelaten investeringen, bedoeld in lid 1, nader bepalen.
   § 2. De Minister of de gemachtigd ambtenaar kan een premie toekennen aan de onderneming die, naast de voorwaarden bedoeld in artikel 2:
   1° een investering uitvoert, namelijk de aankoop van een nieuw voertuig, aangedreven op samengedrukt aardgas (CNG) waarvoor de verkeersbelasting in het Waals Gewest verschuldigd is;
   2° een bedrijfszetel heeft, gelegen in het Waalse Gewest.
   De toegelaten investeringen worden beperkt tot 30 % van de prijs, met een maximumbedrag van 100.000 euro, van het nieuwe voertuig bedoeld in lid 1, 1°.
   Het globale bedrag van de premie bedoeld in lid 1 wordt vastgesteld op 50 % van de toegelaten investeringen voor kleine en middelgrote ondernemingen en op 40 % van de toegelaten investeringen voor grote ondernemingen.
   De Minister kan de toegelaten investeringen, bedoeld in lid 1, nader bepalen.
   § 3. De Minister of de gemachtigd ambtenaar kan een premie toekennen aan de onderneming die, naast de voorwaarden bedoeld in artikel 2:
   1° een investering uitvoert, namelijk de aankoop van een nieuw voertuig, aangedreven op vloeibaar gemaakt aardgas (LNG) waarvoor de verkeersbelasting in het Waals Gewest verschuldigd is;
   2° een bedrijfszetel heeft, gelegen in het Waalse Gewest.
   De toegelaten investeringen worden beperkt tot 40 % van de prijs, met een maximumbedrag van 120.000 euro, van het nieuwe voertuig bedoeld in lid 1,1°.
   Het globale bedrag van de premie bedoeld in lid 1 wordt vastgesteld op 50 % van de toegelaten investeringen voor kleine en middelgrote ondernemingen en op 40 % van de toegelaten investeringen voor grote ondernemingen.
   De Minister kan de toegelaten investeringen, bedoeld in lid 1, nader bepalen.
   § 4. In afwijking van artikel 15, § 1, lid 1, en § 2, lid 2, wordt de aanvraag tot vereffening van de premies bedoeld in de paragrafen 1 tot 3 ingediend binnen de drie maanden te rekenen van de datum van kennisgeving van de beslissing of binnen de drie maanden te rekenen van de datum van de laatste factuur waarmee de toegelaten investeringen voor de premies bedoeld in de paragrafen 1 tot 3 bewezen worden.
   De onderneming kan maximum dertig investeringen voorleggen.
   De facturen waarmee de toegelaten investeringen voor de premies bedoeld in de paragrafen 1 tot 3 bewezen worden, worden uiterlijk op [2 31 december 2022]2 uitgereikt.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2019-03-14/30, art. 2, 013; Inwerkingtreding : 13-05-2019>
  (2)<BWG 2022-09-15/01, art. 1, 014; Inwerkingtreding : 10-10-2022>

Art.3.In de zin van het decreet wordt verstaan onder :
  1° "personeelsbestand" : het jaargemiddelde van het aantal werknemers met een arbeidsovereenkomst in de bedrijfszetel waarop de aanvraag betrekking heeft, overeenstemmend met het aantal werkeenheden, berekend op grond van de multifunctionele aangiften bij de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid over de vier kwartalen die aan de indiening van de aanvraag voorafgaan;
  2° "jaaromzet" : de omzet betreffende het laatst afgesloten werkingsjaar over minstens twaalf maanden, dat aan de indiening van de aanvraag voorafgaat;
  3° "jaarbalanstotaal" : het totaal opgenomen in de balans betreffende het laatst afgesloten werkingsjaar over minstens twaalf maanden, dat aan de indiening van de aanvraag voorafgaat;
  4° "publieke participatiemaatschappijen" : de openbare investeringsmaatschappijen, namelijk de Federale Investeringsmaatschappij, de Gewestelijke Investeringsmaatschappijen en hun dochtermaatschappijen;
  5° (de "risicokapitaalmaatschappijen" : de investeringsmaatschappijen, natuurlijke personen of groepen natuurlijke personen met een regelmatige activiteit betreffende de investering in risicokapitaal die middelen, geïnvesteerd in de vorm van eigen middelen of semi-eigen middelen, ter beschikking van niet op de beurs genoteerde ondernemingen stellen voor zover de som van de investeringen van deze natuurlijke personen of groepen natuurlijke personen niet meer dan 1.250.000 euro bedraagt;) <BWG 2005-04-15/45, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
  6° "institutionele beleggers" : de banken, verzekeringsmaatschappijen, de beleggingsfondsen en de gewestelijke ontwikkelingsfondsen, en op voorwaarde dat die noch individueel noch samen een controle uitoefenen op de onderneming;
  7° [1 " universitaire instellingen " : de instellingen bedoeld in artikel 10 van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies en de onderzoekscentra bedoeld in artikel 10 van het decreet van 3 juli 2008 betreffende de steun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie in Wallonië;]1
  8° [1 " publiekrechtelijke rechtspersoon " : de publiekrechtelijke rechtspersoon die aan de vijf volgende criteria voldoet:
   a) door de overheid opgericht of erkend zijn;
   b) met een openbare dienst belast zijn;
   c) niet deel uitmaken van de rechterlijke of wetgevende macht;
   d) in haar werking gecontroleerd of bepaald worden door de overheid;
   e) dwingende beslissingen jegens derden kunnen nemen.]1
  Als het gaat om een nieuwe onderneming waarvan de rekeningen nog niet afgesloten zijn op de datum van indiening van de aanvraag, worden de gegevens bedoeld in het eerste lid, 2° en 3°, te goeder trouw geraamd in de loop van het boekjaar.
  De wijze waarop de werkeenheden bedoeld in het eerste lid, 1°, berekend worden kan nader bepaald worden door de Minister.
  ----------
  (1)<BWG 2015-02-26/17, art. 4, 009; Inwerkingtreding : 01-07-2014>

