Details





Titel:

1 APRIL 2004. - [Decreet betreffende de duurzame mobiliteit en de toegankelijkheid] (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 13-05-2004 en tekstbijwerking tot 20-12-2022)



Inhoudstafel:

TITEL I. - Algemeen : doelstellingen en begripsomschrijving.
Art. 1-2
TITEL I/1. [1 - Langetermijnvisie voor duurzame mobiliteit en van de gewestelijke mobiliteitsstrategie.]1
Art. 2/1, 2/2
TITEL II. - De organisatie van de verplaatsingen, de toegankelijkheid en het parkeren op schaal van de stedelijke agglomeratie.
HOOFDSTUK I. - Stedelijk mobiliteitsplan, opvattings- en coördinatie-instrument.
Art. 3
HOOFDSTUK II. - Uitwerking van het stedelijke mobiliteitsplan.
Art. 4-7
HOOFDSTUK III. - Effecten, uitvoering en opvolging van het stedelijke mobiliteitsplan.
Art. 8-11
TITEL III. - De organisatie van de verplaatsingen, de toegankelijkheid en het parkeren op schaal van de gemeente.
HOOFDSTUK I. - Gemeentelijk mobiliteitsplan, planningsinstrument : begripsomschrijving en inhoud.
Art. 12
HOOFDSTUK II. - Opvolgingscommissie, erkenningen en toelagen.
Art. 13-15
HOOFDSTUK III. - Uitwerking van het gemeentelijke mobiliteitsplan.
Art. 16-21
HOOFDSTUK IV. - Effecten, uitvoering en opvolging van de gemeentelijke plannen.
Art. 22-26
TITEL IV. - Procedure m.b.t. de beoordeling van de milieueffecten van de stedelijke en gemeentelijke mobiliteitsplannen.
Art. 27-31
TITEL IV/1. [1 - Fietsbeleid.]1
HOOFDSTUK I. [1 - Algemeenheden.]1
Art. 31/1
HOOFDSTUK II. [1 - Actieplan Wallonie cyclable.]1
Art. 31/2
HOOFDSTUK III. [1 - Waals structurerend fietsnetwerk.]1
Art. 31/3, 31/4, 31/5, 31/6, 31/7
TITEL IV/2. [1 - Trekkingsrecht voor plaatselijke besturen met betrekking tot de infrastructuur in het kader van duurzame mobiliteit.]1
HOOFDSTUK I. [1 - Algemeenheden.]1
Art. 31/8
HOOFDSTUK II. [1 - Trekkingsrecht.]1
Art. 31/9, 31/10, 31/11
HOOFDSTUK III. [1 - Indiending van het investeringsplan.]1
Art. 31/12
HOOFDSTUK IV. [1 - Modaliteiten en doel van de subsidie.]1
Art. 31/13, 31/14, 31/15, 31/16, 31/17, 31/18, 31/19, 31/20, 31/21, 31/22
HOOFDSTUK V. [1 - Algemeen verslag.]1
Art. 31/23
HOOFDSTUK VI. [1 - Overgangsbepalingen.]1
Art. 31/24
TITEL V. - Slotbepalingen.
Art. 32-35
BIJLAGE.
Art. N



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1984900200 



Uitvoeringsbesluit(en):

2004202017  2015204010  2024000716 



Artikels:

TITEL I. - Algemeen : doelstellingen en begripsomschrijving.
Artikel 1.[1 Dit decreet beoogt :
   1° de uitwerking van een langetermijnvisie voor duurzame mobiliteit en van de gewestelijke mobiliteitsstrategie;
   2° de in de gemeenten en stedelijke mobiliteitsgebieden afgesproken uitwerking van een planningsinstrument om de toegankelijkheid tot de woon- en leefgelegenheden te organiseren en te verbeteren zowel voor personen als voor goederen en dit gelet op de duurzame ontwikkeling;
   3° de gecoördineerde uitvoering van de organisatorische of infrastructurele maatregelen die uit deze planning voortvloeien en de evaluatie daarvan;
   4° de beginselen van het fietsbeleid en de ontwikkeling van de actieplannen "Wallonie cyclable";
   5° de invoering van een trekkingsrecht voor plaatselijke besturen met betrekking tot de infrastructuur in het kader van duurzame mobiliteit.]1
  ----------
  (1)<DWG 2022-11-24/10, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 30-12-2022>

Art.2.In dit decreet wordt verstaan onder :
  1° stedelijke agglomeratie : het geheel van de door de Regering bepaalde gemeenten die een coherent gebied vormen in termen van stedelijke verplaatsingen rond Charleroi, La Louvière, Luik, Bergen, Namen, Doornik en Verviers;
  2° [2 Beleidsgroep "Mobiliteit" : de beleidsgroep opgericht in artikel 2/3 van het decreet van 6 november 2008 houdende rationalisatie van de adviesverlenende functie]2
  3° [1 adviescommissie : de Gemeentelijke adviescommissie voor ruimtelijke ordening en mobiliteit zoals bedoeld in artikel D.I.7 van het Wetboek van Ruimtelijke ontwikkeling]1;
  4° plaatselijke commissie van plattelandsontwikkeling : de plaatselijke commissie van plattelandsontwikkeling zoals bepaald in artikel 4 van het decreet van 6 juni 1991 betreffende de plattelandsontwikkeling;
  5° [3 "Beleidsgroep Leefmilieu" : de beleidsgroep opgericht in artikel 2/4 van het decreet van 6 november 2008 houdende rationalisatie van de adviesverlenende functie]3
  6° mobiliteitsadviseur : de persoon die voor mobiliteit bevoegd is volgens de door de Regering bepaalde criteria.
  ----------
  (1)<DWG 2016-07-20/46, art. 91, 002; Inwerkingtreding : 01-06-2017>
  (2)<DWG 2017-02-16/37, art. 36, 003; Inwerkingtreding : 04-07-2017>
  (3)<DWG 2017-02-16/37, art. 45, 003; Inwerkingtreding : 04-07-2017>

TITEL I/1. [1 - Langetermijnvisie voor duurzame mobiliteit en van de gewestelijke mobiliteitsstrategie.]1   ----------   (1)
Art. 2/1. [1 Voor de periode tot 2027 en vervolgens om de tien jaar stelt de Regering een langetermijnvisie voor duurzame mobiliteit vast.
   De langetermijnvisie op duurzame mobiliteit bevat de doelstellingen die op het gebied van mobiliteit moeten worden bereikt om de economische, sociale en milieu-uitdagingen voor de komende tien jaar aan te gaan.
   De Regering wint het advies in van de beleidsgroep "Mobiliteit" en raadpleegt de verschillende institutionele en associatieve actoren die bij de mobiliteit betrokken zijn en die zij aanwijst.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2022-11-24/10, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 30-12-2022>


Art. 2/2. [1 Voor de periode tot 2029 en vervolgens elke tien jaar vanaf 2029 stelt de Regering de gewestelijke mobiliteitsstrategie vast.
   De gewestelijke mobiliteitsstrategie voert de doelstellingen van de langetermijnvisie voor duurzame mobiliteit uit.
   De Regering wint het advies in van de beleidsgroep "Mobiliteit" en raadpleegt de verschillende institutionele en associatieve actoren die bij de mobiliteit betrokken zijn en die zij aanwijst.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2022-11-24/10, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 30-12-2022>


