10 NOVEMBER 2004. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers, ter verduidelijking van de dagen arbeidsonderbreking ingevolge economische werkloosheid, in het stelsel van de jaarlijkse vakantie van de arbeiders en leerling-arbeiders.
Art. 1-3
Artikel 1. Artikel 16, 14° van het koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers, vervangen bij het koninklijk besluit van 22 juni 2004, wordt vervangen als volgt :
" 14° een schorsing van de arbeidsovereenkomst of van het leercontract voor beroepen uitgeoefend door werknemers in loondienst wegens tijdelijke werkloosheid ingevolge gebrek aan werk wegens economische oorzaken.
De gelijkstelling in het eerste lid, wordt evenwel geweigerd wanneer blijkt dat de schorsing van de arbeidsovereenkomst hetzij is ingevoerd zonder dat de verplichtingen inzake notificatie of werkhervatting werden nageleefd, hetzij een deeltijds werk, een vooropzegperiode of tijdelijke werkloosheid wegens andere oorzaken maskeert, hetzij voortvloeit uit het seizoensgebonden karakter van de onderneming, hetzij het gevolg is van een gebrekkige organisatie of van slecht beheer van de onderneming, hetzij van structurele aard is.
Kan namelijk worden beschouwd als van structurele aard, het gebrek aan werk dat eigen is aan de aard van de werkzaamheid van het bedrijf of van de sector of dat ertoe strekt permanent te worden doordat het over meerdere dienstjaren quasi ononderbroken aanhoudt of een onevenwicht vertoont ten opzichte van de arbeidsprestaties van dezelfde werknemers; ".
Art.2. Artikel 20, 5° van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 22 juni 2004, wordt vervangen als volgt :
" 5° door de werkgever, voor de in artikel 16, 12° en 14° bedoelde arbeidsonderbrekingen.
De bevestiging wat artikel 16, 14° betreft, bedoeld in het eerste lid, geschiedt overeenkomstig het bepaalde bij artikel 21, § 3. De Rijksdienst voor jaarlijkse vakantie evenals de Bijzondere vakantiefondsen verifiëren en beoordelen op een zelfstandige manier de overeenstemming van de aangifte van deze dagen arbeidsonderbreking met de uit onderhavig besluit voortvloeiende regels; ".
Art. 3. Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, op 10 november 2004.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Werk,
Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE.