Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

28 JUNI 2002. - Decreet betreffende gelijke onderwijskansen-I. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 14-09-2002 en tekstbijwerking tot 13-02-2017)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen.
Art. 1.1-1.3
HOOFDSTUK II. - Algemene bepaling. <DVR 2005-07-15/49, art. 2, 006 ; Inwerkingtreding : 01-09-2005 ; zie ook art. 3>>
Art. 2.1
HOOFDSTUK III.
Afdeling 1.
Art. 3.1
Afdeling 2.
Art. 3.2-3.6
Afdeling 3.
Art. 3.7-3.10, 3.10/1
Afdeling 4.
Art. 3.11-3.13
HOOFDSTUK IV. - Institutionele bepalingen. <DVR 2005-07-15/49, art. 2, 006 ; Inwerkingtreding : 01-09-2005 ; zie ook art. 3>
Afdeling 1. - De lokale overlegplatforms. <DVR 2005-07-15/49, art. 2, 006 ; Inwerkingtreding : 01-09-2005 ; zie ook art. 3>
Onderafdeling 1. - Oprichting en samenstelling. <DVR 2005-07-15/49, art. 2, 006 ; Inwerkingtreding : 01-09-2005 ; zie ook art. 3>
Art. 4.1-4.3
Onderafdeling 2. - Bevoegdheid. <DVR 2005-07-15/49, art. 2, 006 ; Inwerkingtreding : 01-09-2005 ; zie ook art. 3>
Art. 4.4
Onderafdeling 3. - Werking. <DVR 2005-07-15/49, art. 2, 006 ; Inwerkingtreding : 01-09-2005 ; zie ook art. 3>
Art. 4.5
Afdeling 2. - De Commissie inzake leerlingenrechten. <DVR 2005-07-15/49, art. 2, 006 ; Inwerkingtreding : 01-09-2005 ; zie ook art. 3>
Onderafdeling 1. - Oprichting en samenstelling. <DVR 2005-07-15/49, art. 2, 006 ; Inwerkingtreding : 01-09-2005 ; zie ook art. 3>
Art. 4.6-4.7
Onderafdeling 2. - Bevoegdheid. <DVR 2005-07-15/49, art. 2, 006 ; Inwerkingtreding : 01-09-2005 ; zie ook art. 3>
Art. 4.8, 4.8bis
Onderafdeling 3. - Werking. <DVR 2005-07-15/49, art. 2, 006 ; Inwerkingtreding : 01-09-2005 ; zie ook art. 3>
Art. 4.9-4.10
HOOFDSTUK V.
Art. 5.1-5.6
HOOFDSTUK VI.
Afdeling 1.
Art. 6.1
Onderafdeling 1.
Art. 6.2
Onderafdeling 2.
Art. 6.3, 6.3bis, 6.4
Onderafdeling 3.
Art. 6.5-6.8
Onderafdeling 4.
Art. 6.9
Afdeling 2.
Art. 6.10
Onderafdeling 1.
Art. 6.11
Onderafdeling 2.
Art. 6.12-6.13
Onderafdeling 3.
Art. 6.14
Onderafdeling 4.
Art. 6.15-6.18
Onderafdeling 5.
Art. 6.19, 6.19bis
Afdeling 3.
Art. 6.20
Afdeling 4.
Art. 6.21
Afdeling 5.
Art. 6.22
Onderafdeling 1.
Art. 6.23
Onderafdeling 2.
Art. 6.24-6.25
Onderafdeling 3.
Art. 6.26-6.28
HOOFDSTUK VII. - Aanvullende lestijden voor het voeren van een zorgbeleid. [1 Opgeheven]1
Art. 7.1-7.4
HOOFDSTUK VIII. - Tijdelijk project kunstinitiatie.
Art. 8.1-8.6
HOOFDSTUK IX. - Wijzigingsbepalingen.
Afdeling 1. - Basisonderwijs.
Art. 9.1-9.11
Afdeling 2. - Secundair onderwijs.
Art. 9.12-9.14
Afdeling 3. - Centra voor leerlingenbegeleiding.
Art. 9.15
HOOFDSTUK X. - Andere bepalingen.
Art. 10.1, 10.1bis, 10.2
HOOFDSTUK XI. - Inwerkingtreding.
Art. 11.1



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1959052901  1997035456  1999035335 





Artikels:

HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen.
Artikel 1.1. Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid.

Art. 1.2. De bepalingen van dit decreet zijn, tenzij anders vermeld, van toepassing op het basisonderwijs, zijnde het gewoon en buitengewoon basisonderwijs en het secundair onderwijs, zijnde het gewoon voltijds secundair onderwijs, het buitengewoon secundair onderwijs [1 , de leertijd]1 en het deeltijds beroepssecundair onderwijs, gefinancierd of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap en de centra voor leerlingenbegeleiding.
  ----------
  (1)<DVR 2010-07-09/26, art. VIII.8, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2010>

Art. 1.3.[1 De bepalingen van dit decreet moeten worden gelezen in het licht van :
   1° het realiseren van optimale leer- en ontwikkelingskansen voor alle leerlingen en dit voor het basisonderwijs, voor zover mogelijk, in een school in hun buurt;
   2° het vermijden van uitsluiting, segregatie en discriminatie;
   3° het bevorderen van sociale mix en cohesie;
   4° onverminderd de toepassing van punt 1°, 2°, en 3°, voor het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, daarnaast ook de bescherming van de gelijke onderwijs- en inschrijvingskansen van Nederlandstaligen en het behoud van het Nederlandstalige karakter van het door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierd of gesubsidieerd onderwijs.]1
  ----------
  (1)<DVR 2011-11-25/11, art. III.1, 020; Inwerkingtreding : 01-09-2012>

HOOFDSTUK II. - Algemene bepaling. >
Art 2.1.
  <Opgeheven bij DVR 2016-12-23/71, art. 3,16°, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

HOOFDSTUK III.   
Afdeling 1.   
Art. 3.1.
  <Opgeheven bij DVR 2011-11-25/11, art. III.3, 020; Inwerkingtreding : 01-09-2012>

Afdeling 2.   
Art. 3.2.
  <Opgeheven bij DVR 2011-11-25/11, art. III.3, 020; Inwerkingtreding : 01-09-2012>

Art. 3.3.
  <Opgeheven bij DVR 2011-11-25/11, art. III.3, 020; Inwerkingtreding : 01-09-2012>

Art. 3.4.
  <Opgeheven bij DVR 2011-11-25/11, art. III.3, 020; Inwerkingtreding : 01-09-2012>

Art. 3.5.
  <Opgeheven bij DVR 2011-11-25/11, art. III.3, 020; Inwerkingtreding : 01-09-2012>

Art. 3.6.
  <Opgeheven bij DVR 2011-11-25/11, art. III.3, 020; Inwerkingtreding : 01-09-2012>

Afdeling 3.   
Art. 3.7.
  <Opgeheven bij DVR 2011-11-25/11, art. III.3, 020; Inwerkingtreding : 01-09-2012>

Art. 3.8.
  <Opgeheven bij DVR 2011-11-25/11, art. III.3, 020; Inwerkingtreding : 01-09-2012>

Art. 3.9.
  <Opgeheven bij DVR 2011-11-25/11, art. III.3, 020; Inwerkingtreding : 01-09-2012>

Art. 3.10.
  <Opgeheven bij DVR 2011-11-25/11, art. III.3, 020; Inwerkingtreding : 01-09-2012>

Art. 3.10/1. [1 Artikel X2 van hetzelfde decreet ingevoegd bij decreet van 4 juli 2008 en gewijzigd bij decreet van 9 juli 2010 en 1 juli 2011 wordt opgeheven.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DVR 2012-06-08/13, art. 20, 021; Inwerkingtreding : 31-08-2012>

Afdeling 4.   
Art. 3.11.
  <Opgeheven bij DVR 2011-11-25/11, art. III.3, 020; Inwerkingtreding : 01-09-2012>

Art. 3.12.
  <Opgeheven bij DVR 2011-11-25/11, art. III.3, 020; Inwerkingtreding : 01-09-2012>

Art. 3.13.
  <Opgeheven bij DVR 2011-11-25/11, art. III.3, 020; Inwerkingtreding : 01-09-2012>

HOOFDSTUK IV. - Institutionele bepalingen.
Afdeling 1. - De lokale overlegplatforms.
Onderafdeling 1. - Oprichting en samenstelling.
Art. 4.1.
  <Opgeheven bij DVR 2016-12-23/71, art. 3,16°, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 4.2.
  <Opgeheven bij DVR 2016-12-23/71, art. 3,16°, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 4.3.
  <Opgeheven bij DVR 2016-12-23/71, art. 3,16°, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Onderafdeling 2. - Bevoegdheid.
Art. 4.4.
  <Opgeheven bij DVR 2016-12-23/71, art. 3,16°, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Onderafdeling 3. - Werking.
Art. 4.5.
  <Opgeheven bij DVR 2016-12-23/71, art. 3,16°, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Afdeling 2. - De Commissie inzake leerlingenrechten.
Onderafdeling 1. - Oprichting en samenstelling.
Art. 4.6.
  <Opgeheven bij DVR 2016-12-23/71, art. 3,16°, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 4.7.
  <Opgeheven bij DVR 2016-12-23/71, art. 3,16°, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Onderafdeling 2. - Bevoegdheid.
Art. 4.8.
  <Opgeheven bij DVR 2016-12-23/71, art. 3,16°, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 4.8bis.
  <Opgeheven bij DVR 2016-12-23/71, art. 3,16°, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Onderafdeling 3. - Werking.
Art. 4.9.
  <Opgeheven bij DVR 2016-12-23/71, art. 3,16°, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 4.10.
  <Opgeheven bij DVR 2016-12-23/71, art. 3,16°, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

HOOFDSTUK V.   
Art. 5.1.
  <Opgeheven bij DVR 2011-11-25/11, art. III.9, 020; Inwerkingtreding : 01-09-2012>

Art. 5.2.
  <Opgeheven bij DVR 2011-11-25/11, art. III.9, 020; Inwerkingtreding : 01-09-2012>

Art. 5.3.
  <Opgeheven bij DVR 2011-11-25/11, art. III.9, 020; Inwerkingtreding : 01-09-2012>

Art. 5.4.
  <Opgeheven bij DVR 2011-11-25/11, art. III.9, 020; Inwerkingtreding : 01-09-2012>

Art. 5.5.
  <Opgeheven bij DVR 2011-11-25/11, art. III.9, 020; Inwerkingtreding : 01-09-2012>

Art. 5.6.
  <Opgeheven bij DVR 2011-11-25/11, art. III.9, 020; Inwerkingtreding : 01-09-2012>

HOOFDSTUK VI.   
Afdeling 1.   
Art. 6.1.
  <Opgeheven bij DVR 2011-05-27/04, art. 3, 25°, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2011>

Onderafdeling 1.   
Art. 6.2.
  <Opgeheven bij DVR 2011-05-27/04, art. 3, 25°, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2011>

Onderafdeling 2.   
Art. 6.3.
  <Opgeheven bij DVR 2011-05-27/04, art. 3, 25°, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2011>

Art. 6.3bis.
  <Opgeheven bij DVR 2011-11-25/11, art. III.10, 020; Inwerkingtreding : 01-09-2012>

Art. 6.4.
  <Opgeheven bij DVR 2011-05-27/04, art. 3, 25°, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2011>

Onderafdeling 3.   
Art. 6.5.
  <Opgeheven bij DVR 2011-05-27/04, art. 3, 25°, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2011>

Art. 6.6.
  <Opgeheven bij DVR 2011-05-27/04, art. 3, 25°, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2011>

Art. 6.7.
  <Opgeheven bij DVR 2011-05-27/04, art. 3, 25°, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2011>

Art. 6.8.
  <Opgeheven bij DVR 2011-05-27/04, art. 3, 25°, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2011>

Onderafdeling 4.   
Art. 6.9.
  <Opgeheven bij DVR 2011-05-27/04, art. 3, 25°, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2011>

Afdeling 2.   
Art. 6.10.
  <Opgeheven bij DVR 2011-05-27/04, art. 3, 25°, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2011>

Onderafdeling 1.   
Art. 6.11.
  <Opgeheven bij DVR 2011-05-27/04, art. 3, 25°, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2011>

Onderafdeling 2.   
Art. 6.12.
  <Opgeheven bij DVR 2011-05-27/04, art. 3, 25°, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2011>

Art. 6.13.
  <Opgeheven bij DVR 2011-05-27/04, art. 3, 25°, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2011>

Onderafdeling 3.   
Art. 6.14.
  <Opgeheven bij DVR 2011-05-27/04, art. 3, 25°, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2011>

Onderafdeling 4.   
Art. 6.15.
  <Opgeheven bij DVR 2011-05-27/04, art. 3, 25°, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2011>

Art. 6.16.
  <Opgeheven bij DVR 2011-05-27/04, art. 3, 25°, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2011>

Art. 6.17.
  <Opgeheven bij DVR 2011-05-27/04, art. 3, 25°, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2011>

Art. 6.18.
  <Opgeheven bij DVR 2011-05-27/04, art. 3, 25°, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2011>

Onderafdeling 5.   
Art. 6.19.
  <Opgeheven bij DVR 2011-05-27/04, art. 3, 25°, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2011>

Art. 6.19bis.
  <Opgeheven bij DVR 2011-11-25/11, art. III.10, 020; Inwerkingtreding : 01-09-2012>

Afdeling 3.   
Art. 6.20.
  <Opgeheven bij DVR 2011-05-27/04, art. 3, 25°, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2011>

Afdeling 4.   
Art. 6.21.
  <Opgeheven bij DVR 2008-07-04/45, art. 10.30, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2008>

Afdeling 5.   
Art. 6.22.
  <Opgeheven bij DVR 2011-05-27/04, art. 3, 25°, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2011>

Onderafdeling 1.   
Art. 6.23.
  <Opgeheven bij DVR 2011-05-27/04, art. 3, 25°, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2011>

Onderafdeling 2.   
Art. 6.24.
  <Opgeheven bij DVR 2011-05-27/04, art. 3, 25°, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2011>

Art. 6.25.
  <Opgeheven bij DVR 2011-05-27/04, art. 3, 25°, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2011>

Onderafdeling 3.   
Art. 6.26.
  <Opgeheven bij DVR 2011-05-27/04, art. 3, 25°, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2011>

Art. 6.27.
  <Opgeheven bij DVR 2011-05-27/04, art. 3, 25°, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2011>

Art. 6.28.
  <Opgeheven bij DVR 2011-05-27/04, art. 3, 25°, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2011>

HOOFDSTUK VII. - Aanvullende lestijden voor het voeren van een zorgbeleid. [1 Opgeheven]1   ----------   (1)
Art. 7.1.
  <Opgeheven bij DVR 2007-06-22/40, art. 9.32, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2007>

Art. 7.2.
  <Opgeheven bij DVR 2007-06-22/40, art. 9.32, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2007>

Art. 7.3.
  <Opgeheven bij DVR 2007-06-22/40, art. 9.32, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2007>

Art. 7.4.
  <Opgeheven bij DVR 2007-06-22/40, art. 9.32, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2007>

HOOFDSTUK VIII. - Tijdelijk project kunstinitiatie.
Art. 8.1.
  <Opgeheven bij DVR 2016-12-23/71, art. 3,16°, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 8.2.
  <Opgeheven bij DVR 2016-12-23/71, art. 3,16°, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 8.3.
  <Opgeheven bij DVR 2016-12-23/71, art. 3,16°, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 8.4.
  <Opgeheven bij DVR 2016-12-23/71, art. 3,16°, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 8.5.
  <Opgeheven bij DVR 2016-12-23/71, art. 3,16°, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 8.6.
  <Opgeheven bij DVR 2016-12-23/71, art. 4,95°, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

HOOFDSTUK IX. - Wijzigingsbepalingen.
Afdeling 1. - Basisonderwijs.
Art. 9.1. Aan artikel 3 van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, gewijzigd bij de decreten van 14 juli 1998 en 22 december 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° 1° wordt vervangen door wat volgt :
  " 1° aanvullende lestijden : lestijden toegekend voor godsdienst, niet-confessionele zedenleer, cultuurbeschouwing, lestijden voor het voeren van een gelijkekansenbeleid, voor het voeren van een zorgbeleid, voor bewegingsopvoeding in het kleuteronderwijs en voor specifieke behoeften; ";
  2° 36° wordt opgeheven;
  3° er wordt een 52°bis toegevoegd, dat luidt als volgt :
  " 52°bis trekkende bevolking : binnenschippers, kermis- en circusexploitanten en -artiesten en woonwagenbewoners, bedoeld in artikel 2, 3°, van het decreet van 28 april 1998 inzake het Vlaamse beleid ten aanzien van etnisch-culturele minderheden;";
  4° er wordt een 55°bis toegevoegd, dat luidt als volgt :
  " 55°bis vervangingsinkomen : een vergoeding voor blijvende ongeschiktheid, een invaliditeitsuitkering, een vergoeding voor volledige werkloosheid, een inkomensvervangende tegemoetkoming aan gehandicapten, een bestaansminimum of leefloon, een gewaarborgd inkomen voor bejaarden of de door de regering opgelijste diverse voordelen van dezelfde aard;".

Art. 9.2. Artikel 31 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.

