Details



Externe links:

Justel

Staatsblad pdf



Titel:

27 DECEMBER 2004. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorschriften van de bewijsvoering alsook de regels van rechtspleging voor de tenuitvoerlegging van artikel 1409, § 1, vierde lid en § 1bis, vierde lid, van het Gerechtelijk Wetboek. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 28-07-2006 en tekstbijwerking tot 28-07-2006)



Inhoudstafel:


Art. 1-11



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1939113002  1965041207  1967101056 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. In het Gerechtelijk Wetboek wordt een artikel 1409ter ingevoegd, luidende :
  " Art. 1409ter. De beslagen schuldenaar die aanspraak kan maken op een verhoging van het gedeelte van de inkomsten die niet vatbaar zijn voor beslag met toepassing van artikel 1409, § 1, vierde lid, of 1409, § 1bis, vierde lid, doet hiervan aangifte bij de optredende gerechtsdeurwaarder door middel van een formulier waarvan het model bepaald is door de Minister van Justitie.
  Bij die aangifte voegt hij alle elementen toe die het mogelijk maken om het bestaan van zijn aanspraken vast te stellen alsook een verklaring op erewoord dat het kind niet beschikt over inkomsten waarvan het bedrag hoger is dan door de Koning bepaald of dat zijn inkomsten het voorwerp zijn geweest van een gemeenschappelijke belastingsaangifte.
  De gerechtsdeurwaarder oordeelt op grond van de ingebrachte stukken en stelt een proces-verbaal op waarvan een afschrift aan de partijen dadelijk betekend wordt.
  De moeilijkheden bij toepassing van dit artikel worden beslecht volgens de procedure als bedoeld in artikel 1408, § 3, van het Gerechtelijk Wetboek.
  De verklaring zal rechtskracht hebben op de eerstvolgende vervaldag van de betaling van de beslagen bedragen en is geldig gedurende een jaar. Voor het verstrijken van die termijn, kan de titularis van de beslagen inkomsten overgaan tot een nieuwe verklaring.
  In geval van betwisting, wordt het gedeelte van de beslagen inkomsten dat het voorwerp is van het geschil, geblokkeerd in handen van de gerechtsdeurwaarder tot een overeenkomst is bereikt of een vonnis is geveld. "

Art.2. In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 1409quater ingevoegd, luidend :
  " Art. 1409quater. Onverminderd andere mogelijks in te roepen bewijsmiddelen wordt de hoedanigheid van kind ten laste aangetoond ten genoege van recht op een of meer van de volgende wijzen :
  een verklaring afgeleverd door een verzekeringsinstelling in het kader van de ziektekostenverzekering, waarin bepaald wordt dat het kind ten laste is van de titularis van de beslagen of overgedragen inkomsten, in de zin van de wetgeving inzake de ziektekostenverzekering;
  het attest van gezinssamenstelling die de verblijfplaats van het kind vaststelt op de woonplaats van de genieter van de beslagen of overgedragen inkomsten;
  de gerechtelijke beslissing of de overeenkomst die de gedeelde materiële bewaring vastelt, alsook een verklaring op erewoord dat de gerechtelijke beslissing of de overeenkomst wordt nagekomen;
  de rekeninguittreksels die een geregelde storting aantonen van een bijdrage in het onderhoud voor een bedrag hoger dan de gevraagde verhoging van het niet voor beslag vatbare bedrag. "

Art.3. In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 1409quinquies ingevoegd, luidend :
  " Art. 1409quinquies. De titularis van de beslagen of overgedragen inkomsten is verplicht om elke wijziging van zijn toestand bekend te maken. "

Art.4. Het eerste lid van artikel 1457 van het Gerechtelijk Wetboek wordt aangevuld als volgt :
  " Ze bevat, op straffe van nietigheid, het aangifte formulier voor kind ten laste waarvan het model bepaald is door de Minister van Justitie. " "

Art.5. Het vijfde lid van artikel 1539 van het Gerechtelijk Wetboek wordt aangevuld als volgt :
  " De aanzegging bevat, op straffe van nietigheid, het aangifteformulier voor kind ten laste waarvan het model bepaald is door de Minister van Justitie. "

Art.6. In hoofdstuk VI van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers, wordt een artikel 28bis toegevoegd, luidende :
  " De aanzegging bedoeld in artikel 28, 1°, bevat, op straffe van nietigheid, het aangifteformulier voor kind ten laste, waarvan het model bepaald is door de Minister van Justitie. "

Art.7. Tussen het eerste en tweede lid van artikel 29 van dezelfde wet, wordt een nieuw lid ingevoegd luidende :
  " Binnen dezelfde termijn, kan de overdrager de verhoging doen gelden van de bedragen die niet mogen worden overgedragen overeenkomstig artikel 1409, § 1, vierde lid, van het Gerechtelijk Wetboek door het formulier terug te zenden naar de overgedragen schuldenaar waarvan sprake in artikel 28bis vergezeld van de relevante bewijsstukken.

Art.8. Dezelfde wet wordt aangevuld met een nieuw artikel 31bis, luidende :
  " Bij aangifte van een kind ten laste, gaat de overgedragen schuldenaar te werk als volgt.
  Wanneer de overdrager een stuk aanbrengt dat tot genoeg van recht de hoedanigheid van kind ten laste anntoont, wordt hier rekening mee gehouden bij de inhouding van het loon, behoudens de mogelijkheid van de overnemer om de zaak aanhangig te maken bij de beslagrechter als bedoeld in het volgende lid.
  Als de overdrager zijn aangifte staaft met andere bewijsmiddelen, beoordeelt de overnemer de relevantie ervan. Als hij de aanspraken van de overdrager niet kan erkennen, doet hij hiervan aangifte bij de griffie van de beslagrechtbank. Voor de verdere rechtspleging, wordt gehandeld overeenkomstig artikel 1408, § 3, van het Gerechtelijk Wetboek. "

Art.9. Artikel 269-1 van het koninklijk besluit nr. 64 van 30 november 1939 houdende het Wetboek der registratie-, hypotheek-, en griffierechten wordt aangevuld als volgt :
  " Geen enkel recht wordt geïnd bij de rechtsgedingen voor de beslagrechter in het kader van de toepassing van artikel 1409, § 1, vierde lid, en 1409, § 1bis, vierde lid. "

Art.10.<W 2006-07-20/39, art. 27, 002; Inwerkingtreding : 30-01-2007; zie ook W 2006-07-20/39, art. 29> Dit besluit treedt in werking twee maanden na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het in artikel 1 bedoelde formulier waarvan het model bepaald is door de minister van Justitie.

Art. 11. Onze Minister van Justitie, Onze Minister van Sociale Zaken, Onze Minister van Financiën en Onze Minister van Werk zijn belast, ieder wat hem betreft, met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 27 december 2004.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Justitie,
  Mevr. L. ONKELINX
  De Minister van Sociale Zaken,
  R. DEMOTTE
  De Minister van Financiën,
  D. REYNDERS
  De Minister van Werk,
  Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE.