Details



Externe links:

Justel

Staatsblad pdf



Titel:

30 NOVEMBER 2003. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 mei 2000 betreffende de activiteiten van de voorzorgsinstellingen.



Inhoudstafel:


Art. 1-28



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2000011238 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. In het koninklijk besluit van 7 mei 2000 betreffende de activiteiten van de voorzorgsinstellingen worden de woorden " de Controledienst " telkens vervangen door de woorden " de CBFA ", de woorden " vastgestelde lasten " telkens vervangen door de woorden " vaste bijdragen ", de woorden " te bereiken prestaties " door de woorden " vaste prestaties ", het woord " Gemeenschap " door de woorden " Europese Economische Ruimte " en de letters " BEF " door de letters " euro ".

Art.2. Artikel 1 van hetzelfde besluit wordt als volgt gewijzigd :
  1° punt 3° wordt als volgt vervangen : " de CBFA " : de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen, bedoeld in artikel 2, § 6, 13° van de wet ";
  2° In punt 6° worden de woorden " het reglement waarin " vervangen door de woorden " het pensioenreglement of de pensioenovereenkomst, waarin ";
  3° De volgende definities worden toegevoegd na punt 6° :
  " 7°" voorzorgstoezegging " : de toezegging om voordelen op te bouwen van forfaitaire aard bij oppensioenstelling, bij overlijden of bij permanente invaliditeit ten voordele van het personeel of van de bestuurders van privé-ondernemingen of van publiekrechtelijke rechtspersonen.
  " 8° " inrichter " :
  a) de rechtspersoon, paritair samengesteld, aangeduid via een collectieve arbeidsovereenkomst door de representatieve organisaties van een paritair comité of subcomité, opgericht volgens hoofdstuk III van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, dat een voorzorgstoezegging invoert;
  b) de werkgever die een voorzorgstoezegging doet;
  " 9° " bedrijfsleider " : de bedrijfsleider zoals bedoeld in artikel 32, eerste lid, 1° en 2°, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992, tewerkgesteld buiten een arbeidsovereenkomst;
  " 10° " de wet betreffende de aanvullende pensioenen " : de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid.

Art.3. In artikel 4, 2° b) van hetzelfde besluit worden de woorden " de werkgever" vervangen door de woorden " de inrichter ".

Art.4. In artikel 5 van hetzelfde besluit wordt het bedrag van " 1.008.497,5 " BEF vervangen door het bedrag van " 25.000 euro ".

Art.5. In artikel 7, punt 6° van hetzelfde besluit worden de woorden " voor het beheer voor eigen rekening van collectieve pensioenfondsen " geschrapt.

Art.6. In artikel 8 van hetzelfde besluit wordt de eerste zin van het eerste lid als volgt vervangen :
  " De dekkingswaarden van de technische voorzieningen mogen, voor het geheel van de waarden vermeld in één rubriek, de volgende verhoudingen uitgedrukt in percenten van het totaal van die technische voorzieningen verminderd met het gedeelte van de technische voorzieningen bedoeld in artikel 9 niet overschrijden : "

Art.7. Artikel 9 van hetzelfde besluit wordt als volgt gewijzigd :
  1° het eerste lid wordt vervangen door :
  " De bepalingen van artikel 6, zevende, achtste en negende lid en van de artikelen 7 en 8 zijn niet van toepassing op de dekkingswaarden van het gedeelte van de technische voorzieningen bedoeld in artikel 15, 3° dat overeenstemt met het gedeelte van het vermogen dat de som van de volgende bedragen overschrijdt :
  - de technische voorzieningen berekend door de instelling in toepassing van artikel 16 van de wet;
  - de technische voorzieningen voor nog uit te voeren prestaties;
  - de samen te stellen marge voor de verrichtingen bij overlijden en invaliditeit. "
  2° In het tweede lid worden de woorden " niet meer belopen dan 15 % van de in artikel 15, 3° bedoelde voorzieningen die de samen te stellen solvabiliteitsmarge overschrijden " vervangen door " niet meer belopen dan 15 % van het gedeelte van de technische voorzieningen bedoeld in artikel 15, 3° dat wordt vermeld in het eerste lid. "

Art.8. Een artikel 9bis dat luidt als volgt wordt toegevoegd aan hetzelfde besluit :
  " Art. 9bis. Voor de dekking van de technische voorzieningen voor de financiering van samen te stellen prestaties die overeenstemmen met de samen te stellen marge, mag geheel of gedeeltelijk gebruik gemaakt worden van een gewaarborgde vordering op de werkgever aanvaard door de Dienst.

Art.9. Artikel 17 van hetzelfde besluit wordt als volgt gewijzigd :
  1° In punt b) wordt het woord " cotisations " vervangen door het woord " contributions " in de Franse versie en worden de woorden " door de werkgever " geschrapt;
  2° De punten f) en j) worden geschrapt;
  3° In punt l) worden de woorden " het te bereiken doel " vervangen door de woorden " de vaste prestaties ".

Art.10. In artikel 18, derde lid van hetzelfde besluit worden de woorden " verworven reserves " telkens vervangen door de woorden " verworven reserves, in voorkomend geval verhoogd tot het bedrag gewaarborgd in toepassing van artikel 24 van de wet betreffende de aanvullende pensioenen ".

Art.11. In artikel 21 van hetzelfde besluit worden de woorden " te bereiken doelen " telkens vervangen door de woorden " vaste prestaties " en het woord " werkgever " door het woord " inrichter ".

Art.12. Artikel 22 van hetzelfde besluit wordt als volgt gewijzigd :
  1°) § 2, a) wordt als volgt vervangen :
  " a) de verworven reserves zoals ze zijn bepaald in het reglement. Voor de aangeslotenen in dienst en de aangeslotenen die niet meer in dienst zijn maar recht hebben op uitgestelde pensioenprestaties en die de laagste van de pensioenleeftijden voorzien door het reglement bereikt of overschreden hebben, de actuele waarde van de prestaties waarop ze aanspraak zouden kunnen maken indien ze op het beschouwde ogenblik op pensioen zouden gaan, berekend met de actualisatieregels bepaald in punt b) van deze paragraaf.
  2°) § 2, derde lid, wordt als volgt vervangen :
  " De normale pensioenleeftijd is de laagste van de pensioenleeftijden die in de pensioentoezegging zijn vastgelegd, waarna de pensioenprestaties van de aangeslotene alleen nog verhogen ten gevolge van salarisstijgingen of van een eventuele vermindering van het aandeel van het wettelijke pensioen.

Art.13. Een artikel 22bis, dat luidt als volgt, wordt toegevoegd aan hetzelfde besluit :
  " Art. 22bis. Voor de toezeggingen bedoeld in artikel 21 van de wet betreffende de aanvullende pensioenen, wordt, in afwijking van artikel 22, de minimumvoorziening voor elke aangeslotene samengesteld overeenkomstig artikel 29, § 4. "

Art.14. Artikel 23 van hetzelfde besluit wordt als volgt vervangen :
  " Art. 23. Wanneer het reglement voorziet in de mogelijkheid tot vervroeging van de pensioenvoordelen en de prestaties waarop men bij vervroeging recht heeft groter zijn dan die welke voortvloeien uit de actuariële vermindering volgens de technische basissen bepaald door het reglement, wordt boven op de voorzieningen bedoeld in de artikelen 22, 24 en 25 een aanvullende voorziening gevestigd. Die aanvullende voorziening is minstens gelijk aan 60 % van het positief verschil tussen, enerzijds, de minimumreserve voortvloeiend uit de artikelen 22, 24 en 25 waarbij als normale pensioenleeftijd de leeftijd genomen wordt op de eerste dag waarop de aangeslotene volgens het reglement zijn recht op pensioenvoordelen ten vroegste kan laten gelden, en anderzijds, de minimumreserve voortvloeiend uit de artikelen 22, 24 en 25. De minimumreserves die in aanmerking worden genomen bij de berekening van dit verschil worden desgevallend verhoogd tot de waarborg bedoeld in artikel 24, § 1 van de wet betreffende de aanvullende pensioenen. "

Art.15. Een artikel 23bis, dat luidt als volgt, wordt toegevoegd aan hetzelfde besluit :
  " Art. 23bis § 1 Wanneer een pensioentoezegging van het type vaste prestaties voorziet in de storting van persoonlijke bijdragen, dient het vermogen van de voorzorgsinstelling minstens gelijk te zijn aan de som van :
  1° de technische voorzieningen bepaald overeenkomstig de artikelen 22, 23, 24 en 25;
  2° de technische voorzieningen voor nog uit te voeren prestaties;
  3° de samen te stellen solvabiliteitsmarge;
  4° een bedrag dat gelijk is aan de som van de positieve verschillen, berekend per aangeslotene in dienst en per aangeslotene bedoeld in artikel 32, § 1, 3°, a) van de wet betreffende de aanvullende pensioenen, tussen :
  - het bedrag van de waarborg bedoeld in artikel 24, § 1 van de wet betreffende de aanvullende pensioenen;
  - de voorzieningen bepaald overeenkomstig de artikelen 22, 24 en 25.
  Voor de aangeslotenen bedoeld in artikel 32, § 1, 3°, a) van de wet betreffende de aanvullende pensioenen, gebeurt de kapitalisatie bedoeld in het eerste streepje van 4° met een rentevoet van minstens 0 % vanaf het ogenblik waarop die aangeslotenen zijn uitgetreden.
  § 2. In afwijking van § 1 is voor de toezeggingen die bedoeld worden in artikel 21 van de wet betreffende de aanvullende pensioenen, artikel 29, § 6 van toepassing. "

Art.16. In artikel 25 van hetzelfde besluit worden in het punt a) van het eerste lid de woorden " de verworven prestaties " vervangen door " de verworven reserves ".

Art.17. Artikel 27, § 2 van hetzelfde besluit wordt als volgt aangevuld :
  " De onderfinanciering mag niet trager uitdoven dan de toezeggingen waarmee ze verbonden is. "

Art.18. Artikel 29 van hetzelfde besluit wordt als volgt gewijzigd :
  1° In § 1 worden de woorden " enerzijds voor de werkgeverstoelagen en anderzijds voor de werknemersbijdragen " vervangen door de woorden " enerzijds voor de werkgeversbijdragen en anderzijds voor de werknemersbijdragen ".
  2° In § 2 worden in het eerste lid de woorden " verminderd met de werkgeverstoelagen en werknemersbijdragen " vervangen door de woorden " verminderd met de werkgevers- en werknemersbijdragen ".
  In dezelfde paragraaf worden het tweede en het vierde lid geschrapt en worden in het derde lid de woorden " rekening houdend met het vorige lid " geschrapt.
  3° Een § 6 die luidt als volgt wordt toegevoegd :
  " § 6. Voor de toezeggingen bedoeld in dit artikel moet het vermogen van de instelling minstens gelijk zijn aan de som van :
  1° de bedragen op de individuele rekeningen;
  2° de technische voorzieningen voor nog uit te voeren prestaties;
  3° de samen te stellen solvabiliteitsmarge;
  4° een bedrag dat gelijk is aan de som van de positieve verschillen, berekend per aangeslotene in dienst en per aangeslotene bedoeld in artikel 32, § 1, 3°, a) van de wet betreffende de aanvullende pensioenen, tussen :
  - het bedrag van de waarborg bedoeld in artikel 24, § 1 van de wet betreffende de aanvullende pensioenen;
  - het bedrag dat op de individuele rekening staat.
  Voor de aangeslotenen bedoeld in artikel 32, § 1, 3°, a) van de wet betreffende de aanvullende pensioenen, gebeurt de kapitalisatie bedoeld in het eerste streepje van 4° met een rentevoet van minstens 0 % vanaf het ogenblik waarop deze aangeslotenen zijn uitgetreden.
  Op geen enkel ogenblik in de loop van de aansluiting moeten die verschillen op de individuele rekeningen gezet worden. "