Art. 9.3. In artikel 37 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 13 juli 2001, wordt § 4 vervangen door wat volgt :
  " § 4. De inrichtende macht informeert de ouders schriftelijk over het schoolreglement voorafgaand aan de eerste inschrijving van hun kind en bij elke wijziging van het reglement. "

Art. 9.4. Aan artikel 62 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 14 juli 1998 en 1 december 1998, wordt een 11° toegevoegd, dat luidt als volgt :
  " 11° in het geheel van haar werking de internationaalrechtelijke en grondwettelijke beginselen inzake de rechten van de mens en van het kind in het bijzonder eerbiedigt. "

Art. 9.5. Aan artikel 68, § 1, van hetzelfde decreet wordt een 3° toegevoegd, dat luidt als volgt :
  " 3° deelnemen aan en samenwerken binnen een lokaal overlegplatform opgericht overeenkomstig artikel IV.2, § 2, eerste lid, van het decreet van 28 juni 2002 betreffende gelijke onderwijskansen-I.
  Onder "samenwerken" wordt verstaan :
  - de in artikel IV.4, eerste lid, 1°, van hetzelfde decreet bedoelde gegevens leveren en
  - de in het kader van artikel IV.4, eerste lid, van hetzelfde decreet gemaakte afspraken naleven. "

Art. 9.6. Aan hetzelfde decreet wordt een artikel 71bis toegevoegd, dat luidt als volgt :
  " Artikel 71bis . De regering kan de financiering of subsidiëring geheel of gedeeltelijk inhouden wanneer een gefinancierde of gesubsidieerde school niet meer voldoet aan de voorwaarden bepaald in artikel 68, § 1, 3°. "

Art. 9.7. In artikel 125 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 20 oktober 2000, wordt § 1 opgeheven.

