3 FEBRUARI 2003. - Koninklijk besluit houdende diverse reglementaire maatregelen met het oog op de vereenvoudiging van sommige procedures van administratieve controle.
Art. 1-8
Artikel 1. In artikel 3, tweede lid, van het koninklijk besluit van 12 mei 1927 dat betrekking heeft op de ouderdom van de oppensioenstelling van de ambtenaren, de beambten en het dienstpersoneel van de Staat, vervangen bij het koninklijk besluit van 13 september 1989 vervallen de woorden " en onderworpen aan het akkoord van de Minister tot wiens bevoegdheid de Ambtenarenzaken behoren ".
Art.2. Artikel 14, § 1, tweede lid, van het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende de bezoldigingsregeling van het personeel van de federale overheidsdiensten, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 27 maart 2001, en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, wordt opgeheven.
Art.3. In artikel 7, § 3, van het koninklijk besluit van 8 augustus 1983 betreffende de uitoefening van een hoger ambt in de rijksbesturen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 februari 1989, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het vijfde lid, littera b) , vervallen de woorden " met het akkoord van de Minister tot wiens bevoegdheid de Ambtenarenzaken behoren ";
2° het zesde en het zevende lid worden opgeheven.
Art.4. In artikel 6 van het koninklijk besluit van 3 september 2000 tot regeling van de tegemoetkoming van de Staat en van sommige openbare instellingen in de vervoerskosten van de federale personeelsleden en tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 april 1999 houdende toekenning van een vergoeding voor het gebruik van de fiets aan de personeelsleden van sommige federale overheidsdiensten, worden de woorden " of als volledig netabonnement " ingevoegd tussen de woorden " als stadsabonnement op een net " en de woorden " , ongeacht de afstand ".
Art.5. Artikel 9 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
" Art. 9. - Het personeelslid dat niet dagelijks gebruik maakt van het openbaar vervoer ontvangt een tegemoetkoming van 80 % in de prijs van de rittenkaarten, op voorwaarde dat het bedrag van die tegemoetkoming maandelijks minder bedraagt dan het bedrag dat zou voortvloeien uit het gebruik van een abonnement en dat het vervoersbewijs uitsluitend gebruikt wordt voor de afstand tussen de verblijfplaats en de werkplaats. "
Art.6. In artikel 10 van hetzelfde besluit, vervallen de woorden " Met toepassing van artikel 9 en ".
Art.7. Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de maand na die waarin het is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Art. 8. Onze Ministers en Onze Staatssecretarissen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 3 februari 2003.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Begroting,
J. VANDE LANOTTE
De Minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de Openbare besturen,
L. VAN DEN BOSSCHE.