Details





Titel:

11 OKTOBER 2002. - Besluit van de Vlaamse regering tot bepaling van de wapens die tot de reglementaire uitrusting behoren van sommige ambtenaren van het [Agentschap voor Natuur en Bos] en tot vaststelling van de bijzondere bepalingen betreffende het voorhanden hebben, het bewaren en het dragen van wapens. <Opschrift gewijzigd door BVR2008-03-07/41, art. 288, 002; Inwerkingtreding : 21-05-2008> (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 31-10-2002 en tekstbijwerking tot 10-10-2024)



Inhoudstafel:


Art. 1-8



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° [1 Agentschap : het Agentschap voor Natuur en Bos;]1
  2° [2 aangestelde : elk personeelslid van het Agentschap voor Natuur en Bos, aangesteld om toezichtsbevoegdheden of opsporingsbevoegdheden uit te oefenen;]2
  [2 3° gemachtigde ambtenaar : de door het hoofd van het Agentschap voor Natuur en Bos aangewezen ambtenaar of ambtenaren.]2
  ----------
  (1)<BVR 2008-03-07/41, art. 289, 002; Inwerkingtreding : 21-05-2008>
  (2)<BVR 2009-04-03/23, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 15-05-2009>

Art.2.§ 1. [2 De reglementaire uitrusting van de aangestelde kan, afhankelijk van de bevoegdheden, vermeld in artikel 1, 2°, bestaan uit de volgende individuele wapens :
   1° een halfautomatisch pistool, kaliber 9 mm Parabellum (9 mm Luger, 9 X 19 mm);
   2° een geweer met gladde lopen, van ten minste het kaliber 20 en ten hoogste het kaliber 12;
   3° een spuitbus met antiagressiegas;
   4° een telescopische wapenstok.]2
  De reglementaire uitrusting bedoeld in het eerste lid, kan, naargelang van de behoeften van de dienst, worden uitgebreid met de volgende collectieve bewapening :
  [3 een geweer met getrokken loop met een nominaal kaliber van ten minste .22 Engelse duim en groter en bijpassende munitie, waarvan de normale trefenergie minstens 980 J op 100 meter afstand van de loopmond bedraagt, eventueel voorzien van een geluiddemper of van een vizier met beeldomzetter of een elektronische beeldversterker, kunstmatige lichtbronnen of voorzieningen om het dier te verlichten of elk ander instrument om `s nachts te schieten]3.
  § 2. De [1 [2 gemachtigde]2 ambtenaren]1 staan, elk in hun ambtsgebied, in voor de bestelling en distributie van de voorgeschreven munitie.
  § 3. [2 ...]2
  ----------
  (1)<BVR 2008-03-07/41, art. 290, 002; Inwerkingtreding : 21-05-2008>
  (2)<BVR 2009-04-03/23, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 15-05-2009>
  (3)<BVR 2024-07-19/46, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 20-10-2024>

Art.3. De voorgeschreven reglementaire wapenuitrusting wordt door [1 het Agentschap]1 alleen toevertrouwd aan de aangestelden die :
  1° [2 een opleiding voor het hanteren van een dergelijk wapen hebben gevolgd, met inbegrip van schietoefeningen, welke door of in opdracht van het Agentschap worden georganiseerd. Vrijstelling van de schietoefeningen kan worden verleend om gezondheidsredenen, indien die door een geneeskundig attest worden gestaafd. Het hoofd van het Agentschap kan vrijstelling verlenen voor de opleiding voor het hanteren van het geweer op basis van een vergelijkbare opleiding of van bewezen ervaring;]2
  2° een praktische en voldoende kennis bezitten van de richtlijnen met betrekking tot het gebruik van een wapen in dienstverband, meer bepaald van de regels inzake wettige verdediging;
  3° door [1 het Agentschap]1 geschikt zijn bevonden om een dergelijk wapen voorhanden te hebben en te dragen, en er zo nodig gebruik van te maken.
  De individuele en collectieve wapens, alsook de bijbehorende munitie, die niet aan een aangestelde zijn toevertrouwd, worden afzonderlijk opgeborgen in een wapen- of brandkast, die eigendom is van of gehuurd wordt door [1 het Agentschap]1.
  ----------
  (1)<BVR 2008-03-07/41, art. 291, 002; Inwerkingtreding : 21-05-2008>
  (2)<BVR 2009-04-03/23, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 15-05-2009>