Art.19. Artikel 30 van hetzelfde besluit wordt als volgt gewijzigd :
  1° het eerste lid wordt als volgt vervangen :
  " In geval van faillissement, stopzetting van de activiteit van een werkgever of ontbinding van de vennootschap worden, bij gebreke van overdracht naar een andere pensioeninstelling of van gedeeltelijke of volledige overname van de verplichtingen door een derde, de reserves van de aangeslotenen, met uitzondering van de rentegenieters, in voorkomend geval verhoogd tot de bedragen gewaarborgd in toepassing van artikel 24 van de wet betreffende de aanvullende pensioenen, ingeschreven op individuele rekeningen die enkel in functie van het rendement van de activa van de voorzorgsinstelling mogen schommelen. "
  2° Een tweede en derde lid die luiden als volgt wordt toegevoegd :
  " Bij gebreke van overdracht naar een andere pensioeninstelling of van gedeeltelijke of volledige overname van de verplichtingen door een derde, wordt aan de rentegenieters het vestigingskapitaal van de lopende rente uitgekeerd. Het reglement bepaalt de actualisatieregels die gebruikt worden voor de berekening van dit kapitaal. Voor de toezeggingen van het type vaste prestaties mogen die regels niet leiden tot een resultaat dat kleiner is dan het resultaat dat zou bekomen worden met de actualisatieregels die in dat reglement gedefinieerd zijn voor de berekening van de verworven reserves. Voor de toezeggingen van het type vaste bijdragen mogen die regels niet leiden tot een lager resultaat dan dat, dat verkregen wordt met de regels die in dat reglement gedefinieerd zijn voor de omzetting van kapitaal in rente.
  Indien op het beschouwde ogenblik het vermogen van de voorzorgsinstelling niet toelaat om het totaal van de reserves bedoeld in het eerst lid, in voorkomend geval verhoogd overeenkomstig dat lid, en de kapitalen bedoeld in het tweede lid, te vestigen, wordt dat vermogen verdeeld over alle aangeslotenen en rechthebbenden in verhouding tot de reserves bedoeld in het eerste lid, in voorkomend geval verhoogd tot de bedragen gewaarborgd in toepassing van artikel 24, § 1 van de wet betreffende de aanvullende pensioenen, en de kapitalen bedoeld in het tweede lid. Het eerste en het tweede lid worden dan toegepast op de aldus verkregen bedragen. "

Art.20. Artikel 33 van hetzelfde besluit wordt als volgt gewijzigd :
  1° In het tweede lid wordt het woord " werkgever " vervangen door het woord " inrichter ".
  2° Het derde lid wordt als volgt vervangen :
  " Indien een voldoende financiering binnen een termijn van zes maanden te rekenen vanaf de voormelde verwittiging uitblijft of in alle gevallen waar een einde wordt gesteld aan de voorzorgstoezegging, wordt het vermogen van de voorzorgsinstelling verdeeld in verhouding tot de reserves van elke aangeslotene, met uitzondering van de rentegenieters, in voorkomend geval verhoogd tot het bedrag gewaarborgd in toepassing van artikel 24, § 1 van de wet betreffende de aanvullende pensioenen, en tot de vestigingskapitalen van de lopende rentes. "
  3° Er wordt een vierde lid toegevoegd dat luidt als volgt :
  " Voor elke aangeslotene, met uitzondering van de rentegenieters, wordt het overeenkomstig het derde lid verkregen bedrag ingeschreven op een individuele rekening. Deze individuele rekeningen kunnen enkel in functie van het rendement van de activa van de voorzorgsinstelling schommelen.
  Bij gebreke van overdracht naar een andere pensioeninstelling wordt aan elke rentegenieter het overeenkomstig het derde lid verkregen bedrag uitgekeerd. "

Art.21. In hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk Vbis ingelast dat luidt als volgt :
  " Hoofdstuk Vbis.- Aanvullende bepalingen voor de pensioeninstellingen die voorzorgstoezeggingen beheren ten gunste van bedrijfsleiders
  Art. 33bis. § 1. Elke voorzorgstoezegging gesloten ten gunste van bedrijfsleiders wordt beheerst door een reglement dat de rechten en verplichtingen van de inrichter, de aangeslotenen en de voorzorgsinstelling bepaalt.
  De tekst van het reglement wordt op eenvoudig verzoek aan de bedrijfsleider verstrekt. Het reglement bepaalt of de inrichter of de voorzorgsinstelling daarmee wordt belast.
  § 2. De aansluiting is verplicht voor elke persoon bedoeld in § 1 die tot de in het reglement beschreven categorie behoort. De bepaling van de categorie kan voorwaarden bevatten betreffende een minimumleeftijd of een minimum aantal dienstjaren. In dit geval evenwel kunnen, wanneer het reglement in vaste prestaties voorziet, deze voorwaarden niet tot gevolg hebben dat de aansluiting wordt uitgesteld tot na de vijfentwintigste verjaardag.
  § 3. In afwijking van § 2, kunnen de personen in dienst op het ogenblik van het afsluiten van de voorzorgstoezegging deze aansluiting weigeren of indien het reglement het toelaat, ze uitstellen. Dit geldt eveneens indien de wijziging van de voorzorgstoezegging een verhoging inhoudt van de verplichtingen van de personen die reeds zijn aangesloten op de datum van deze verhoging.
  Art. 33ter. Wanneer de voorzorgstoezegging voorziet in de betaling van een persoonlijke bijdrage door de aangeslotene, heeft deze laatste bij zijn uittreding, pensionering of bij opheffing van de voorzorgstoezegging, recht op het gedeelte van die bijdrage, dat niet verbruikt werd voor de dekking van het overlijdens- en invaliditeitsrisico vóór de pensionering, gekapitaliseerd tegen de maximale referentierentevoet voor verzekeringsverrichtingen van lange duur die vastgesteld is in de uitvoeringsbesluiten van de wet van 9 juli 1975.
  Art. 33quater. De pensioeninstelling deelt tenminste eenmaal per jaar aan de aangeslotenen het bedrag van de verworven prestaties en van de verworven reserves mee, waarbij in voorkomend geval het bedrag dat overeenstemt met de waarborg bedoeld in artikel 33ter, vermeld wordt.
  Bij deze gelegenheid deelt de pensioeninstelling de bedrijfsleider mee dat de tekst van het reglement op eenvoudig verzoek kan worden verkregen bij de persoon die daartoe overeenkomstig het reglement is aangeduid.
  Art. 33quinquies. Voor de toepassing van hoofdstuk V op de bedrijfsleiders worden de woorden " artikel 24, § 1 van de wet betreffende de aanvullende pensioenen " telkens vervangen door de woorden " artikel 33ter ". "

Art.22. In het tweede lid van de Nederlandse versie van artikel 34 van hetzelfde besluit worden de woorden " het verslag " vervangen door de woorden " een verslag ".

Art.23. Artikel 36, § 2, 2° van hetzelfde besluit wordt als volgt vervangen :
  " 2° de artikelen 22 tot en met 33, 81 en 86 alsook de bijlagen 1 tot en met 5 van het koninklijk besluit van 14 november 2003 betreffende de levensverzekeringsactiviteit. "

Art.24. In hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk VIIbis ingelast dat luidt als volgt :
  " Hoofdstuk VIIbis. - Vrijstelling tot het oprichten van een afzonderlijke rechtspersoon
  Art. 36bis. Zijn vrijgesteld van de oprichting van een afzonderlijke rechtspersoon :
  1° de voorzorgsinstellingen die genieten van de vrijstelling bepaald in artikel 93, § 2 van de wet en die enkel voorzorgsverbintenissen uitvoeren die betrekking hebben op aangeslotenen die in dienst zijn getreden vóór de datum waarop de wet op die voorzorgsinstellingen van toepassing is geworden;
  2° de voorzorgsinstellingen die genieten van de vrijstelling bepaald in artikel 93, § 2bis van de wet en die enkel voorzorgsverbintenissen uitvoeren die betrekking hebben op de jaren vóór de datum waarop de wet op hen van toepassing is geworden. "

Art.25. De artikelen 20, 28 en 32 van hetzelfde besluit worden opgeheven.

Art.26. In geval van onderfinanciering die uit de inwerkingtreding van dit besluit of van de wet betreffende de aanvullende pensioenen voortvloeit, moet de aanzuivering van die onderfinanciering zodanig gebeuren dat het afgeloste bedrag nooit kleiner is dan het bedrag dat uit de constante aflossing over 20 jaar voortvloeit. Die onderfinanciering mag niet trager uitdoven dan de verbintenissen waarmee ze verbonden is.

Art.27. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2004.

Art. 28. Onze Minister tot wiens bevoegdheid de Economische Zaken behoren, is belast met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Brussel, 30 november 2003.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Economie,
  Mevr. F. MOERMAN.