8 APRIL 2003. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 19 april 1999 tot vaststelling van de geschiktheids- en bekwaamheidscriteria alsmede van de benoembaarheids- en bevorderingsvoorwaarden voor de officieren van de openbare brandweerdiensten.
Art. 1-13
Artikel 1. Artikel 13 van het koninklijk besluit van 19 april 1999 tot vaststelling van de geschiktheids- en bekwaamheidscriteria alsmede van de benoembaarheids- en bevorderingsvoorwaarden voor de officieren van de openbare brandweerdiensten wordt vervangen als volgt : " Het personeelslid op proef moet voor het einde van zijn proeftijd het brevet van officier behalen, overeenkomstig het koninklijk besluit van 8 april 2003 betreffende de opleiding van de leden van de openbare hulpdiensten. "
Art.2. Artikel 17, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : " Het personeelslid op proef dat houder is van het brevet van officier overeenkomstig het voormelde koninklijk besluit van 8 april 2003 en die door de gemeenteraad geschikt geacht wordt, wordt in vast verband benoemd tot de graad van beroepsonderluitenant. "
Art.3. Artikel 19, tweede lid, 3°, wordt vervangen als volgt : " 3° houder zijn van het brevet van officier overeenkomstig het voormelde koninklijk besluit van 8 april 2003; ".
Art.4. In artikel 19, tweede lid, van hetzelfde koninklijk besluit wordt een punt 6° ingevoegd, luidende : " 6° slagen voor de geschiktheidsproef om de functie uit te oefenen.
De proef strekt ertoe de technische vaardigheden van de kandidaten, hun geschiktheid tot leidinggeven, hun maturiteit en de manier waarop zij hun persoonlijke ideeën uiteenzetten, te beoordelen.
De gemeenteraad organiseert de geschiktheidsproef.
De examencommissie wordt voorgezeten door de officier-dienstchef. Zij bestaat voor ten minste de helft uit deskundigen die niet tot de gemeentediensten behoren.
Geen enkel lid van de examencommissie mag de echtgenoot of de bloed- of aanverwante tot en met de derde graad zijn van een kandidaat.
De gemeenteraadsleden kunnen het examen als waarnemer bijwonen. Zij nemen niet deel aan de evaluatie, noch aan de deliberatie.
De Minister van Binnenlandse Zaken mag de inhoud en de modaliteiten van deze proef bepalen. "
Art.5. Artikel 23, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : " Om toegang te hebben tot de in het eerste lid bedoelde betrekkingen, moeten de kandidaten houder zijn van het brevet van officier, van het brevet van technicus brandvoorkoming en een gunstig verslag hebben gekregen van de officier-dienstchef. "
Art.6. Artikel 33 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : " Het personeelslid op proef moet voor het einde van zijn proeftijd het brevet van officier behalen overeenkomstig het voormelde koninklijk besluit van 8 april 2003. "
Art.7. Artikel 36, eerste lid, wordt vervangen als volgt : " Het personeelslid op proef dat houder is van het brevet van officier overeenkomstig het voormelde koninklijk besluit van 8 april 2003 en die door de gemeenteraad geschikt geacht wordt, wordt in vast verband benoemd tot de graad van onderluitenant-vrijwilliger. "
Art.8. Artikel 39, tweede lid, 3°, wordt vervangen als volgt : " 3° houder zijn van het brevet van officier overeenkomstig het voormelde koninklijk besluit van 8 april 2003; ".
Art.9. In artikel 39, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt een punt 6° ingevoegd, luidende : " 6° slagen voor de geschiktheidsproef om de functie uit te oefenen.
De proef strekt ertoe de technische vaardigheden van de kandidaten, hun geschiktheid tot leidinggeven, hun maturiteit en de manier waarop zij hun persoonlijke ideeën uiteenzetten, te beoordelen.
De gemeenteraad organiseert de geschiktheidsproef.
De examencommissie wordt voorgezeten door de officier-dienstchef. Zij bestaat voor ten minste de helft uit deskundigen die niet tot de gemeentediensten behoren.
Geen enkel lid van de examencommissie mag de echtgenoot of de bloed- of aanverwante tot en met de derde graad zijn van een kandidaat.
De gemeenteraadsleden kunnen het examen als waarnemer bijwonen. Zij nemen niet deel aan de evaluatie, noch aan de deliberatie.
De Minister van Binnenlandse Zaken mag de inhoud en de modaliteiten van deze proef bepalen. "
Art.10. Artikel 43, tweede lid, wordt vervangen als volgt : " Om toegang te hebben tot de in het eerste lid bedoelde betrekkingen, moeten de kandidaten houder zijn van het brevet van officier, van het brevet van technicus brandvoorkoming en een gunstig verslag hebben gekregen van de officier-dienstchef. "
Art.11. Artikel 52 wordt opgeheven.
Art.12. Artikel 54bis wordt vervangen als volgt : " Worden vrijgesteld van het bezit van het brevet van officier, de officieren die, op datum van 8 mei 1999, houder waren van een hogere graad dan die van onderluitenant. "
Art. 13. Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 8 april 2003.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Binnenlandse Zaken,
A. DUQUESNE.