Art.4. Iedere aangestelde waaraan een reglementaire wapenuitrusting is toevertrouwd, moet geregeld deelnemen aan een bijkomende opleiding voor het hanteren van wapens, met inbegrip van schietoefeningen, overeenkomstig artikel 3, eerste lid, 1°. [2 De schietoefeningen met het pistool moeten minstens drie keer per jaar worden gevolgd. Het hoofd van het Agentschap kan vrijstelling verlenen voor de schietoefeningen met het geweer.]2
  De aangestelde bedient zich voor deze schietoefeningen van het wapen dat [1 het Agentschap]1 hem heeft toevertrouwd, of van de wapens die hij ter plaatse krijgt en die voldoen aan de beschrijving in artikel 2.
  ----------
  (1)<BVR 2008-03-07/41, art. 291, 002; Inwerkingtreding : 21-05-2008>
  (2)<BVR 2009-04-03/23, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 15-05-2009>

Art.5. § 1. De aangestelden aan wie [1 het Agentschap]1 een wapenuitrusting toevertrouwt, moeten deze wapenuitrusting onafgebroken onder hun beheer houden en mogen die, ook niet tijdelijk, aan een derde toevertrouwen.
  Zij dienen de wapenuitrusting evenwel onmiddellijk in te leveren als de [2 gemachtigde ambtenaar]2 of het hoofd van [1 het Agentschap]1 daarom verzoekt.
  Een collectief wapen dat [1 het Agentschap]1 aan de aangestelden toevertrouwt in het kader van een oefening of een operationele noodzaak dient, na het beëindigen van de oefening of het verdwijnen van de operationele noodzaak om dit wapen voorhanden te hebben, onmiddellijk te worden toevertrouwd aan het personeelslid dat bevoegd is voor het opbergen van wapens.
  § 2. De aangestelde heeft de bewaring over elk aan [1 het Agentschap]1 toebehorende wapen dat hem is toevertrouwd.
  Wanneer de aangestelde dat wapen niet draagt of vervoert, moet hij het wapen op een veilige plaats buiten het bereik van derden bewaren, en moet hij instaan voor het onderhoud ervan.
  Op verzoek toont de aangestelde het wapen onmiddellijk aan de personeelsleden die het hoofd van [1 het Agentschap]1 heeft aangewezen om de wapens te inspecteren.
  ----------
  (1)<BVR 2008-03-07/41, art. 291, 002; Inwerkingtreding : 21-05-2008>
  (2)<BVR 2009-04-03/23, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 15-05-2009>

Art.6. Als een van de in artikel 2 bedoelde wapens is gebruikt tegen een persoon of als een persoon met één van die wapens onder schot is gehouden, wordt dit onmiddellijk medegedeeld aan de procureur des Konings. De mededeling wordt bevestigd in een proces-verbaal.
  Van elk schot dat buiten de schietoefeningen met een vuurwapen, zoals bedoeld in artikel 2, § 1, wordt afgevuurd wordt een omstandig verslag opgesteld dat binnen een termijn van drie werkdagen wordt medegedeeld aan het hoofd van [1 het Agentschap]1, via de [2 gemachtigde ambtenaar]2.
  De bepalingen van het tweede lid zijn niet van toepassing op het gebruik van de in artikel 2, § 1 bedoelde geweren in het raam van faunabeheeractiviteiten.
  ----------
  (1)<BVR 2008-03-07/41, art. 291, 002; Inwerkingtreding : 21-05-2008>
  (2)<BVR 2009-04-03/23, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 15-05-2009>

Art.7. [1 Het Agentschap]1 houdt een register bij met de namen van de aangestelden aan wie een wapen wordt toevertrouwd. Voor elke aangestelde worden de karakteristieken, merk, model, type, kaliber en serienummer van het wapen vermeld.
  Voor de verantwoordelijken van de collectieve bewapening worden eveneens de karakteristieken, merk, model, type, kaliber en serienummer van de wapens die onder hun bevoegdheid vallen, vermeld.
  ----------
  (1)<BVR 2008-03-07/41, art. 291, 002; Inwerkingtreding : 21-05-2008>

Art. 8. De Vlaamse minister, bevoegd voor het natuurbehoud, is belast met de uitvoering van dit besluit.
  Brussel, 11 oktober 2002.
  De minister-president van de Vlaamse regering,
  P. DEWAEL
  De Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw,
  V. DUA.