Art. 9.8. In hoofdstuk IX, afdeling 2, onderafdeling B, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° artikel 138 en 139 vormen sectie 1, met als opschrift :
  "Algemene bepalingen";
  2° aan artikel 138, § 1, worden een 6° en 7° toegevoegd, die luiden als volgt :
  " 6° lestijden voor het voeren van een gelijkekansenbeleid;
  7° lestijden voor het voeren van een zorgbeleid. ";
  3° artikel 139 wordt vervangen door wat volgt :
  " Artikel 139. De regering bepaalt de voorwaarden tot het verkrijgen van aanvullende lestijden bedoeld in artikel 138, 1°, 2°, 3°, 4° en 5°, alsook het aantal en de wijze van berekening ervan. ";
  4° er wordt een sectie 2, bestaande uit artikel 139bis tot en met 139novies toegevoegd, die luidt als volgt :
  "Sectie 2. - Lestijden voor het voeren van een gelijkekansenbeleid
  Art. 139bis. § 1. Voor de toepassing van deze sectie gelden volgende indicatoren, verder genoemd "gelijkekansenindicatoren" :
  1° het gezin leeft van een vervangingsinkomen;
  2° de leerling is tijdelijk of permanent buiten het eigen gezinsverband opgenomen door een gezin of persoon, een voorziening of een sociale dienst, bedoeld in de gecoördineerde decreten van 4 april 1990 inzake bijzondere jeugdbijstand, met uitzondering van de internaten gefinancierd of gesubsidieerd door het departement Onderwijs van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;
  3° de ouders behoren tot de trekkende bevolking;
  4° de moeder is niet in het bezit van een diploma van het secundair onderwijs, een studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het beroepssecundair onderwijs of van een daarmee gelijkwaardig studiebewijs
  5° de taal die gebruikt wordt voor de gangbare communicatie in het gezin is niet het Nederlands.
  § 2. Het beantwoorden aan de in § 1, 1°, 3°, 4° en 5°, bedoelde gelijkekansenindicatoren wordt bewezen aan de hand van een verklaring op eer door de ouders. De regering bepaalt de wijze waarop het beantwoorden aan de in § 1, 2°, bedoelde gelijkekansenindicator wordt vastgesteld en legt de procedure vast volgens dewelke de gegevens worden gemeld aan het departement Onderwijs van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. Zij houdt daarbij rekening met de vigerende regelgeving inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
  De documenten of verklaringen die aantonen dat leerlingen beantwoorden aan één of meer van de gelijkekansenindicatoren worden ten minste vijf jaar bewaard in de school.
  § 3. De regering kent aan elke gelijkekansenindicator een gewicht toe. Zij bepaalt tevens het maximum van de gecumuleerde gewichten, dat ten minste gelijk is aan het hoogste gewicht dat aan een gelijkekansenindicator wordt toegekend en ten hoogste gelijk is aan anderhalf maal dit hoogste gewicht.
  De hoogste gewichten worden toegekend aan de in § 1, 2° en 3°, bedoelde gelijkekansenindicatoren. De in § 1, 5°, bedoelde gelijkekansenindicator wordt enkel gewogen in combinatie met andere gelijkekansenindicatoren.
  Art. 139ter. Scholen kunnen voor een periode van drie schooljaren aanvullende lestijden krijgen, voorzover ze aan alle onderstaande voorwaarden voldoen :
  1° op 1 februari van het voorafgaand schooljaar ten minste 10 % regelmatige leerlingen tellen die beantwoorden aan één of meer van de in artikel 139bis , § 1, 1°, 2°, 3° en 4°, bedoelde gelijkekansenindicatoren, en
  2° overeenkomstig de bepalingen van artikel 139quater batig gerangschikt zijn onder de in 1° bedoelde scholen en ten minste zes aanvullende lestijden genereren.
  Wanneer een school op 1 januari 2002 vestigingsplaatsen heeft die niet in eenzelfde of aangrenzende gemeente of in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad gelegen zijn, worden de verschillende vestigingsplaatsen voor de toepassing van de bepalingen van het eerste lid en van artikel VI.4 als school beschouwd.
  Art. 139quater. § 1. De toekenning van de middelen gebeurt driejaarlijks als volgt :
  1° de in artikel 139ter bedoelde scholen worden gerangschikt volgens het percentage leerlingen die beantwoorden aan één of meer van de in artikel 139bis , § 1, 1°, 2°, 3° en 4°, bedoelde gelijkekansenindicatoren. Binnen eenzelfde percentage worden de scholen volgens het absoluut aantal van deze leerlingen gerangschikt;
  2° de leerlingen genereren op basis van het gewicht van de gelijkekansenindicatoren die op hen van toepassing zijn een aantal punten;
  3° het aantal punten van scholen met ten minste 80 % leerlingen die aan één of meer van de in artikel 139bis , § 1, 1°, 2°, 3° en 4°, bedoelde gelijkekansenindicatoren beantwoorden, wordt vermenigvuldigd met een door de regering vastgelegde coëfficiënt, die ten minste gelijk is aan 1 en ten hoogste gelijk is aan 1,5;
  4° het aantal punten van scholen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad wordt vermenigvuldigd met een door de regering vastgelegde coëfficiënt, die ten minste gelijk is aan 1 en ten hoogste gelijk is aan 1,5.
  § 2. De regering bepaalt binnen de beschikbare begrotingskredieten hoeveel aanvullende lestijden een punt vertegenwoordigt.
  De regering bepaalt tevens de regelen inzake de toekenning of herverdeling, tijdens een lopende periode van drie schooljaren, van nieuwe of vrijkomende aanvullende lestijden.
  Art. 139quinquies. § 1. Een school die aanvullende lestijden krijgt, werkt in het eerste trimester van het eerste schooljaar een gelijkekansenbeleid uit. Vanuit een analyse van haar beginsituatie geeft de school aan :
  1° welke concrete doelstelling zij op het vlak van leerlingen, van personeelsleden, respectievelijk van school wil bereiken. De regering bepaalt doelstellingen die kunnen worden gekozen binnen volgende themata : a) de preventie en remediëring van ontwikkelings- en leerachterstanden, b) taalvaardigheidsonderwijs, c) intercultureel onderwijs, d) doorstroming en oriëntering, e) socio-emotionele ontwikkeling, f) leerlingen- en ouderparticipatie; en
  2° op welke manier zij deze doelstellingen wil bereiken; en
  3° op welke manier zij zichzelf in de loop van het tweede trimester van het tweede schooljaar evalueert. De regering kan een model van zelfevaluatie vastleggen.
  § 2. De aanvullende lestijden kunnen enkel worden aangewend om de in § 1 bedoelde doelstellingen te bereiken.
  Art. 139sexies. De scholen betrekken in het ontwikkelen en realiseren van de in artikel 139quinquies, § 1, bedoelde doelstellingen het centrum voor leerlingenbegeleiding waardoor zij worden begeleid en de in artikel VI.21 van het decreet van 28 juni 2002 betreffende gelijke onderwijskansen-I bedoelde extra begeleiding.
  Art. 139septies. De scholen werken mee aan driejaarlijkse evaluaties aan de hand van steekproeven die het departement Onderwijs van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap uitvoert. De evaluaties meten de doelmatigheid, op macroniveau, van het geïntegreerd ondersteuningsaanbod.
  Art. 139octies. § 1. De onderwijsinspectie gaat telkens in de loop van het derde schooljaar na of, en in welke mate, de doelstellingen werden bereikt. Het bereiken van de doelstellingen wordt afgewogen tegenover de schoolcontext en de kenmerken van de schoolpopulatie.
  Bij positieve evaluatie kan de school voor een nieuwe periode van drie schooljaren aanvullende lestijden krijgen indien opnieuw aan alle voorwaarden van artikel 139ter voldaan is.
  Bij negatieve evaluatie verliest de school elk recht op de in artikel 139ter bedoelde aanvullende lestijden voor de volgende periode van drie schooljaren.
  § 2. De regering legt de nadere criteria en procedurele bepalingen volgens dewelke de controle door de onderwijsinspectie geschiedt vast.
  Zij voorziet in een beroepsmogelijkheid voor de school tegen een negatieve evaluatie. Het beroep wordt ingesteld bij een college van inspecteurs.
  Art. 139novies. De regering voorziet voor het schooljaar 2002-2003 in overgangsmaatregelen voor scholen voor gewoon basisonderwijs.
  In functie van deze overgangsmaatregelen wordt het aantal extra lestijden onderwijsvoorrang en/of zorgverbreding dat een school in het schooljaar 2001-2002 kreeg, vergeleken met het aantal aanvullende lestijden verkregen in toepassing van artikel 139ter en 139quater.
  Voor scholen met een vastgelegd percentage leerlingen die aan één of meer van de in artikel 139bis , § 1, 1°, 2°, 3° en 4°, bedoelde gelijkekansenindicatoren voldoen, wordt het verlies van een vastgelegd aantal lestijden aangepast volgens een door de regering bepaalde sleutel.
  Voor scholen met een vastgelegd percentage leerlingen die aan één of meer van de in artikel 139bis , § 1, 1°, 2°, 3° en 4°, bedoelde gelijkekansenindicatoren voldoen, wordt de winst aan lestijden aangepast volgens een door de regering bepaalde sleutel. "

