3 MEI 2003. - Wet tot wijziging van het Wetboek van strafvordering en de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken wat betreft de vertalingen van de mondelinge verklaringen.
Art. 1-7
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art.2. Artikel 30, tweede lid, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken wordt vervangen als volgt :
" Wanneer de rechter de door partijen of door een harer gebruikte taal niet verstaat, doet hij een beroep op de medewerking van een beëdigd tolk.
Een partij die in persoon verschijnt en die de taal van de rechtspleging niet begrijpt, wordt bijgestaan door een beëdigd tolk die het geheel van de mondelinge verklaringen vertaalt. "
Art.3. In artikel 30bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 23 juni 1989, worden de woorden " of de beklaagde, naargelang van het geval, " weggelaten.
Art.4. Artikel 31 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Art. 31. In al de ondervragingen van het opsporingsonderzoek en van het gerechtelijk onderzoek, alsmede voor de onderzoeks- en vonnisgerechten, gebruiken de partijen die persoonlijk verschijnen de taal van hun keuze voor al hun mondelinge verklaringen.
Wanneer de agenten die met het opsporingsonderzoek belast zijn, het parket, de onderzoeksrechter of de bovenvermelde rechtsmachten de door de partijen gebruikte taal niet kennen, doen zij een beroep op de medewerking van een beëdigd tolk.
De partijen die de taal van de procedure niet verstaan worden bijgestaan door een beëdigd tolk die alle mondelinge verklaringen vertaalt.
De kosten van vertaling zijn ten laste van de Schatkist. "
Art.5. Artikel 32, tweede lid, van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Wanneer de magistraten, de agenten die met het verhoor van de getuigen belast zijn of één van de partijen die taal niet kennen, doen zij een beroep op een beëdigd tolk, die alle mondelinge verklaringen vertaalt. "
Art.6. Artikel 332 van het Wetboek van strafvordering, gewijzigd bij de wet van 30 juni 2000, wordt als volgt gewijzigd :
1° in het eerste lid worden tussen de woorden " de beschuldigde, " en de woorden " de getuigen ", de woorden " de burgerlijke partij, " ingevoegd;
2° in het vierde lid worden tussen de woorden " de beschuldigde " en de woorden " en van de procureur-generaal ", de woorden ", van de burgerlijke partij " ingevoegd ".
Art. 7. In artikel 333 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° het tweede lid wordt aangevuld met de woorden " of van een doofstomme burgerlijke partij ";
2° in het vierde lid worden de woorden ", de burgerlijke partij " ingevoegd tussen het woord " beschuldigde " en de woorden " of de getuige ".
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 3 mei 2003.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Justitie,
M. VERWILGHEN
Met 's Lands zegel gezegeld :
De Minister van Justitie,
M. VERWILGHEN.