TITEL II. - De organisatie van de verplaatsingen, de toegankelijkheid en het parkeren op schaal van de stedelijke agglomeratie.
HOOFDSTUK I. - Stedelijk mobiliteitsplan, opvattings- en coördinatie-instrument.
Art.3. § 1. Het stedelijke mobiliteitsplan is een beleidsdocument voor de organisatie en het beheer van de verplaatsingen, het parkeren en de algemene toegankelijkheid op schaal van een stedelijke agglomeratie.
  § 2. Het stedelijke mobiliteitsplan heeft de volgende doelstellingen :
  1° de organisatie van de structurerende elementen van de verplaatsingen, het parkeren en de toegankelijkheid tot de woon- en leefgelegenheden op schaal van de stedelijke agglomeratie;
  2° de verwezenlijking van een coherente territoriale ontwikkeling inzake mobiliteit, met name door ernaar te streven de toegankelijkheidsprofielen van de beschikbare sites af te stemmen op de mobiliteitsprofielen van de ontwikkelde activiteiten en diensten;
  3° de coördinatie van alle actoren die betrokken zijn bij de mobiliteitsproblematiek.
  § 3. Het stedelijke mobiliteitsplan bevat minstens :
  1° een diagnose van de mobiliteit in de stedelijke agglomeratie die bestaat met name uit een kaart van de toegankelijkheidsprofielen volgens de verschillende vervoermiddelen voor het geheel van het grondgebied en een voorstelling van de voornaamste belangen en functiestoornissen;
  2° de doelstellingen die moeten worden bereikt inzake verplaatsingen van personen en van goederen inzake toegankelijkheid voor elk vervoermiddel alsmede de te garanderen prioriteiten met name door van de op middellange en lange termijn geplande toestand in kaart te brengen;
  3° maatregelen om in te spelen op de op het niveau van de stedelijke agglomeratie te bereiken doelstellingen, waarvoor een coördinatie tussen de gemeenten nodig is, wat betreft met name de verkeersveiligheid, de ontwikkeling van een structurerend openbaar vervoernet, de hiërarchische opbouw en de klassering van het verkeersnet, de verwezenlijking van een structurerend fietsnet en de verbetering van de leefomgeving;
  4° aanbevelingen over de inrichting van het betrokken grondgebied met het oog op de beperking van het gehele volume verplaatsingen en op het afstemmen van de mobiliteitsprofielen op de nieuwe te ontwikkelen activiteiten met de op de kaart bepaalde toegankelijkheidsprofielen.
  § 4. In voorkomend geval vermeldt het stedelijke mobiliteitsplan de wijzigingen die moeten worden aangebracht in de bestaande gemeentelijke mobiliteitsplannen om de doelstellingen van het stedelijke mobiliteitsplan te verzekeren.

HOOFDSTUK II. - Uitwerking van het stedelijke mobiliteitsplan.
Art.4. § 1. De Regering werkt een stedelijk mobiliteitsplan uit voor elke stedelijke agglomeratie volgens de door haar bepaalde modaliteiten.
  § 2. Het stedelijke mobiliteitsplan wordt uitgewerkt in samenspraak met de gemeenten van de stedelijke agglomeratie die op elk ogenblik de suggesties die ze nodig achten, kunnen formuleren. [1 [2 De beleidsgroep Mobiliteit wordt regelmatig op de hoogte gebracht van de voortgang van de werken en kan elk ogenblik de suggesties die hij nodig acht, formuleren]2.]1
  [3 § 3. Bij de uitvoering van het stedelijk mobiliteitsplan wordt rekening gehouden met de exploitatievoorwaarden van de diensten van fietsdelen bedoeld in het decreet van 8 juli 2021 betreffende het vrije vloot fietsdelen en tot wijziging van de artikelen 4 en 12 van het decreet van 1 april 2004 betreffende de plaatselijke mobiliteit en toegankelijkheid.]3
  ----------
  (1)<DWG 2016-07-20/46, art. 92, 002; Inwerkingtreding : 01-06-2017>
  (2)<DWG 2017-02-16/37, art. 36, 003; Inwerkingtreding : 04-07-2017>
  (3)<DWG 2021-07-08/19, art. 32, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2023>


Art.5. De Regering neemt voorlopig het ontwerp van stedelijk mobiliteitsplan aan en bepaalt overeenkomstig artikel 27 of het planontwerp onderworpen moet worden aan een milieueffectbeoordeling.

Art.6.§ 1. De Regering onderwerpt het ontwerp van het stedelijke mobiliteitsplan alsmede, in voorkomend geval, het milieueffectrapport aan een openbaar onderzoek.
  Het openbaar onderzoek wordt in elke gemeente van de stedelijke agglomeratie zowel bij openbare aanplakking als bij bericht in de bladzijden voor plaatselijk nieuws van drie Frans- of Duitstalige dagbladen, al naar gelang aangekondigd. Indien er een gemeentelijke nieuwsbrief of een kosteloos op het gemeentelijk grondgebied verspreid reclameblad bestaat, wordt het bericht daarin opgenomen. Het openbaar onderzoek wordt ook aangekondigd door een bericht dat twee keer wordt uitgezonden door één van de plaatselijke radio's en door minstens een plaatselijke televisie.
  Zodra het onderzoek wordt aangekondigd, ligt het ontwerp van het stedelijke mobiliteitsplan vergezeld, in voorkomend geval, van het milieueffectrapport, in de gemeenten van de stedelijke agglomeratie gedurende vijfenveertig dagen ter inzage. De documenten zijn toegankelijk op de werkdagen en minstens één dag tot 20 uur of op zaterdagochtend.
  Minstens drie informatiezittingen, waaronder één minstens na 19 uur, worden op verschillende plaatsen verspreid over de stedelijke agglomeratie, waaronder één in de centrumstad, georganiseerd.
  De begin- en einddatum van het openbaar onderzoek en de plaatsen, dagen en uren van de informatiezittingen worden in de aankondiging vermeld. Het openbaar onderzoek wordt tussen 16 juli en 15 augustus opgeschort.
  § 2. De Regering legt het ontwerp van het stedelijke mobiliteitsplan alsmede, in voorkomend geval, het milieueffectrapport voor advies aan elke van de gemeenten van de stedelijke agglomeratie [1 en aan [2 de beleidsgroep "Mobiliteit"]2]1 voor. Wanneer het plan onderworpen wordt aan een milieueffectrapport, wordt het ontwerp van het stedelijke mobiliteitsplan ook voorgelegd aan de [3 Beleidsgroep Leefmilieu]3.
  De gemeenten brengen advies uit binnen 45 dagen na de sluiting van het openbaar onderzoek en [1 [2 de beleidsgroep "Mobiliteit"]2 en]1, in voorkomend geval, de [3 Beleidsgroep Leefmilieu.]3, binnen 45 dagen na hun aanhangigmaking; in voorkomend geval wordt aan hun advies voorbijgegaan.
  ----------
  (1)<DWG 2016-07-20/46, art. 93, 002; Inwerkingtreding : 01-06-2017>
  (2)<DWG 2017-02-16/37, art. 36, 003; Inwerkingtreding : 04-07-2017>
  (3)<DWG 2017-02-16/37, art. 45, 003; Inwerkingtreding : 04-07-2017>

Art.7.De Regering neemt het stedelijke mobiliteitsplan aan voorzover de meerderheid van de gemeenten van de stedelijke agglomeratie die minstens twee derde van de bevolking vertegenwoordigt, een gunstig advies, vergezeld, in voorkomend geval, van het milieueffectrapport, heeft uitgebracht. Wanneer de Regering afwijkt van het advies van één van de gemeenten van de stedelijke agglomeratie of [1 van het advies van [2 de beleidsgroep "Mobiliteit"]2]1, is de beslissing met redenen omkleed.
  Het plan wordt ter inzage gelegd van het publiek volgens de door de Regering bepaalde modaliteiten.
  ----------
  (1)<DWG 2016-07-20/46, art. 94, 002; Inwerkingtreding : 01-06-2017>
  (2)<DWG 2017-02-16/37, art. 36, 003; Inwerkingtreding : 04-07-2017>

HOOFDSTUK III. - Effecten, uitvoering en opvolging van het stedelijke mobiliteitsplan.
Art.8. Het stedelijke mobiliteitsplan heeft een indicatieve waarde.

Art.9. De Regering stelt een jaarlijks verslag op om de doeltreffendheid van het gevoerde beleid te beoordelen door hun resultaten te vergelijken met de bepaalde doelstellingen en met de beschikbare begrotingsmiddelen en om de aanpassingen die, in voorkomend geval, moeten worden aangebracht in het stedelijke mobiliteitsplan en in de gemeentelijke mobiliteitsplannen binnen de stedelijke agglomeratie, te beoordelen.
  Dit verslag wordt door de Regering aangenomen en daarna voorgelegd aan de Waalse Gewestraad. Het wordt ter inzage gelegd van het publiek volgens de in artikel 7 bedoelde modaliteiten.

Art.10. Wanneer het plan het voorwerp heeft uitgemaakt van een milieueffectrapport, vermeldt de Regering de opvolging van de belangrijke milieueffecten voortvloeiend uit de uitvoering van het stedelijke mobiliteitsplan en de eventueel te nemen verbeteringsmaatregelen in het in artikel 9 bedoelde verslag.