Art.4.[1 De activiteitendomeinen die krachtens artikel 5 van het decreet niet in aanmerking komen voor het voordeel van de premie worden nader bepaald ten opzichte van de sectoren of delen van sectoren opgenomen in de volgende afdelingen, klassen of subklassen:
   1° 05.100 tot 06.200 van de NACE-BEL-code;
   2° 07.210 van de NACE-BEL-code;
   3° 08.920 van de NACE-BEL-code;
   4° 09.100 van de NACE-BEL-code;
   5° 09.900 van de NACE-BEL-code voor de ondersteunende activiteiten verricht voor rekening van derden i.v.m. de winning van steenkool en bruinkool;
   6° 19.200 du Code NACE-BEL-code voor de vervaardiging van turfbriketten en de vervaardiging van steenkool- en bruikoolbriketten;
   7° 20.130 van de NACE-BEL-code voor de productie van verrijkt uranium en verrijkt thorium;
   8° 24.46 van de NACE-BEL-code;
   9° 35 van de NACE-BEL-code;
   10° 36 van de NACE-BEL-code;
   11° 38.12 van de NACE-BEL-code voor de verzameling van nucleair afval;
   12° 38.222 van de NACE-BEL-code voor de behandeling, de verwijdering en de opslag van radioactief kernafval, behalve als het gaat om de behandeling en de verwerking van radioactief overgangsafval van ziekenhuizen, dat tijdens het vervoer zal degenereren;
   13° 41.1 en de onroerende activiteiten opgenomen onder de Code 42 van de NACE-BEL-code;
   14° 59, met uitzondering van de klassen 59.11, 59.12 en de subklassen 59.202, 59.203 en 59.209 van de NACE-BEL-code;
   15° 60.10 van de NACE-BEL-code;
   16° 63.91 van de NACE-BEL-code;
   17° 64 tot 69 van de NACE-BEL-code;
   18° 71.11 van de NACE-BEL-code;
   19° 74.202 van de NACE-BEL-code;
   20° 75 van de NACE-BEL-code;
   21° 81.100 van de NACE-BEL-code;
   22° 85 tot 88 van de NACE-BEL-code;
   23° 90 tot 93, met uitzondering van de subklassen 91.041, 91.042 en 93.212 van de NACE-BEL-code alsook de uitbatingen van toeristische bezienswaardigheden;
   24° de grote distributie waarvan het hoofddoel de verkoop van goederen aan particulieren is.
   In afwijking van het eerste lid, 1, 9°, is de kleine onderneming die niet in handen is van een middelgrote onderneming die onder de energiesector ressorteert en die energie vanaf hernieuwbare bronnen produceert voor een onderneming of een collectiviteit, niet uitgesloten.
   De inhoud van de uitgesloten afdelingen, klassen en subklassen alsook de begrippen bedoeld in het eerste lid kunnen nader bepaald worden door de Minister.
   De verwijzing naar de NACE-BEL-code laat vermoeden dat de onderneming of het investeringsprogramma ervan aan de activiteitendomeinen toebehoort. De onderneming kan vaststellen dat de NACE-BEL-code die haar toegewezen wordt niet overeenstemt met haar activiteitendomein of gepland investeringsprogramma en dat ze stappen bij de Kruisbank van ondernemingen heeft ondernomen om één of meer andere codes toegewezen te krijgen.]1
  ----------
  (1)<BWG 2015-02-26/17, art. 5, 009; Inwerkingtreding : 01-07-2014>

Art.5.De onderneming die om het voordeel van de premie verzoekt, vervult de volgende voorwaarden :
  1° [2 op grond van een verklaring op erewoord van de verantwoordelijke van de onderneming bevestigen dat de onderneming voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 10 van het decreet; de Administratie kan de onderneming desgevallend verzoeken om de nodige stukken en bewijzen over te leggen als het dossier krachtens de regelgeving als in aanmerking komend erkend wordt;]2
  2° ze voldoet volgens de door de Minister bepaalde modaliteiten aan de bepalingen [2 van Boek III van het Wetboek van economisch recht van 28 februari 2013]2 [1 met uitzondering van de ondernemingen die op forfaitaire basis worden belast]1;
  [1 3° [2 geen onderneming in moeilijkheden zijn in de zin van artikel 2, punt 18, van verordening (EU) nr. 651/2014; ]2 ]1
  [1 4° ze moet niet het voorwerp uitmaken van een bevel tot recuperatie na een beslissing van de Europese Commissie waarin steun die zij ontvangen heeft met de [2 interne markt]2 onwettig en onverenigbaar wordt verklaard.]1
  [2 5° een premieaanvraag voor de aanvang van de werkzaamheden i.v.m. het investeringsprogramma indienen volgens de modaliteiten bedoeld in artikel 10.]2
  ----------
  (1)<BWG 2009-05-14/22, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 27-06-2009>
  (2)<BWG 2015-02-26/17, art. 6, 009; Inwerkingtreding : 01-07-2014>

