31 MAART 2004. - Koninklijk besluit tot regeling van het statuut van de twee regeringscommissarissen bij de federale culturele instellingen.
Art. 1-8
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder " regeringscommissarissen " : de twee regeringscommissarissen bedoeld in artikel 151 van de programmawet van 8 april 2003.
Art.2. Het mandaat van de regeringscommissarissen is onverenigbaar met een leidinggevende functie of de hoedanigheid van personeelslid bij één van de federale culturele instellingen.
Art.3. Er wordt de regeringscommissarissen een jaarlijkse forfaitaire vergoeding toegekend van 3.000 euro. Ze wordt gekoppeld aan de spilindex 138,01 van de consumptieprijzen.
Art.4. Zij moeten voldoende ter beschikking zijn, rekening houdend met de omvang van de taken van de federale culturele instellingen.
Art.5. De regeringscommissarissen worden benoemd voor de duur van de Regering.
Hun mandaat is hernieuwbaar.
Art.6. De regeringscommissarissen kunnen tijdens hun opdracht worden ontslagen wanneer niet langer is voldaan aan de voorwaarde van artikel 2 of 4, of op hun eigen vraag.
Art.7. Treden in werking de dag waarop dit besluit in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt :
1° hoofdstuk IX van titel VII van de programmawet van 8 april 2003;
2° dit besluit.
Art. 8. Onze Eerste Minister is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 31 maart 2004.
ALBERT
Van Koningswege :
De Eerste Minister,
G. VERHOFSTADT.