Art.11.§ 1. Op grond van het jaarlijkse verslag kan de Regering het stedelijke mobiliteitsplan wijzigen.
  Daartoe legt de Regering het planontwerp voor advies voor aan elke van de gemeenten van het mobiliteitsgebied [1 en van [2 de beleidsgroep "Mobiliteit"]2]1. [2 De gemeenten en de beleidsgroep Mobiliteit"]2 brengen advies uit binnen 45 dagen na de aanvraag; in voorkomend geval wordt hun advies niet in aanmerking genomen.
  De Regering neemt het herziene plan aan en legt het ter inzage van het publiek volgens de door haar bepaalde modaliteiten.
  § 2. In afwijking van § 1 zijn de bepalingen tot regeling van de uitvoering van het stedelijke mobiliteitsplan van toepassing op de herziening van een stedelijk mobiliteitsplan wanneer :
  1° de herziening de wijziging van de overeenkomstig artikel 3, § 3, 2°, bepaalde doelstellingen tot gevolg heeft;
  2° de herziening impliceert dat aan één van de in artikel 27 bedoelde hypothesen wordt voldaan.
  ----------
  (1)<DWG 2016-07-20/46, art. 95, 002; Inwerkingtreding : 01-06-2017>
  (2)<DWG 2017-02-16/37, art. 36, 003; Inwerkingtreding : 04-07-2017>

TITEL III. - De organisatie van de verplaatsingen, de toegankelijkheid en het parkeren op schaal van de gemeente.
HOOFDSTUK I. - Gemeentelijk mobiliteitsplan, planningsinstrument : begripsomschrijving en inhoud.
Art.12. § 1. Het gemeentelijke mobiliteitsplan is een beleidsdocument voor de organisatie en het beheer van de verplaatsingen, het parkeren en de algemene toegankelijkheid op schaal van een gemeente.
  § 2. In de continuïteit van de doelstellingen van het stedelijke mobiliteitsplan heeft het gemeentelijke mobiliteitsplan, in voorkomend geval, de volgende doelstellingen :
  1° de organisatie van de structurerende elementen van de verplaatsingen, het parkeren en de toegankelijkheid tot de woon- en leefgelegenheden op schaal van de gemeente;
  2° de verwezenlijking van een coherente territoriale ontwikkeling inzake mobiliteit, met name door ernaar te streven de toegankelijkheidsprofielen van de beschikbare sites af te stemmen op de mobiliteitsprofielen van de ontwikkelde activiteiten en diensten.
  § 3. Het gemeentelijke mobiliteitsplan bevat minstens :
  1° een diagnose van de mobiliteit op het gemeentelijke grondgebied, die met name de inzetten en voornaamste functiestoornissen in het licht stellen;
  2° de doelstellingen die moeten worden bereikt inzake verplaatsingen van personen en van goederen inzake toegankelijkheid voor elk vervoermiddel alsmede de te garanderen prioriteiten;
  3° maatregelen en aanbevelingen waaronder met name :
  - maatregelen met het oog op de hiërarchische opbouw en de klassering van het verkeersnet, om een gepaste bewegwijzering te plaatsen en om een complementariteit tussen de verplaatsingsmiddelen zowel voor personen als voor goederen te zoeken;
  - maatregelen om de minst verontreinigende verplaatsingsmiddelen te ontwikkelen;
  - maatregelen om het aantal verkeersongevallen en de ernst ervan te beperken;
  - maatregelen om de verplaatsingen van personen met beperkte beweeglijkheid te vergemakkelijken;
  - maatregelen om de kwaliteit van de leefomgeving te verbeteren, met name door een verbetering van de gebruiksvriendelijkheid van de openbare ruimten en door een vermindering van de aan de mobiliteit gebonden hinder;
  - maatregelen om de optimale en gecoördineerde planning van de investeringen te verzekeren;
  - aanbevelingen over de aanleg van het betrokken grondgebied om het totaalvolume van de verplaatsingen te beperken.
  [1 § 4. Bij de uitvoering van het gemeentelijk mobiliteitsplan wordt rekening gehouden met de exploitatievoorwaarden van de diensten van fietsdelen bedoeld in het decreet van 8 juli 2021 betreffende het vrije vloot fietsdelen en tot wijziging van de artikelen 4 en 12 van het decreet van 1 april 2004 betreffende de plaatselijke mobiliteit en toegankelijkheid.]1
  ----------
  (1)<DWG 2021-07-08/19, art. 33, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2023>


HOOFDSTUK II. - Opvolgingscommissie, erkenningen en toelagen.
Art.13. Voor elk gemeentelijke mobiliteitsplan wordt een commissie, hierna " opvolgingscommissie " genoemd, opgericht, die ermee belast is de gemeenten te begeleiden voor de uitvoering van de gemeentelijke mobiliteitsplannen en advies uit te brengen over de plannenontwerpen.
  De commissie bestaat uit :
  - een vertegenwoordiger van de administratie bevoegd voor autosnelwegen en wegen;
  - een vertegenwoordiger van de administratie bevoegd voor het vervoer;
  - een vertegenwoordiger van de administratie bevoegd voor de plaatselijke besturen;
  - een vertegenwoordiger van de administratie bevoegd voor ruimtelijke ordening;
  - een vertegenwoordiger van de openbare vervoersmaatschappij(en) die de betrokken gemeente bedient(en).
  Het secretariaat van de commissie wordt waargenomen door administratie belast met het vervoer.
  De commissie kan elke persoon of instelling die ze nodig acht, raadplegen.

Art.14. De Regering erkent, volgens de door haar bepaalde criteria en procedure, de privaatrechtelijke of publiekrechtelijke natuurlijke of rechtspersonen die belast kunnen worden met de uitwerking of herziening van de gemeentelijke mobiliteitsplannen.

Art.15. § 1. Binnen de perken van de beschikbare begrotingen kan de Regering aan de gemeenten toelagen verlenen voor de uitwerking van een gemeentelijk mobiliteitsplan.
  § 2. De Regering bepaalt de voorwaarden betreffende de toekenning van toelagen voor de uitwerking van een gemeentelijk mobiliteitsplan.

HOOFDSTUK III. - Uitwerking van het gemeentelijke mobiliteitsplan.
Art.16. § 1. Het gemeentelijke mobiliteitsplan wordt uitgewerkt door de gemeenteraad.
  Daartoe wijst de gemeenteraad onder de overeenkomstig artikel 14 erkende personen een projectontwerper aan, die hij belast met de uitwerking van het ontwerp van gemeentelijk mobiliteitsplan en met het verslag over de milieueffecten wanneer het krachtens titel 4 van dit decreet wordt vereist.
  De gemeenteraad deelt zijn beslissing om het gemeentelijke mobiliteitsplan uit te werken en de aanwijzing van de projectontwerper aan de Regering mede.
  § 2. Het ontwerp van gemeentelijk mobiliteitsplan wordt uitgewerkt na analyse van het gemeentelijke structuurplan wanneer er één bestaat, alsmede plannen van de bestaande schoolverplaatsingen voor de op het grondgebied van de gemeente gelegen scholen.
  § 3. De opvolgingscommissie wordt op de hoogte gebracht van de voorafgaande studies en werkt mee aan de uitwerking van het gemeentelijke mobiliteitsplan. Ze kan elk ogenblik informatie vragen of suggesties die ze nodig acht, formuleren en dit zowel aan de gemeente als aan de projectontwerper.
  De gemeenteraad en de adviescommissie of, bij ontstentenis, de plaatselijke commissie van plattelandsontwikkeling worden op de hoogte gebracht van de voorafgaande studies en kunnen elk ogenblik de suggesties die ze nodig achten, formuleren.
  § 4. Een synthese van de diagnose van de mobiliteit alsmede, in voorkomend geval, van de te bereiken doelstellingen wordt bekendgemaakt ofwel in het gemeentelijk bulletin, als het bestaat, ofwel in een huis-aan-huisblad, ofwel in een dagblad dat gratis wordt verspreid in alle brievenbussen van de gemeente.

Art.17. De gemeenteraad neemt het ontwerp van het gemeentelijke mobiliteitsplan aan en bepaalt overeenkomstig artikel 27 of het planontwerp onderworpen moet worden aan een milieueffectbeoordeling.