Art.6.Bedoelde investeringsprogramma's zijn investeringen in materiële of immateriële vaste activa die geboekt moeten worden bij de balansactiva onder de rubriek "vaste activa" en die betrekking hebben op :
  1° installaties en uitrustingen om één of meer van de doelstellingen bedoeld in artikel 6 van het decreet te halen [1 met uitsluiting van de installaties en uitrustingen aangebracht op motorvoertuigen met een referentiemassa van 2 610 kg of minder]1;
  2° gronden en gebouwen indien ze absoluut noodzakelijk zijn om te voldoen aan één van de doestellingen bedoeld in artikel 6 van het decreet;
  3° de uitgaven i.v.m. de technologietransfer in de vorm van een octrooiverwerving van een exploitatievergunning of een vergunning voor gepatenteerde dan wel niet-gepatenteerde technische kennis waarvan de waarde bevestigd wordt door een bedrijfsrevisor en die aan de volgende voorwaarden voldoet :
  a) beschouwd worden als afschrijfbare activa;
  b) onder de marktvoorwaarden verworven worden bij een derde bij de onderneming;
  c) minstens vijf jaar na de beslissing tot toekenning van de premie geëxploiteerd worden en in de bedrijfszetel van de onderneming blijven, behalve als deze immateriële activa overeenkomen met duidelijk verouderde technieken.
  [3 ...]3
  [4 Wat betreft de investeringen ten gunste van hoogrenderende warmtekrachtkoppeling komen enkel de onlangs geïnstalleerde of gerenoveerde capaciteiten in aanmerking.]4
  ----------
  (1)<BWG 2008-05-29/30, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
  (2)<BWG 2008-05-29/30, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
  (3)<BWG 2009-05-14/22, art. 5, 006; Inwerkingtreding : 27-06-2009>
  (4)<BWG 2015-02-26/17, art. 7, 009; Inwerkingtreding : 01-07-2014>

Art.7.[1 § 1. Wat milieubescherming betreft, worden de toegelaten investeringen door het bestuur bepaald, overeenkomstig [2 de artikelen 36 en 37 van Verordening (EU) nr. 651/2014]2.
   Wat duurzaam energiegebruik betreft, worden de toegelaten investeringen door het bestuur bepaald, overeenkomstig [2 de artikelen 38, 40 en 41 van Verordening (EU) nr. 652014]2, na aftrek van de waarde van de groene certificaten waarop de onderneming aanspraak zal kunnen maken gedurende vijf jaar na de investering.
   § 2. Om de toegelaten investeringen te bepalen, kan het bestuur het advies van deskundigen of laboratoria vragen.
   De modaliteiten voor de berekening van de toegelaten investeringen kunnen door de Minister nader bepaald worden na overleg met deskundigen of laboratoria.
   § 3. [4 De minimale drempel van de in aanmerking komende investeringen wordt vastgesteld op 25.000 euro voor grote ondernemingen en op 20.000 euro voor kleine en middelgrote ondernemingen.]4]1
  ----------
  (1)<BWG 2009-05-14/22, art. 6, 006; Inwerkingtreding : 27-06-2009>
  (2)<BWG 2015-02-26/17, art. 8, 009; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
  (3)<BWG 2016-12-22/38, art. 4, 010; Inwerkingtreding : 01-04-2017>
  (4)<BWG 2018-09-13/15, art. 4, 012; Inwerkingtreding : 19-10-2018>

Art.8.§ 1. Wat betreft de investeringen die een kleine of middelgrote onderneming voor de milieubescherming verricht, wordt het globale bedrag van de premie en van de vrijstelling van de onroerende voorheffing vastgelegd op een percentage van de toegelaten investeringen, meer bepaald :
  1° [1 30 %]1 voor investeringen die toelaten om de [5 Unienormen]5 te overschrijden;
  2° [1 35 %]1 in het geval bedoeld in 1° en op voorwaarde dat ze ISO 14001 gecertificeerd is;
  3° [1 40 %]1 in het geval bedoeld in 1° en op voorwaarde dat ze EMAS gecertificeerd is;
  4° [4 15 % voor de kleine onderneming of 10 % voor de middelgrote onderneming in geval van toegelaten investeringen, waarbij een vervroegde aanpassing aan de toekomstige [5 Unienormen]5 mogelijk wordt gemaakt, op voorwaarde dat de investeringen uitgevoerd of beëindigd worden sinds meer dan drie jaar vóór de datum van inwerkingtreding van de norm;]4
  [4 5° 10 % voor de kleine onderneming in geval van toegelaten investeringen, waarbij een vervroegde aanpassing aan de toekomstige [5 Unienormen]5 mogelijk wordt gemaakt, op voorwaarde dat de investeringen uitgevoerd of beëindigd worden tussen één en drie jaar vóór de datum van inwerkingtreding van de norm.]4
  § 2. Wat betreft de investeringen die een grote onderneming voor de milieubescherming verricht, wordt het globale bedrag van de premie en van de vrijstelling van de onroerende voorheffing dat betrekking heeft op deze investeringen, vastgelegd op een percentage van de toegelaten investeringen, meer bepaald :
   1° 15 % voor investeringen die toelaten om de [5 Unienormen]5 te overschrijden;
   2° 17,5 % in het geval bedoeld in 1° en op voorwaarde dat ze ISO 14001 gecertificeerd is;
   3° 20 % in het geval bedoeld in 1° en op voorwaarde dat ze EMAS gecertificeerd is.
  [5 De percentages bedoeld in het eerste lid, 1° tot 3°, kunnen verhoogd worden met een bonus die berekend wordt als volgt:
   1° 5 % indien de grote onderneming gevestigd is in één van de ontwikkelingszones bedoeld in [6 artikel 2, van het besluit van de Waalse Regering van 1 december 2022]6;
   2° 10 % indien de grote onderneming gevestigd is in één van de ontwikkelingszones bedoeld in [6 artikel 2, van het besluit van de Waalse Regering van 1 december 2022]6.]5
  § 3.[4 ...]4
  ----------
  (1)<BWG 2008-05-29/30, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 16-06-2008>
  (4)<BWG 2009-05-14/22, art. 7, 006; Inwerkingtreding : 27-06-2009>
  (5)<BWG 2015-02-26/17, art. 9, 009; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
  (6)<BWG 2022-12-01/07, art. 2, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

Art.9.§ 1. Wat betreft de investeringen verricht door een kleine of middelgrote onderneming om het energieverbruik te verminderen tijdens het productieproces, wordt het globale bedrag van de premie en van de vrijstelling van de onroerende voorheffing dat betrekking heeft op de investeringen vastgelegd [5 respectievelijk op 40 % en op 30 %]5 van de toegelaten investeringen [1 ...]1.
  Wat betreft de investeringen verricht door een grote onderneming om het energieverbruik te verminderen tijdens het productieproces wordt het globale bedrag van de premie en van de vrijstelling van de onroerende voorheffing dat betrekking heeft op de investeringen vastgelegd op 20 % van de toegelaten investeringen [3 ...]3.
  § 2. Wat betreft de [8 in artikel 41, punt 6., a) en b), van Verordening (EU) nr. 651/2014 bedoelde]8 investeringen verricht door een kleine of middelgrote onderneming om energie uit hernieuwbare energiebronnen te ontwikkelen, wordt het globale bedrag van de premie en van de vrijstelling van de onroerende voorheffing dat betrekking heeft op de investeringen vastgelegd op [2 50 %]2 van de toegelaten investeringen [1 ...]1 [5 en niet hoger zijn dan een anderhalf miljoen euro voor de in artikel 4, tweede lid, bedoelde onderneming over een periode van vier jaar]5.
  Wat betreft de [8 in artikel 41, punt 6., a) en b), van Verordening (EU) nr. 651/2014 bedoelde]8 investeringen verricht door een grote onderneming om energie uit hernieuwbare energiebronnen te ontwikkelen, wordt het globale bedrag van de premie en van de vrijstelling van de onroerende voorheffing dat betrekking heeft op de investeringen vastgelegd op 20 % van de toegelaten investeringen [3 ...]3.
  [6 In afwijking van de leden 1 en 2 wordt het globale bedrag van de premie en de vrijstelling van de onroerende voorheffing voor de investeringen in de fotovoltaïsche sector met een eenheidsvermogen lager dan 10 KW en de windenergie met een eenheidsvermogen hoger dan 1 000 KW vastgesteld op 0 percent van de toegelaten investeringen.]6
  § 3. Wat betreft de investeringen verricht door een kleine of middelgrote onderneming om [5 hoogrenderende warmtekrachtkoppeling]5 te ontwikkelen, wordt het globale bedrag van de premie en van de vrijstelling van de onroerende voorheffing dat betrekking heeft op de investeringen vastgelegd op [2 50 %]2 van de toegelaten investeringen [1 ...]1 [5 en niet hoger zijn dan een anderhalf miljoen euro voor de in artikel 4, tweede lid, bedoelde onderneming over een periode van vier jaar]5.
  Wat betreft de investeringen verricht door een grote onderneming om [5 hoogrenderende warmtekrachtkoppeling]5 te ontwikkelen, wordt het globale bedrag van de premie en van de vrijstelling van de onroerende voorheffing dat betrekking heeft op de investeringen vastgelegd op 20 % van de toegelaten investeringen [3 ...]3.
  [7 In afwijking van de leden 1 en 2 wordt het globale bedrag van de premie en de vrijstelling van de onroerende voorheffing voor de investeringen die de ontwikkeling van fossiele warmtekrachtkoppeling met een eenheidsvermogen hoger dan 1 000 KW mogelijk maken, in vaste biomassa-warmtekrachtkoppeling met een eenheidsvermogen hoger dan 5 000 KW, in vloeibare biomassa-warmtekrachtkoppeling door een onderneming en in vaste biomassa-warmtekrachtkoppeling met een vermogen hoger dan 1 000 KW door een grote onderneming vastgesteld op 0 percent van de toegelaten investeringen.]7
  [4 § 4. [8 De percentages bedoeld in paragraaf 2, tweede lid, en in paragraaf 3, tweede lid, kunnen verhoogd worden met een bonus die berekend wordt als volgt:
   1° 5 % indien de grote onderneming gevestigd is in één van de ontwikkelingszones bedoeld in [9 artikel 2, van het besluit van de Waalse Regering van 1 december 2022]9;
   2° 10 % indien de grote onderneming gevestigd is in één van de ontwikkelingszones bedoeld in [9 artikel 2, van het besluit van de Waalse Regering van 1 december 2022]9.]8 ]4
  ----------
  (1)<BWG 2008-05-29/30, art. 7, 004; Inwerkingtreding : 16-06-2008>
  (2)<BWG 2008-05-29/30, art. 8, 004; Inwerkingtreding : 16-06-2008>
  (3)<BWG 2008-05-29/30, art. 9, 004; Inwerkingtreding : 16-06-2008>
  (4)<BWG 2008-05-29/30, art. 10, 004; Inwerkingtreding : 16-06-2008>
  (5)<BWG 2009-05-14/22, art. 8, 006; Inwerkingtreding : 27-06-2009>
  (6)<BWG 2013-07-18/20, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 26-08-2013>
  (7)<BWG 2013-07-18/20, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 26-08-2013>
  (8)<BWG 2015-02-26/17, art. 10, 009; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
  (9)<BWG 2022-12-01/07, art. 3, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

Art.10.[1 De onderneming richt een premieaanvraag aan de Administratie voor de aanvang van de werkzaamheden i.v.m. het investeringsprogramma.
   De premieaanvraag, waarvan het model door de Administratie bepaald wordt, bevat op zijn minst de volgende gegevens :
   1° de naam en de omvang van de onderneming;
   2° een omschrijving van het investeringsprogramma, met inbegrip van de aanvang- en einddatum ervan;
   3° de plaatsbepaling van het investeringsprogramma;
   4° de lijst van de kosten van het investeringsprogramma;
   5° het type steun en het bedrag van de nodige openbare financiering om het investeringsprogramma door te voeren.
   De Administratie bericht ontvangst van de premieaanvraag binnen vijftien dagen na ontvangst ervan en bepaalt de datum waarop het investeringsprogramma in aanmerking genomen wordt, met name de datum van verzending van de aanvraag.
   Binnen zes maanden, met ingang op de datum van bericht van ontvangst bedoeld in het derde lid, richt de onderneming aan de Administratie een dossier op basis van een type-formulier dat door de Administratie bepaald wordt.
   De termijn bedoeld in het vierde lid kan op voorafgaand verzoek van de onderneming of om behoorlijk gegronde redenen door de Minister of de gemachtigd ambtenaar verlengd worden.]1
  (Indien de Minister van mening is dat het bestuur de gegevens die noodzakelijk zijn voor de behandeling van de aanvraag rechtstreeks bij de authentieke bronnen kan krijgen, wordt de onderneming ervan vrijgesteld ze aan het bestuur over te maken.) <BWG 2006-02-09/34, art. 23, 003; Inwerkingtreding : 03-03-2006>
  [3 Voor de premies bedoeld in artikel 2/1, dient de kleine of middelgrote onderneming een premie-aanvraag, bedoeld in het eerste lid, in bij de administratie binnen 24 maanden na het auditrapport AMURE, zoals bedoeld in artikel 2/1, § 1, eerste lid, 3°, en § 2, eerste lid, 3°.]3
  ----------
  (1)<BWG 2015-02-26/17, art. 11, 009; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
  (2)<BWG 2016-12-22/38, art. 5, 010; Inwerkingtreding : 01-04-2017>
  (3)<BWG 2018-09-13/15, art. 5, 012; Inwerkingtreding : 19-10-2018>