Art. 9.9. Aan artikel 140 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 14 juli 1998, wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt :
  "Op de leerlingen waarvan de ouders tot de trekkende bevolking behoren en die niet behoren tot de in het tweede lid bedoelde groepen, wordt eveneens de coëfficiënt 1,5 toegepast. De regering kan de modaliteiten bepalen waaronder dit gebeurt. "

Art. 9.10. Artikel 145 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.

Art. 9.11. Artikel 156 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.

Afdeling 2. - Secundair onderwijs.
Art. 9.12. Artikel 6 van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, gewijzigd bij het decreet van 24 juli 1996 en opgeheven door het decreet van 18 januari 2002 betreffende de eindtermen, de ontwikkelingsdoelen en de specifieke eindtermen in het voltijds gewoon en buitengewoon secundair onderwijs, wordt opnieuw opgenomen in de volgende lezing :
  " Artikel 6. Een onderwijsinstelling kan enkel erkend worden indien zij in het geheel van haar werking de internationaalrechtelijke en grondwettelijke beginselen inzake de rechten van de mens en van het kind in het bijzonder eerbiedigt. "

Art. 9.13. In artikel 6quater , derde lid, van dezelfde wet worden de woorden "het 1e lid" vervangen door de woorden "het 1e lid en artikel 6".

Art. 9.14. Aan artikel 24, § 2, tweede lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 14 juli 1975 en het decreet van 31 juli 1990, wordt een 11° toegevoegd, dat luidt als volgt :
  " 11° Deelnemen aan en samenwerken binnen een lokaal overlegplatform opgericht overeenkomstig artikel IV.2, § 2, eerste lid, van het decreet van 28 juni 2002 betreffende gelijke onderwijskansen-I.
  Onder "samenwerken" wordt verstaan :
  - de in artikel IV.4, eerste lid, 1°, van hetzelfde decreet bedoelde gegevens leveren, en
  - de in het kader van artikel IV.4, eerste lid, van hetzelfde decreet gemaakte afspraken naleven. "

Afdeling 3. - Centra voor leerlingenbegeleiding.
Art. 9.15. Aan artikel 41 van het decreet van 1 december 1998 betreffende de centra voor leerlingenbegeleiding worden een 13° en 14° toegevoegd, die luiden als volgt :
  " 13° in het geheel van zijn werking de internationaalrechtelijke en grondwettelijke beginselen inzake de rechten van de mens en van het kind in het bijzonder eerbiedigen;
  14° deelnemen aan en samenwerken binnen een lokaal overlegplatform opgericht overeenkomstig artikel IV.2, § 2, eerste lid, van het decreet van 28 juni 2002 betreffende gelijke onderwijskansen-I.
  Onder "samenwerken" wordt verstaan :
  - de in artikel IV.4, eerste lid, 1°, van hetzelfde decreet bedoelde gegevens leveren, en
  - de in het kader van artikel IV.4, eerste lid, van hetzelfde decreet gemaakte afspraken naleven. "

HOOFDSTUK X. - Andere bepalingen.
Art. 10.1.
  <Opgeheven bij DVR 2011-05-27/04, art. 3, 25°, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2011>

Art. 10.1bis.
  <Opgeheven bij DVR 2011-05-27/04, art. 3, 25°, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2011>

Art. 10.2.[1 § 1. Schoolbesturen of inrichtende machten kunnen voor de inschrijvingen voor de schooljaren [2 ...]2 een beroep doen op een experimentele aanmeldingsprocedure, zoals bedoeld in § 2.
   Voor scholen gelegen in gemeenten waar een lokaal overlegplatform is opgericht, is de experimentele aanmeldingsprocedure uitvoerbaar indien ze bij dubbele meerderheid goedgekeurd is door het lokaal overlegplatform waarin de betrokken scholen participeren. De vereiste dubbele meerderheid is bereikt wanneer de goedkeuring verleend wordt door, enerzijds ten minste de helft plus één van de participanten, vermeld in artikel IV.3, § 1,1°, 2° en 3°, en anderzijds, ten minste de helft plus één van de overige participanten.
   Voor scholen gelegen in gemeenten waar geen lokaal overlegplatform is opgericht, is de experimentele aanmeldingsprocedure uitvoerbaar indien ze is goedgekeurd door de schoolbesturen/inrichtende machten van minstens de helft van de scholen van het betrokken onderwijsniveau gelegen in die gemeente.
   De schoolraden van de betrokken scholen verlenen vooraf verplicht advies over de experimentele aanmeldingsprocedure, zoals bepaald in de artikelen 19 en 20 van het decreet van 2 april 2004 betreffende de participatie op school en de Vlaamse onderwijsraad.
   § 2. Een experimentele aanmeldingsprocedure beantwoordt aan de volgende criteria :
   1° het schoolbestuur of inrichtende macht stelt voorafgaand aan de aanmeldingstermijn, vermeld in 4°, de criteria, volgens dewelke de aangemelde leerlingen zullen geordend worden, vast op het niveau van de vestigingsplaats of op niveau van de school;
   2° voor het basisonderwijs zijn de enig mogelijke ordeningscriteria :
   a) chronologie van aanmelden, met uitsluiting van chronologie bij fysieke aanmelding;
   b) afstand van de woon- of verblijfplaats van de leerling tot de school en afstand van het werkadres van één van beide ouders tot de school.
   Het schoolbestuur of inrichtende macht legt vast op welke wijze de afstand bepaald wordt;
   3° voor het secundair onderwijs zijn de enig mogelijke ordeningscriteria :
   a) chronologie van aanmelding, met uitsluiting van chronologie bij fysieke aanmelding;
   b) aantal schooldagen als regelmatige leerling ingeschreven in een basisschool gelegen binnen eenzelfde of aaneensluitende kadastrale percelen, zoals bedoeld in artikel II.1.6°;
   4° het schoolbestuur of inrichtende macht bepaalt een aanmeldingstermijn waarbinnen de ouders de intentie tot inschrijving kenbaar kunnen maken, met dien verstande dat er een afzonderlijke aanmeldingsperiode is voor de voorrangsgroep bedoeld in artikel III.2;
   5° de aanmeldingstermijn en de ordeningscriteria, alsook de acties die ouders moeten ondernemen om een aanmelding om te zetten in een inschrijving, worden door middel van diverse communicatiemiddelen kenbaar gemaakt aan de ouders;
   6° de aangemelde leerlingen worden na verloop van de aanmeldingsperiode ingeschreven, rekening houdend met hun voorrangsregeling, van afdeling 2, hoofdstuk III.
   § 3. [2 ...]2
   § 4. In voorkomend geval houdt de Commissie Leerlingenrechten bij het formuleren van het oordeel, vermeld in hoofdstuk V, rekening met de regelmatige toepassing van de experimentele aanmeldingsprocedure.
   § 5. Voor alles wat niet krachtens of bij dit artikel geregeld is, zijn de overige bepalingen van dit decreet onverkort van toepassing.]1
  ----------
  (1)<DVR 2010-07-09/26, art. VIII.14, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2010>
  (2)<DVR 2011-07-01/33, art.X.26, 019; Inwerkingtreding : 01-09-2011>

HOOFDSTUK XI. - Inwerkingtreding.
Art. 11.1. De bepalingen van dit decreet treden in werking op 1 september 2002, uitgezonderd :
  1° artikel IV.4, 6°, IX.2, IX.3, IX.5, IX.6, IX.14 en IX.15, evenals de bepalingen van afdeling 2 van hoofdstuk IV en de bepalingen van hoofdstuk III en V, die alle in werking treden op 1 januari 2003;
  2° de bepalingen van hoofdstuk VII, die in werking treden op 1 september 2003.
  Dit decreet wordt ten laatste tegen 1 september 2006 onderworpen aan een evaluatie.