Art.18. § 1. De Regering onderwerpt het ontwerp van het gemeentelijke mobiliteitsplan vergezeld van een niet-technische synthesenota alsmede, in voorkomend geval, het milieueffectrapport aan een openbaar onderzoek.
  Het openbaar onderzoek wordt in elke gemeente van de stedelijke agglomeratie zowel bij openbare aanplakking als bij bericht in de bladzijden voor plaatselijk nieuws van drie Frans- of Duitstalige dagbladen, al naar gelang aangekondigd. Indien er een gemeentelijke nieuwsbrief of een kosteloos op het gemeentelijk grondgebied verspreid reclameblad bestaat, wordt het bericht daarin opgenomen. Het openbaar onderzoek wordt ook aangekondigd door een bericht dat twee keer wordt uitgezonden door één van de plaatselijke radio's en door minstens een plaatselijke televisie.
  Zodra het onderzoek wordt aangekondigd, wordt het ontwerp van het stedelijke mobiliteitsplan vergezeld, in voorkomend geval, van het milieueffectrapport, gedurende vijfenveertig dagen in het gemeentebestuur ter inzage ingediend. De documenten zijn toegankelijk op de werkdagen en minstens één dag tot 20 uur of op zaterdagochtend.
  Eén of meer informatiezittingen, waaronder één minstens na 19 uur, worden georganiseerd, waarop de mobiliteitsadviseur(s) van de gemeenten wordt(den) uitgenodigd.
  De begin- en einddatum van het openbaar onderzoek en de plaatsen, dagen en uren van de informatiezittingen worden in de aankondiging vermeld. Het openbaar onderzoek wordt tussen 16 juli en 15 augustus opgeschort.
  § 2. Het college van burgemeester en schepenen legt het ontwerp van het gemeentelijke mobiliteitsplan, de klachten en opmerkingen van het openbaar onderzoek alsmede, in voorkomend geval, het milieueffectrapport voor advies aan de adviescommissie of, in voorkomend geval, aan de plaatselijke plattelandscommissie voor. Het advies wordt binnen 45 dagen na de aanvraag uitgebracht. Bij ontstentenis wordt de procedure voortgezet.
  Het college van burgemeester en schepenen kan het ontwerp van het gemeentelijke mobiliteitsplan ook voor advies voorleggen aan de personen en instellingen die volgens hem moeten worden geraadpleegd. Deze laatsten brengen advies uit binnen 45 dagen na de aanvraag. Bij ontstentenis wordt hun advies niet in aanmerking genomen.

Art.19. Het college legt het ontwerp van het gemeentelijke mobiliteitsplan vergezeld, in voorkomend geval, van het milieueffectrapport, de klachten en opmerkingen van het openbaar onderzoek alsmede van het advies van de adviescommissie of van de plaatselijke plattelandscommissie voor aan de opvolgingscommissie.
  Binnen zestig dagen na ontvangst van het plan stuurt de opvolgingscommissie de gemeenteraad een advies waarin in voorkomend geval de bijzondere adviezen van haar leden worden vermeld, over :
  1° de overeenstemming van het gemeentelijke mobiliteitsplan met de gewestelijke schema's, plannen en programma's, alsmede met het stedelijke mobiliteitsplan als de gemeente deel uitmaakt van een stedelijk mobiliteitsgebied en als dat plan aangenomen is;
  2° de geschiktheid van de maatregelen en aanbevelingen van het gemeentelijke mobiliteitsplan die betrekking hebben op gewestelijke infrastructuren of op diensten van de openbaar vervoersmaatschappijen;
  3° de afstemming van het gemeentelijke mobiliteitsplan op de inhoud bepaald in artikel 12 van dit decreet.
  De termijn van zestig dagen wordt opgeschort tussen 16 juli en 15 augustus. Bij gebrek aan advies wordt de procedure voortgezet.

Art.20. Op advies van de opvolgingscommissie, of bij gebrek aan advies binnen de in artikel 19 voorgeschreven termijn, neemt de gemeenteraad het gemeentelijke mobiliteitsplan vergezeld, in voorkomend geval, van het milieueffectrapport aan.
  De gemeenteraad motiveert de elementen van het gemeentelijke mobiliteitsplan, die strijdig zouden zijn met de adviezen van de opvolgingscommissie, van de adviescommissie of, bij ontstentenis, van de plaatselijke plattelandscommissie, of van het openbaar onderzoek.
  Het publiek wordt in kennis gesteld van de aanneming van het plan volgens de wijze bepaald in artikel 112 van de gemeentewet.

Art.21.§ 1. De gemeenteraad stuurt een afschrift van het gemeentelijke mobiliteitsplan ter informatie [1 [2 aan de beleidsgroep Mobiliteit]2]1 en aan de opvolgingscommissie.
  § 2. De gemeenteraad stuurt een uitgifte van het gemeentelijke mobiliteitsplan met het dossier aan de Regering.
  De Regering kan de beslissing van de gemeenteraad vernietigen bij met redenen omkleed besluit dat binnen zestig dagen na ontvangst van het volledige dossier wordt toegezonden.
  Bij met redenen omklede beslissing kan de Regering de termijn met dertig dagen verlengen.
  ----------
  (1)<DWG 2016-07-20/46, art. 96, 002; Inwerkingtreding : 01-06-2017>
  (2)<DWG 2017-02-16/37, art. 36, 003; Inwerkingtreding : 04-07-2017>

HOOFDSTUK IV. - Effecten, uitvoering en opvolging van de gemeentelijke plannen.
Art.22. Het gemeentelijke mobiliteitsplan heeft een indicatieve waarde ten opzichte van de gemeente.

Art.23. § 1. De Regering kan financiële middelen toekennen aan een gemeente die een gemeentelijk mobiliteitsplan heeft aangenomen, met het oog op het uitvoeren van :
  - bijkomende onderzoeken;
  - projecten voortvloeiend uit het gemeentelijke mobiliteitsplan.
  De Regering bepaalt de categorieën onderzoeken en projecten die gefinancierd zouden kunnen worden, en de financieringsmodaliteiten.
  § 2. De Regering kan volgens de door haar bepaalde modaliteiten een toelage verlenen aan de gemeenten die de gegevens verzamelen die nodig zijn voor de vervaardiging van mobiliteitsindicatoren waarvan ze de lijst bepaalt.
  § 3. Onder de door haar bepaalde voorwaarden kan de Regering een toelage verlenen aan de gemeenten voor de indienstneming of de handhaving van de indienstneming van een mobiliteitsadviseur.

Art.24. § 1. Jaarlijks stuurt het college van burgemeester en schepenen de gemeenteraad, de opvolgingscommissie en de adviescommissie of, in voorkomend geval, de plaatselijke plattelandscommissie een beoordelingsverslag om de voortgang van het gemeentelijke mobiliteitsplan en de in dat plan aan te brengen eventuele wijzigingen te beoordelen.
  De adviescommissie of, in voorkomend geval, de plaatselijke plattelandscommissie en de opvolgingscommissie kunnen elke suggestie die ze nodig achten om het verslag te lezen, aan de gemeenteraad formuleren.
  § 2. Het beoordelingsverslag analyseert minstens één keer per drie jaar de toestand van elk verplaatsingswijze, van het parkeren en van de verkeersveiligheid.
  Het publiek wordt op de hoogte gebracht van de in artikel 112 van de gemeentewet bedoelde wijzen.

Art.25. Wanneer het plan het voorwerp heeft uitgemaakt van een milieueffectrapport, vermeldt het beoordelingsverslag de opvolging van de belangrijke milieueffecten voortvloeiend uit de uitvoering van het gemeentelijke mobiliteitsplan en de eventueel te nemen verbeteringsmaatregelen.

Art.26. § 1. De gemeenteraad kan tot de herziening van het gemeentelijke mobiliteitsplan besluiten, wanneer met name een stedelijk mobiliteitsplan erin voorziet, wanneer het beoordelingsverslag het vereist of op advies van de opvolgingscommissie.
  Daartoe neemt de gemeenteraad het advies van de adviescommissie of, in voorkomend geval, van de plaatselijke plattelandscommissie en van de opvolgingscommissie over het ontwerp van het herziene plan. Dit advies wordt uitgebracht binnen 45 dagen na de aanvraag; in voorkomend geval wordt de procedure voortgezet.
  De gemeenteraad neemt het herziene plan aan en stuurt er een afschrift van aan de opvolgingscommissie en aan de Regering overeenkomstig artikel 21. Het publiek wordt geïnformeerd overeenkomstig de in artikel 112 van de gemeentewet bedoelde wijzen.
  § 2. In afwijking van § 1 zijn de bepalingen tot regeling van de uitvoering van het gemeentelijke mobiliteitsplan van toepassing op de herziening van een gemeentelijk mobiliteitsplan wanneer :
  1° de herziening globaal is of wanneer ze de wijziging van de overeenkomstig artikel 12, § 3, 2°, bepaalde doelstellingen tot gevolg heeft;
  2° de herziening impliceert dat aan één van de in artikel 27 bedoelde hypothesen wordt voldaan.

TITEL IV. - Procedure m.b.t. de beoordeling van de milieueffecten van de stedelijke en gemeentelijke mobiliteitsplannen.
Art.27. Overeenkomstig artikel 5 of artikel 17 van dit decreet bepaalt de Regering, in geval van een stedelijk mobiliteitsplan, of de gemeenteraad, in geval van een gemeentelijk mobiliteitsplan, of het planontwerp :
  1° het kader kan bepalen waarin de uitvoering van de projecten die aan een milieueffectonderzoek worden onderworpen overeenkomstig het decreet van 11 september 1985 tot beoordeling van de milieueffecten in het Waalse Gewest, toegelaten kan worden;
  2° een significante impact kan hebben op een gebied aangeduid overeenkomstig richtlijn 74/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand en richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna.

Art.28.Wanneer ze acht dat aan de in artikel 27 bedoelde hypothesen niet wordt voldaan, vraagt de Regering het advies [1 van [2 de beleidsgroep "Mobiliteit"]2]1 en van de [3 Beleidsgroep Leefmilieu.]3. De adviezen hebben betrekking op het bestaan van één van de in artikel 27 bedoelde hypothesen. De adviezen worden binnen dertig dagen na de aanvraag aan de Regering medegedeeld. In voorkomend geval wordt hun advies niet in aanmerking genomen. Gezien de uitgebrachte adviezen bepaalt de Regering bij met redenen omklede beslissing of het planontwerp niet het voorwerp moet uitmaken van een milieueffectrapport.
  Wanneer hij acht dat aan de in artikel 27 bedoelde hypothesen niet wordt voldaan, vraagt de gemeenteraad het advies van de gewestelijke commissie en van de [3 Beleidsgroep Leefmilieu.]3. De adviezen hebben betrekking op het bestaan van één van de in artikel 27 bedoelde hypothesen. De adviezen worden binnen dertig dagen na de aanvraag aan de gemeenteraad medegedeeld. In voorkomend geval wordt hun advies niet in aanmerking genomen. Gezien de uitgebrachte adviezen bepaalt de gemeenteraad bij met redenen omklede beslissing of het planontwerp niet het voorwerp moet uitmaken van een verslag over de milieueffecten.
  ----------
  (1)<DWG 2016-07-20/46, art. 97, 002; Inwerkingtreding : 01-06-2017>
  (2)<DWG 2017-02-16/37, art. 36, 003; Inwerkingtreding : 04-07-2017>
  (3)<DWG 2017-02-16/37, art. 45, 003; Inwerkingtreding : 04-07-2017>

Art.29.Wanneer één van de in artikel 27 bedoelde hypothese wordt vervuld, werkt de Regering of de gemeenteraad een ontwerp uit over de inhoud van het milieueffectrapport betreffende de uitvoering van het geplande plan dat de in bijlage bij dit decreet bedoelde gegevens bevat.
  De Regering legt het ontwerp over de inhoud van het milieueffectrapport en het voorlopig aangenomen planontwerp voor advies voor [1 [2 aan de beleidsgroep Mobiliteit]2]1 alsmede aan de [3 Beleidsgroep Leefmilieu.]3.
  De gemeenteraad legt het ontwerp over de inhoud van het milieueffectrapport en het voorlopig aangenomen planontwerp voor advies voor aan de gewestelijke commissie of in voorkomend geval aan de plaatselijke plattelandscommissie. De adviezen hebben betrekking op de omvang en de nauwkeurigheid van de gegevens vermeld in het rapport. De adviezen worden binnen dertig dagen na de aanvraag van de Regering of van de gemeenteraad medegedeeld. In voorkomend geval worden hun adviezen niet in aanmerking genomen.
  Ten aanzien van de adviezen uitgebracht over het ontwerp over de inhoud van het milieueffectrapport, bepaalt de Regering of de gemeenteraad de inhoud van het rapport, met inachtneming van de gegevens die redelijk kunnen worden vereist, van de kennissen en van de bestaande beoordelingsmethoden, van de precisiegraad van het plan en van het feit dat enkele van zijn aspecten ingevoerd kunnen worden op een ander planologisch niveau waar het beter is de beoordeling te verrichten om een herhaling van deze laatste te voorkomen.
  Het milieueffectrapport kan met name gegrond zijn op de nuttige inlichtingen ingewonnen bij milieueffectbeoordelingen die vroeger op plannen of programma's zijn uitgevoerd.
  ----------
  (1)<DWG 2016-07-20/46, art. 98, 002; Inwerkingtreding : 01-06-2017>
  (2)<DWG 2017-02-16/37, art. 36, 003; Inwerkingtreding : 04-07-2017>
  (3)<DWG 2017-02-16/37, art. 45, 003; Inwerkingtreding : 04-07-2017>

Art.30. Wanneer het planontwerp het voorwerp uitmaakt van een milieueffectrapport en als het aanzienlijke effecten kan hebben op het milieu van een ander Gewest, van een andere lid-Staat van de Europese Unie of een Staat die partij is bij het Verdrag inzake milieueffectrapportage in grensoverschrijdend verband, opgemaakt te Espoo op 25 februari 1991, wordt het planontwerp samen met het milieueffectrapport en de eventuele gegevens over de grensoverschrijdende effecten overgemaakt aan de bevoegde overheden van het andere Gewest, de andere lid-Staat van de Europese Unie of de andere Staat die partij is bij het Verdrag van Espoo.
  De Regering bepaalt :
  1° welke organen belast zijn met de overdracht van het dossier aan de in het eerste lid bedoelde overheden;
  2° de voorwaarden waaronder de bevoegde overheden van het betrokken Gewest of de betrokken Staat mogen deelnemen aan de procedure betreffende de milieueffectbeoordeling;
  3° de wijze waarop het plan, de milieuverklaring en de in de artikelen 6, § 2, of 18, § 2, van dit decreet bedoelde adviezen worden medegedeeld aan de in het eerste lid bedoelde overheden.

Art.31.Wanneer het planontwerp het voorwerp heeft uitgemaakt van een milieueffectrapport, werkt de Regering of de gemeenteraad, op hetzelfde ogenblik als de aanneming van het plan, een milieuverklaring uit tot samenvatting van de wijze waarop de milieuoverwegingen in het plan zijn ingevoerd en waarop het milieueffectrapport, de adviezen, klachten en opmerkingen over het planontwerp in aanmerking zijn genomen, alsmede de redenen van de keuzen van het aangenomen plan rekening houdende met de andere geplande redelijke oplossingen.
  De milieuverklaring wordt op hetzelfde ogenblik als het aangenomen plan ter kennis gebracht van het publiek overeenkomstig de openbaarheidmodaliteiten bedoeld in de artikelen 7 en 20.
  Wanneer ze een stedelijk mobiliteitsplan betreft, wordt ze, samen met een afschrift van het plan, ter informatie medegedeeld aan de [1 Beleidsgroep Leefmilieu.]1.
  ----------
  (1)<DWG 2017-02-16/37, art. 45, 003; Inwerkingtreding : 04-07-2017>

TITEL IV/1. [1 - Fietsbeleid.]1   ----------   (1)
HOOFDSTUK I. [1 - Algemeenheden.]1   ----------   (1)
Art. 31/1. [1 Het doel van het fietsbeleid is het modale aandeel van de fiets te verhogen door aantrekkelijke alternatieven te bieden voor het gebruik van de privé-auto en het mogelijk te maken de uitstoot van broeikasgassen in het Waalse Gewest te verminderen. Meer in het algemeen draagt het fietsbeleid bij tot duurzame mobiliteit, in haar sociale, ecologische en economische aspecten.
   Het fietsbeleid wordt op het hele grondgebied toegepast, rekening houdend met alle dynamiek en specifieke kenmerken ervan, via een goed bestuur van de acties, rond een coherent netwerk van hoogwaardige en veilige infrastructuren en van diensten en communicatie die de modale verschuiving ondersteunen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2022-11-24/10, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 30-12-2022>


HOOFDSTUK II. [1 - Actieplan Wallonie cyclable.]1   ----------   (1)
Art. 31/2. [1 Binnen 18 maanden na de vorming van de Regering en voor een periode van vijf jaar stelt de Regering bij het begin van elke legislatuur een actieplan "Wallonie cyclable" op.
   Het actieplan "Wallonie cyclable" wordt besproken met de institutionele en associatieve actoren die betrokken zijn bij het fietsbeleid en door de Regering worden aangewezen. Het bevat de acties en het fietsbeleidsproject om de gewestelijke mobiliteitsstrategie uit te voeren en is gebaseerd op de volgende thema's:
   1° het bestuur;
   2° de infrastructuur en het fietsnetwerk;
   3° de diensten;
   4° de communicatie.
   Het plan voorziet waar nodig in de financiering van acties op meerjarenbasis.
   Vóór elk nieuw plan zal de Regering het vorige plan herzien. Het plan bevat een hoofdstuk over de evaluatie van het vorige plan.
   De Regering bepaalt de methoden en instrumenten voor het verzamelen van gegevens om de effecten van het fietsbeleid te meten.
   Een verslag over de uitvoering van het plan wordt jaarlijks aan het parlement voorgelegd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2022-11-24/10, art. 10, 005; Inwerkingtreding : 30-12-2022>


HOOFDSTUK III. [1 - Waals structurerend fietsnetwerk.]1   ----------   (1)
Art. 31/3. [1 De Regering zet een Waals structurerend fietsnetwerk op.
   Het Waalse structurerend fietsnetwerk is een functioneel fietsnetwerk in de vorm van kwalitatieve fietsvoorzieningen zoals gedefinieerd door de Regering, met inbegrip van verkeersmaatregelen om het autoverkeer en de snelheid van het verkeer aanzienlijk te beperken.
   Het Waalse structurerend fietsnetwerk maakt gebruik van de meest geschikte wegen of innemingen vanuit het oogpunt van de volgende criteria:
   1° netwerkcoherentie;
   2° snelheid;
   3° het rechtstreekse karakter van de verbinding tussen twee beleidsgroepen;
   4° veiligheid;
   5° comfort; 6° hellingen;
   7° erkenningen.
   Er kunnen plaatselijk alternatieve routes en tijdelijke fietsvoorzieningen worden aangelegd in afwachting van de voltooiing van de definitieve hoogwaardige fietsvoorziening.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2022-11-24/10, art. 12, 005; Inwerkingtreding : 30-12-2022>


Art. 31/4. [1 Het Waalse structurerend fietsnetwerk bestaat uit fietssnelwegen en bovenlokale functionele verbindingen.
   Fietssnelwegen vormen de ruggengraat van het structurerend fietsnetwerk en verbinden gebieden met een hoog verplaatsingspotentieel en bieden een aantrekkelijk alternatief voor de auto. Fietssnelwegen worden potentieel intensief gebruikt en genieten een hoogwaardige infrastructuur die comfortabel, veilig en efficiënt reizen over middellange tot lange afstanden en op herkenbare fietsvoorzieningen mogelijk maakt. De Regering somt de fietssnelwegen op en bepaalt hun visuele identiteit.
   De functionele interstedelijke fietsverbindingen vormen een fijnmazig netwerk van fietsroutes die stedelijke of landelijke centra verbinden met voorzieningen, winkels, diensten of intermodaliteit.
   Het Waalse structurerend fietsnetwerk is gedefinieerd in samenwerking met lokale actoren, met name de gemeenten, en utilitaire fietsers.
   Het structurerend fietsnetwerk wordt lokaal aangevuld met lokale fietsverbindingen die een prima fietsaanbod in de omgeving bieden. Zij verbinden lokale centra met centra van hoger niveau, met bovenlokale functionele fietsverbindingen of met fietssnelwegen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2022-11-24/10, art. 13, 005; Inwerkingtreding : 30-12-2022>


Art. 31/5. [1 De Regering kan de wijze van financiering van hoogwaardige fietsvoorzieningen op het Waalse structurerend fietsnetwerk en de lokale verbindingen bepalen.
   De investeringen in verband met de uitvoering van fietssnelwegen worden vastgesteld en in principe betaald door de Regering.
   De beheerders van een domein of een weg kunnen de uitvoering van studies, de gunning van een opdracht voor diensten of werken of de investering in dit domein of deze weg door middel van overeenkomsten delegeren aan een publiekrechtelijke rechtspersoon. De Regering bepaalt de voorwaarden en de inhoud van deze delegatieovereenkomsten.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2022-11-24/10, art. 14, 005; Inwerkingtreding : 30-12-2022>


Art. 31/6. [1 De eigenaar of beheerder van de weg moet het Waalse structurerend fietsnetwerk onderhouden.
   In afwijking van lid 1 kan de Regering de voorwaarden voor het onderhoud van het Waalse structurerend fietsnetwerk vaststellen.
   In afwijking van de leden 1 en 2, staat het Gewest in voor het onderhoud of de financiering van het onderhoud van de fietspaden volgens door de Regering te bepalen modaliteiten.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2022-11-24/10, art. 15, 005; Inwerkingtreding : 30-12-2022>


Art. 31/7. [1 De Regering houdt een actuele inventaris bij van de voorzieningen op het Waalse structurerend fietsnetwerk en hun toestand.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2022-11-24/10, art. 16, 005; Inwerkingtreding : 30-12-2022>


TITEL IV/2. [1 - Trekkingsrecht voor plaatselijke besturen met betrekking tot de infrastructuur in het kader van duurzame mobiliteit.]1   ----------   (1)
HOOFDSTUK I. [1 - Algemeenheden.]1   ----------   (1)
Art. 31/8. [1 Voor de toepassing van deze Titel dient te worden verstaan onder :
   1° de gemeenten: alle gemeenten gelegen op het grondgebied van het Waalse Gewest;
   2° het STOP-principe: het principe volgens hetwelk voorzieningen worden geprioriteerd volgens de behoeften van de gebruikers op de volgende wijze:
   a) voorzieningen voor voetgangers;
   b) voorzieningen voor fietsers;
   c) voorzieningen voor openbaar vervoer, collectief privé-vervoer zoals taxi's, deelauto's of carpooling;
   d) voorzieningen voor individueel vervoer, zoals een ontlastingsparkeerplaats;
   3° de plenaire voorontwerpvergadering : de vergadering in het stadium van de potloodschets in aanwezigheid van alle personen die kunnen meewerken aan het ontwerp van het project en met het doel de kwaliteit van de projecten en de veiligheid van de werken te waarborgen en, behalve in geval van overmacht, nieuwe werken binnen de in het contract voorziene garantieperiode op de omtrek van de betrokken investering te vermijden;
   4° het investeringsplan: het gemeentelijk investeringsplan met betrekking tot de realisatie van bepaalde infrastructuren in het kader van duurzame mobiliteit.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2022-11-24/10, art. 19, 005; Inwerkingtreding : 30-12-2022>


HOOFDSTUK II. [1 - Trekkingsrecht.]1   ----------   (1)
Art. 31/9. [1 § 1. Gemeenten kunnen onder de voorwaarden en volgens de procedure van deze titel subsidie ontvangen in de vorm van een trekkingsrecht voor de verwezenlijking van bepaalde infrastructuur in het kader van duurzame mobiliteit.
   § 2. Het trekkingsrecht is specifiek bedoeld om, overeenkomstig het STOP-principe, de ontwikkeling te ondersteunen van voorzieningen die duurzame mobiliteit en in het bijzonder actieve utilitaire mobiliteit en intermodaliteit in de gemeenten bevorderen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2022-11-24/10, art. 21, 005; Inwerkingtreding : 30-12-2022>


Art. 31/10. [1 § 1. Het trekkingsrecht wordt georganiseerd voor de duur van een gemeentelijke ambtstermijn, in twee programma's van elk drie jaar, geïntegreerd in het overkoepelend strategisch programma, bedoeld in artikel L1123-27 van het Wetboek van plaatselijke democratie en decentralisatie.
   § 2. Het bedrag van het trekkingsrecht wordt voor elk driejarenprogramma door de Regering vastgesteld.
   § 3. Het totale bedrag van het trekkingsrecht voor de gemeenten komt, voor een programma van drie jaar, overeen met de gecumuleerde kredieten die bestemd zijn voor de gehele looptijd van dit programma.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2022-11-24/10, art. 22, 005; Inwerkingtreding : 30-12-2022>