Art.11.Het bestuur kan de onderneming binnen drie maanden na de datum van ontvangst van het dossier verzoeken om de ontbrekende gegevens en haar een termijn van één maand toestaan om het dossier te vervolledigen.
  Indien de onderneming de door het bestuur aangevraagde gegevens niet binnen een maand heeft meegedeeld, wordt ze bij aangetekend schrijven verwittigd dat ze over een nieuwe termijn van één maand beschikt. Na afloop van die termijn beslist de Minister of de gemachtigd ambtenaar de premie te weigeren. De onderneming wordt door het bestuur bij aangetekend schrijven (of op enige andere wijze waarbij een vaststaande datum aan de zending wordt verleend) in kennis gesteld van de beslissing. <BWG 2006-02-09/34, art. 24, 003; Inwerkingtreding : 03-03-2006>
  [1 Indien de onderneming niet voldoet aan de voorwaarde bedoeld in [2 artikel 5, 3°]2, volgens het geval, beslist de Minister of de gemachtigd ambtenaar de premieaanvraag op te schorten. De onderneming wordt door het bestuur bij aangetekend schrijven (of op enige andere wijze waarbij een vaststaande datum aan de zending wordt verleend) in kennis gesteld van de beslissing. De beslissing heeft uitwerking vanaf de datum waarop ze naar de onderneming verstuurd wordt en heeft geen gevolg meer vanaf de datum van ontvangst door het bestuur van een nieuwe financiële toestand betreffende één van de twee volgende boekjaren, waaruit blijkt dat de onderneming voldoet aan de bovenvermelde voorwaarde.]1
  [1 ...]1
  Indien de onderneming binnen een vierentwintig maanden [1 na de betekening van de beslissing tot opschorting van de premieaanvraag bedoeld in het derde lid, een nieuwe financiële toestand overlegt]1, beslist de Minister of de gemachtigd ambtenaar de premie te weigeren. De onderneming wordt door het bestuur bij aangetekend schrijven (of op enige andere wijze waarbij een vaststaande datum aan de zending wordt verleend) in kennis gesteld van de beslissing. <BWG 2006-02-09/34, art. 24, 003; Inwerkingtreding : 03-03-2006>
  ----------
  (1)<BWG 2009-05-14/22, art. 10, 006; Inwerkingtreding : 27-06-2009>
  (2)<BWG 2015-02-26/17, art. 12, 009; Inwerkingtreding : 01-07-2014>

Art.12. <Opgeheven bij BWG 2009-05-14/22, art. 11, 006; Inwerkingtreding : 27-06-2009>

Art.13.Het investeringsprogramma vangt aan binnen een termijn van zes maanden vanaf de datum bedoeld in artikel 10, [1 derde lid]1, waarop het in overweging wordt genomen en wordt uitgevoerd binnen een termijn van vier jaar, die op diezelfde datum ingaat.
  De Minister of de gemachtigd ambtenaar kan de termijnen bedoeld in het eerste lid verlengen op behoorlijk gerechtvaardigd verzoek van de onderneming.
  ----------
  (1)<BWG 2015-02-26/17, art. 13, 009; Inwerkingtreding : 01-07-2014>

Art.14.[3 Behalve voor de premies bedoeld [4 in artikelen 2/1 en 2/4]4, binnen]3 vier maanden [1 na ontvangst van het dossier bedoeld in [2 artikel 10, vierde lid]2, van de ontbrekende inlichtingen bedoeld in artikel 11, tweede lid, of van de nieuwe financiële toestand bedoeld in artikel 11, derde lid]1, beslist de Minister of de gemachtigd ambtenaar de premie toe te toekennen via een overeenkomst bevattende o.a. :
  1° de bepalingen betreffende het bedrag van de premie en de vrijstelling van de onroerende voorheffing;
  2° het investeringsprogramma;
  3° de begin- en einddatum van het investeringsprogramma;
  4° de door het investeringsprogramma te halen doelstellingen inzake milieubescherming of duurzaam energiegebruik.
  [3 Voor de premies bedoeld [4 in artikelen 2/1 en 2/4]4, binnen vier maanden na ontvangst van het dossier bedoeld in artikel 10, vierde lid, van de ontbrekende inlichtingen bedoeld in artikel 11, tweede lid, of van de nieuwe financiële toestand bedoeld in artikel 11, derde lid, beslist de Minister of de gemachtigd ambtenaar de premie toe te toekennen en geeft hij er kennis van.]3
  ----------
  (1)<BWG 2009-05-14/22, art. 12, 006; Inwerkingtreding : 27-06-2009>
  (2)<BWG 2015-02-26/17, art. 14, 009; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
  (3)<BWG 2016-12-22/38, art. 6, 010; Inwerkingtreding : 01-04-2017>
  (4)<BWG 2019-03-14/30, art. 3, 013; Inwerkingtreding : 13-05-2019>