Art. 31/11. [1 § 1. Het deel van het in artikel 31/10, § 2, bedoelde totale bedrag dat verschuldigd is aan elke gemeente die een investeringsplan indient, wordt als volgt bepaald : ((aantal km wegen in de gemeente/totaal aantal km wegen in het Waalse Gewest) * 0,5 + (aantal inwoners in de gemeente/totaal aantal inwoners in het Waalse Gewest) * 0,5). * (gemiddeld inkomen per inwoner in het Waals Gewest/gemiddeld inkomen per inwoner van de gemeente) + (1 - gemiddeld inkomen per inwoner in het Waals Gewest/gemiddeld inkomen per inwoner van de gemeente) *0,25), wetende dat :
   1° onder km wegen wordt verstaan het aantal kilometers verharde gemeentelijke wegen van klein en groot belang volgens de laatste beschikbare statistieken van het "Institut wallon de l'évaluation, de la prospective et de la statistique" (Waals Instituut voor evaluatie, prospectief beleid en statistiek);
   2° onder gemiddeld inkomen per inwoner wordt verstaan het gemiddeld inkomen per inwoner berekend op basis van de belastingaangiften volgens de laatste beschikbare statistieken van Statbel.
   § 2. Het onuitgevoerde deel voortvloeiend uit het gedeeltelijke gebruik van de in het stadium van de gunning beschikbare bedragen komt het geheel van de gemeenten ten goede. De verdeling is evenredig aan de enveloppes die voor de lopende programmering aan de gemeenten zijn toegekend.
   Het bedrag het onuitgevoerde deel van een programmering wordt in het eerste jaar van de volgende programmering uiterlijk op 30 april vastgesteld op basis van de vóór 31 januari van dat jaar ingediende gunningsdossiers.
   Na deze termijn ingediende gunningsdossiers worden niet in aanmerking genomen.
   De Regering bepaalt de methoden voor de berekening van het onuitgevoerde deel en de gevolgen daarvan voor de betalingen.
   § 3. De Regering berekent het bedrag van het trekkingsrecht dat aan elke gemeente wordt toegekend uit hoofde van het in paragraaf 1 bedoelde deel.
   § 4. De Regering deelt het bedrag van het trekkingsrecht op zodanige wijze aan de gemeenten mee dat zij in het eerste jaar van elk programma de goedkeuring van het in artikel 31/12, § 5, bedoelde plan kunnen verkrijgen.
   § 5. De Regering bepaalt de gewestelijke prioriteiten en de specifieke investeringsvoorwaarden voor elk programma en de werken die kunnen worden gesubsidieerd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2022-11-24/10, art. 23, 005; Inwerkingtreding : 30-12-2022>


HOOFDSTUK III. [1 - Indiending van het investeringsplan.]1   ----------   (1)
Art. 31/12. [1 § 1. Overeenkomstig het krachtens artikel 31/11, § 3, vastgestelde bedrag stellen de gemeenten die een trekkingsrecht wensen te genieten, een investeringsplan op waarin alle projecten worden opgesomd die zij voornemens zijn in elk jaar van het betrokken meerjarenprogramma uit te voeren.
   De gemeente kan worden gemachtigd van het eerste lid af te wijken voor een deel van het trekkingsrecht dat verbonden is aan het eerste meerjarenprogramma met het oog op de uitvoering van werken of een verwerving tijdens het tweede meerjarenprogramma.
   Het verzoek om een afwijking wordt ingediend bij de overmaking van het oorspronkelijke investeringsplan. Zij wordt gerechtvaardigd door de ontoereikendheid van de beschikbare middelen of door de ontoereikende duur van de betrokken meerjarenprogrammering in verhouding tot de beoogde projecten.
   De Regering stelt de voorwaarden vast waaronder de afwijking kan worden toegestaan.
   § 2. Het investeringsplan is prioritair gericht op de behoeften die zijn vastgesteld in de door de gemeenten goedgekeurde strategische planningsinstrumenten.
   niet vertaald
   § 3. Het investeringsplan wordt ingediend in de door de Regering vastgestelde vorm en voldoet aan de door de Regering vastgestelde beginselen.
   § 4. Het interventiepercentage van het Waals Gewest voor subsidiabele werken wordt vastgesteld door de Regering. Het ligt tussen zestig en tachtig procent, afhankelijk van de voorwaarden die de Regering stelt.
   § 5. Het investeringsplan wordt aan de Regering ter goedkeuring voorgelegd volgens de door de Regering vastgestelde procedure.
   De Regering kan het bij haar ingediende investeringsplan gedeeltelijk goedkeuren.
   De gemeente waarvan het investeringsplan niet volledig is goedgekeurd, dient binnen dertig dagen na kennisgeving van de beslissing van de Regering een gecorrigeerd plan in bij de Regering.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2022-11-24/10, art. 25, 005; Inwerkingtreding : 30-12-2022>


HOOFDSTUK IV. [1 - Modaliteiten en doel van de subsidie.]1   ----------   (1)
Art. 31/13. [1 De toezending van documenten en dossiers geschiedt langs elektronische weg. De Regering stelt de modaliteiten daarvan vast.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2022-11-24/10, art. 27, 005; Inwerkingtreding : 30-12-2022>


Art. 31/14. [1 De uitvoering van elke in deze titel bedoelde subsidie in het kader van een opdracht voor werken is onderworpen aan de opneming in het bestek van deze werken van sociale, milieu- en ethische clausules ter bestrijding van sociale dumping.
   Deze clausules worden cumulatief in het bestek opgenomen wanneer de door de Regering vastgestelde drempels worden bereikt.
   De Regering stelt de modaliteiten vast voor het opnemen van deze clausule.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2022-11-24/10, art. 28, 005; Inwerkingtreding : 30-12-2022>


Art. 31/15. [1 Elke overeenkomstig artikel 31/16 gesubsidieerde investering is het voorwerp van een door de gemeenten georganiseerde en voorgezeten plenaire voortonwerpvergadering.
   De Regering bepaalt de modaliteiten van deze vergadering.
   Indien de gemeenten geen plenaire voorontwerpvergadering organiseren, wordt de subsidie voor de betrokken investering automatisch geweigerd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2022-11-24/10, art. 29, 005; Inwerkingtreding : 30-12-2022>


Art. 31/16. [1 De in deze titel bedoelde subsidies zijn gereserveerd voor voorzieningen ten gunste van duurzame mobiliteit. Deze voorzieningen betreffen :
   1° voetgangers;
   2° fietsers :
   3° intermodaliteit.
   De Regering bepaalt de duur van de investering en kan de lijst van in aanmerking komende installaties uitbreiden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2022-11-24/10, art. 30, 005; Inwerkingtreding : 30-12-2022>


Art. 31/17. [1 § 1. De gemeenten kiezen de projecten die zij willen uitvoeren uit de dossiers die voor het lopende jaar zijn opgenomen in hun door de Regering goedgekeurde investeringsplan.
   De dossiers worden geprioriteerd volgens de bevindingen van de verschillende instrumenten voor gemeentelijke strategische planning.
   § 2. De gemeenten leggen de technische dossiers en specificaties van de projecten die zij in het in het investeringsprogramma genoemde jaar en vóór 30 juni, wanneer hun projecten voor het laatste jaar van het programma zijn gepland, ter goedkeuring aan de Regering voor.
   De Regering bepaalt de inhoud van de dossiers die haar ter goedkeuring worden voorgelegd.
   § 3. De Regering controleert of de projecten zijn opgenomen in het investeringsplan van de gemeenten en gaat na of het project technisch en juridisch in overeenstemming is met alle normen en voorschriften die erop van toepassing zijn.
   De Regering bepaalt de termijnen en procedures voor de goedkeuring van projecten.
   § 4. De gemeenten beginnen pas met de procedures voor overheidsopdrachten nadat zij de goedkeuring van de Regering voor het betrokken project hebben ontvangen. Niet-nakoming van deze verplichting heeft tot gevolg dat de subsidie voor het betrokken dossier verloren gaat.
   § 5. Elk project waarvoor tussen 1 januari van het eerste programmeringsjaar en 31 december van het laatste programmeringsjaar een contract is gegund, valt onder de subsidie.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2022-11-24/10, art. 31, 005; Inwerkingtreding : 30-12-2022>