Art.15.[1 § 1. Indien het goedgekeurde investeringsprogramma 250.000 euro of minder bedraagt, dient de onderneming een aanvraag tot betaling van de premie in uiterlijk binnen vijf jaar, te rekenen van de datum waarop het investeringsprogramma bedoeld in artikel 10, [3 derde lid]3, in aanmerking genomen wordt.
   Om de betaling te verkrijgen, moet de onderneming :
   1° haar investeringsprogramma volledig uitgevoerd en betaald hebben;
   2° het bewijs leveren van de naleving van de fiscale en sociale wetgevingen en regelgevingen;
   3° voldoen aan de wetgeving en de regelgeving betreffende het leefmilieu;
   4° wanneer de overeenkomst bedoeld in artikel 14 in dergelijke doelstellingen voorziet, de effecten van het investeringsprogramma ten gunste van het duurzame energiegebruik bereikt hebben; die effecten zullen worden onderzocht [2 door deskundigen of door laboratoria]2;
   5° wanneer de overeenkomst bedoeld in artikel 14 in dergelijke doelstellingen voorziet, de effecten van het investeringsprogramma ten gunste van de milieubescherming bereikt hebben; die effecten zullen worden onderzocht [2 door deskundigen of door laboratoria]2;
  [2 6° de voorwaarden bedoeld in [3 artikel 5, 3°]3, volgens het geval en 4° naleven.]2
   § 2. Indien het goedgekeurde investeringsprogramma meer dan 250.000 euro bedraagt, dient de onderneming een aanvraag tot betaling van een eerste schijf van 50 % van de investeringspremie in, samen met het bewijs :
   1° van de uitvoering en de betaling van 50 % van het investeringsprogramma of met een bij de administratie verkrijgbaar type-attest dat waar en oprecht verklaard is door een bedrijfsrevisor, een expert-boekhouder of een erkende boekhouder;
   2° van de naleving van de fiscale en sociale wetgevingen en regelgevingen.
   Indien het goedgekeurde investeringsprogramma uitgevoerd en betaald is, dient de onderneming een aanvraag tot betaling van het saldo van de premie in uiterlijk binnen vijf jaar, te rekenen van de datum waarop het investeringsprogramma bedoeld in artikel 10, [3 derde lid]3, in aanmerking genomen wordt, samen met het bewijs :
   1° van de uitvoering en de betaling van het volledige investeringsprogramma;
   2° van de naleving van de fiscale en sociale wetgevingen en regelgevingen;
   3° van de naleving van de wetgeving en de regelgeving betreffende het leefmilieu;
   4° wanneer de overeenkomst bedoeld in artikel 14 voorziet in dergelijke doelstellingen, dat ze de effecten van het investeringsprogramma bereikt hebben ten gunste van het duurzame energiegebruik; die effecten zullen worden onderzocht [2 door deskundigen of door laboratoria]2;
   5° wanneer de overeenkomst bedoeld in artikel 14 in dergelijke doelstellingen voorziet, dat ze de effecten van het investeringsprogramma ten gunste van de milieubescherming bereikt hebben; die effecten zullen worden onderzocht [2 door deskundigen of door laboratoria]2;
  [2 6° de voorwaarden bedoeld in [3 artikel 5, 3°]3, volgens het geval en 4° naleven.]2
   § 3. Bij gebrek aan bewijs van de naleving van de wetgevingen en regelgevingen, alsook van de doelstellingen bedoeld in de §§ 1 of 2, al naar gelang van het geval, neemt de Minister of de afgevaardigde ambtenaar een beslissing waarbij de betaling van de premie opgeschort wordt. De administratie geeft de onderneming kennis van die beslissing bij aangetekend schrijven of via elke modaliteit die een vaste datum aan de verzending verleent en gelast haar te voldoen aan de wetgevingen en regelgevingen bedoeld in de §§ 1, tweede lid, 2° en 3°, of 2, eerste lid, 2°, of 2, tweede lid, 2° en 3°, alsook aan de doelstellingen bedoeld in de §§ 1, 4° en 5°, of 2, tweede lid, 4° en 5°, met inachtneming van de modaliteiten en de termijnen overeengekomen met de bevoegde administratie.
   Indien de onderneming na afloop van de termijnen bedoeld in het eerste lid (maximum vierentwintig maanden) niet het bewijs geleverd heeft van de naleving van de wetgevingen en regelgevingen bedoeld in de §§ 1, tweede lid, 2° en 3°, of 2, eerste lid, 2°, of 2, tweede lid, 2° en 3°, alsook van de doelstellingen bedoeld in de §§ 1, 4° en 5°, of 2, tweede lid, 4° en 5°, gaat de Minister of de afgevaardigde ambtenaar over tot de intrekking van de beslissing tot toekenning van de premie en geeft de administratie de onderneming kennis van de intrekking bij aangetekend schrijven of via elke modaliteit die een vaste datum aan de verzending verleent. Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 16, verrekent de administratie de premie overeenkomstig de bepalingen van artikel 17.]1
  [2 § 4. De in artikel 4, tweede lid, bedoelde voorwaarden moeten nageleefd worden door de kleine onderneming tot de uitbetaling van de premie.]2
  ----------
  (1)<BWG 2009-05-07/02, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 07-06-2009>
  (2)<BWG 2009-05-14/22, art. 13, 006; Inwerkingtreding : 27-06-2009>
  (3)<BWG 2015-02-26/17, art. 15, 009; Inwerkingtreding : 01-07-2014>

Art.16.De Minister kan de beslissing tot toekenning van de premie handhaven :
  1° als de voorwaarden bedoeld in artikel 12 van het decreet of bepaald bij de overeenkomst niet vervuld zijn in een geval van overmacht zoals omschreven in artikel 16, eerste lid, 1°, van het decreet;
  2° in de gevallen bedoeld in artikel 16, eerste lid, 2°, van het decreet op voorwaarde :
  a) dat de onderneming haar economische activiteit in het Waalse Gewest voortzet;
  b) dat de premie en de desbetreffende investeringen naar de nieuwe rechtsentiteit overgedragen worden met handhaving van de overeenkomstvoorwaarden waaronder ze toegekend werden;
  [1 3° in geval van voorafgaande aanvraag van de onderneming met betrekking tot de afstand van de investeringen of de wijziging van de bestemming of van de gebruiksvoorwaarden ervan, bedoeld in artikel 16, lid 1, 3°, van het decreet.]1
  ----------
  (1)<BWG 2019-03-14/30, art. 4, 013; Inwerkingtreding : 13-05-2019>

Art.17.In geval van intrekking van de investeringspremie en van de vrijstelling van de onroerende voorheffing worden die incentives op initiatief van het bestuur door alle rechtsmiddelen teruggevorderd.
  [1 Bij een gedeeltelijke intrekking van de beslissing tot toekenning van de investeringspremie, die plaatsvindt voor de vereffening van de gehele premie, wordt het niet-verschuldigd deel van de investeringspremie, voor zover deze niet hoger is dan het te vereffenen restsaldo, afgetrokken van de vereffening van één of meerdere toekomstige schijven.
   In de gevallen waarin de feiten die aanleiding geven tot terugvordering niet hun oorsprong vinden in een fout of een vrijwillige daad van de onderneming of haar aandeelhouders, kan de Minister of de gemachtigd ambtenaar toelaten dat de incentives behouden worden ter hoogte van de verhouding tussen het aantal jaren van werkelijk gebruik van het aan genoemde incentive onderworpen goed en het in artikel 12 van het decreet voorziene aantal jaren zonder dat er evenwel minder dan drie jaar verstreken mogen zijn sinds het einde van de uitvoering van de investering tot de dag waarop de gebeurtenis plaatsvindt die de intrekking van de incentive verantwoordt.
   De Minister of de gemachtigd ambtenaar kan van de gehele of gedeeltelijke terugvordering van de investeringspremie afzien wanneer de kost van deze terugvordering hoger dreigt te zijn dan het terug te vorderen bedrag.]1
  ----------
  (1)<BWG 2019-03-14/30, art. 5, 013; Inwerkingtreding : 13-05-2019>

Art.18. Het bestuur [1 kan controle uitoefenen]1 binnen de onderneming zodra ze het in artikel 10 bedoelde bericht van ontvangst van haar aanvraag heeft ontvangen.
  ----------
  (1)<BWG 2009-05-14/22, art. 14, 006; Inwerkingtreding : 27-06-2009>

Afdeling 2. - Vrijstelling van de onroerende voorheffing.
Art.19. De Minister of de gemachtigd ambtenaar kan overeenkomstig artikel 9, eerste lid, van het decreet, de vrijstelling van de onroerende voorheffing toestaan aan de onderneming die de in artikel 2 bedoelde voorwaarden vervult.

Art.20. De onderneming verzoekt om het voordeel van de vrijstelling van de onroerende voorheffing volgens de procedure bedoeld in de artikelen 11 tot 14.
  De duur van de vrijstelling wordt nader bepaald in de overeenkomst bedoeld in artikel 14, tweede lid, rekening houdende met de beperkingen vastgelegd in artikel 9, tweede en derde lid, van het decreet.
  Het bevoegde bestuur wordt in kennis gesteld van elke beslissing tot vrijstelling van de onroerende voorheffing.

Art.21. Als de voorwaarden van toekenning van de vrijstelling niet vervuld zijn, beslist de Minister of de gemachtigd ambtenaar de vrijstelling van de onroerende voorheffing nietig te verklaren. De onderneming en het bevoegde bestuur worden daarvan door het bestuur in kennis gesteld.

HOOFDSTUK III. - Opheffings-, overgangs- en slotbepalingen.
Art.22. Opgeheven worden :
  1° het besluit van de Waalse Regering van 16 september 1993 tot inwerkingstelling van een bijzonder beleid inzake hernieuwbare energieën in het kader van de artikelen 5 en 5bis van de wet van 30 december 1970 betreffende de economische expansie, zoals gewijzigd bij het decreet van 25 juni 1992;
  2° het besluit van de Waalse Regering van 16 september 1993 tot inwerkingstelling van een bijzonder beleid inzake leefmilieu in het kader van de artikelen 5 en 5bis van de wet van 30 december 1970 betreffende de economische expansie, zoals gewijzigd bij het decreet van 25 juni 1992, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002;
  3° het besluit van de Waalse Regering van 16 september 1993 tot inwerkingstelling van een bijzonder beleid inzake hernieuwbare energieën in het kader van artikel 32.13, van de wet van 4 augustus 1978 tot economische heroriëntering, zoals gewijzigd bij het decreet van 25 juni 1992, gewijzigd bij de besluiten van de Waalse Regering van 10 januari 2002 en 4 juli 2002;
  4° het besluit van de Waalse Regering van 16 september 1993 tot inwerkingstelling van een bijzonder beleid inzake leefmilieu in het kader van artikel 32.13, van de wet van 4 augustus 1978 tot economische heroriëntering, zoals gewijzigd bij het decreet van 25 juni 1992.

Art.23. Het decreet en dit besluit treden in werking op 1 oktober 2003, met uitzondering van artikel 19, eerste lid, 2°, van het decreet en van artikel 22, 3° en 4°, van dit besluit, die in werking treden de dag waarop dit besluit in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 24. De Minister van Economie en K.M.O.'s is belast met de uitvoering van dit besluit.