Art. 31/18. [1 § 1. Wanneer de gunningsbeslissing is genomen, leggen de gemeenten de gunningsdossiers ter goedkeuring voor aan de Regering, ook wanneer het bedrag van de opdracht lager is dan de bedragen waarboven de opdracht krachtens de artikelen L3111-1 en volgende van het Wetboek van plaatselijke democratie en decentralisatie aan de algemene nietigverklaring is onderworpen.
   De Regering bepaalt de inhoud van het dossier dat haar ter goedkeuring wordt voorgelegd, alsmede de procedures en termijnen voor deze goedkeuring.
   § 2. Zodra de gunning is goedgekeurd, gaan de gemeenten over tot kennisgeving van de opdracht. Niet-nakoming van deze verplichting heeft tot gevolg dat de subsidie voor het betrokken dossier verloren gaat.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2022-11-24/10, art. 32, 005; Inwerkingtreding : 30-12-2022>


Art. 31/19. [1 De gemeenten leggen het aankoopdossier ter goedkeuring voor aan de Regering.
   De Regering bepaalt de inhoud van het dossier dat haar ter goedkeuring wordt voorgelegd, alsmede de procedures en termijnen voor deze goedkeuring.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2022-11-24/10, art. 33, 005; Inwerkingtreding : 30-12-2022>


Art. 31/20. [1 De Regering bepaalt welke documenten vóór de uitvoering van de werken moeten worden ingediend.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2022-11-24/10, art. 34, 005; Inwerkingtreding : 30-12-2022>


Art. 31/21. [1 Het voor elk meerjarenprogramma vastgestelde trekkingsrecht wordt automatisch in opeenvolgende jaartranches aan de gemeenten uitbetaald.
   Het trekkingsrecht voor elk meerjarenprogramma van de gemeentelijke zittingsperiode wordt betaald volgens de door de Regering vastgestelde regeling.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2022-11-24/10, art. 35, 005; Inwerkingtreding : 30-12-2022>


Art. 31/22. [1 § 1. De Regering houdt toezicht op het gebruik van het trekkingsrecht door de gemeenten, zowel in de afzonderlijke projecten als in het geheel.
   De Regering bepaalt de modaliteiten van deze controle.
   § 2. De gemeenten stellen de door de Regering aangewezen dienst onmiddellijk in kennis van de voorlopige oplevering van een uit het trekkingsrecht gefinancierd bouwterrein.
   De gemeenten zullen de Regering verzoeken haar definitieve algemene controle op het juiste gebruik van het trekkingsrecht uit te oefenen wanneer zij de voorlopige oplevering van de laatste in het kader van een investeringsplan uitgevoerde bouwplaats verlenen.
   Indien de gemeenten daar niet om verzoeken overeenkomstig lid 2, voert de Regering automatisch een eerste tussentijdse controle uit binnen drie jaar na afloop van het betrokken meerjarenprogramma en een eindcontrole binnen zes jaar na afloop van het betrokken meerjarenprogramma.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2022-11-24/10, art. 36, 005; Inwerkingtreding : 30-12-2022>


HOOFDSTUK V. [1 - Algemeen verslag.]1   ----------   (1)
Art. 31/23. [1 De Regering stelt na afloop van elk programma een algemeen verslag op over de toepassing van deze Titel.
   Dat verslag omvat de volgende elementen :
   1° een lijst van projecten per gemeente die overeenkomstig artikel 31/17 zijn goedgekeurd;
   2° het uitvoeringstempo van de investeringsplannen;
   3° een kwalitatieve beoordeling;
   4° een geografische kaart van de projecten die in het kader van elk investeringsplan worden uitgevoerd.
   Het verslag wordt uiterlijk op 31 maart van het volgende jaar aan het Parlement toegezonden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2022-11-24/10, art. 38, 005; Inwerkingtreding : 30-12-2022>


HOOFDSTUK VI. [1 - Overgangsbepalingen.]1   ----------   (1)
Art. 31/24. [1 De Regering wordt gemachtigd een overgangsregeling vast te stellen voor de programmering van het trekkingsrecht vanaf de inwerkingtreding van dit decreet tot 2024.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2022-11-24/10, art. 40, 005; Inwerkingtreding : 30-12-2022>


TITEL V. - Slotbepalingen.
Art.32. De gemeenten die beschikken over een mobiliteitsplan dat op het moment van de inwerkingtreding van dit decreet aangenomen is, kunnen de in artikel 23 van dit decreet bedoelde financieringsmiddelen genieten gedurende een periode beperkt tot 2 begrotingsjaren volgend op de inwerkingtreding van dit decreet.

Art.33. De bestaande gemeentelijke mobiliteitsplannen kunnen gelijkgesteld worden met het in artikel 12 bepaalde gemeentelijke mobiliteitsplan wanneer de opvolgingscommissie waaraan de gemeenteraad het bestaande gemeentelijke mobiliteitsplan voorlegt, een gunstig advies uitbrengt :
  - over de overeenstemming van het bestaande mobiliteitsplan met de gewestelijke schema's, plannen en programma's inzake mobiliteit alsmede met het stedelijke mobiliteitsplan, als de gemeente deel uitmaakt van een stedelijk mobiliteitsgebied en als dat plan aangenomen is;
  - over de kwaliteit van het bestaande gemeentelijke mobiliteitsplan ten aanzien van de in artikel 12 van dit decreet bepaalde inhoud.
  De Regering beslist of het bestaande gemeentelijke mobiliteitsplan gelijkgesteld wordt met het in artikel 12 bepaalde gemeentelijke mobiliteitsplan binnen zestig dagen na het gunstige advies van de opvolgingscommissie.
  Wanneer de commissie een ongunstig of voorwaardelijk advies uitbrengt, kan de gemeenteraad het gemeentelijke mobiliteitsplan herzien of aanvullen. De Regering kan toelagen verlenen voor de onderzoeken die nodig zijn voor de wijzigingen van de bestaande gemeentelijke mobiliteitsplannen.

Art.34. Het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium wordt gewijzigd als volgt :
  1° in het eerste lid van artikel 6 worden de woorden " in dit wetboek " vervangen door de woorden " in dit wetboek of in dit decreet ";
  2° in artikel 7, § 3, 2°, worden de woorden " patrimoniale en milieubelangen " vervangen door de woorden " patrimoniale, milieu- en mobiliteitsbelangen ";
  3° in het eerste lid van artikel 48 worden de woorden " na analyse van het gemeentelijk structuurplan, indien er één bestaat " vervangen door de woorden " na analyse van het structuurplan en van het gemeentelijke mobiliteitsplan, indien ze bestaan ".

Art.35. De Regering bepaalt de inwerkingtreding van dit decreet.
  (NOTA : Inwerkingtreding vastgesteld op 01-11-2004 door BWG 2004-05-27/58, art. 17)

BIJLAGE.
Art. N. De gegevens die vermeld moeten staan in het milieueffectrapport hebben betrekking op :
  1° een samenvatting van de inhoud, een omschrijving van de doelstellingen van het plan, evenals diens verband met andere relevante plannen en programma's;
  2° de relevante aspecten van de milieutoestand, evenals diens vermoedelijke evolutie indien het plan niet ten uitvoer wordt gebracht;
  3° de milieukenmerken van de gebieden die op een niet te verwaarlozen wijze getroffen zouden kunnen worden;
  4° de milieuproblemen verbonden met het plan, in het bijzonder welke die betrekking hebben op de gebieden die van bijzonder belang zijn voor het milieu zoals de gebieden die aangewezen zijn overeenkomstig richtlijn 74/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand en richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna;
  5° de relevante doelstellingen ter zake van de milieubescherming en de wijze waarop zij in overweging worden genomen in het kader van de opstelling van het plan;
  6° de vermoedelijke niet te verwaarlozen milieueffecten, met inbegrip van de biologische diversiteit, de bevolking, de menselijke gezondheid, de fauna, de flora, de bodem, het water, de lucht, de klimaatfactoren, de materiële goederen, het cultureel erfgoed daarbij inbegrepen het architectonisch en archeologisch erfgoed, de landschappen en de interacties tussen bedoelde factoren;
  7° de maatregelen die ten uitvoer gebracht dienen te worden om de negatieve effecten van de uitvoering van het milieuplan te voorkomen, te verminderen of, voor zover mogelijk, op te heffen;
  8° het voorstellen van mogelijke alternatieven en de verantwoording ervan;
  9° een omschrijving van de gekozen evaluatiemethode en van de bij de verzameling van de vereiste gegevens opgetreden problemen;
  10° de maatregelen die in acht worden genomen om te zorgen voor de opvolging van de tenuitvoerlegging van het plan;
  11° een niet-technische samenvatting van bovenbedoelde gegevens.