Details





Titel:

21 MAART 2002. - Besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap houdende subsidiëring van de personeels- en werkingskosten met betrekking tot de opleiding en de voortgezette opleiding in de Middenstand en de K.M.O.'s (VERTALING). (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 18-09-2002 en tekstbijwerking tot 08-11-2022)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Definities.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - De subsidiëring van de personeelskosten in de ZAWM.
Afdeling 1. - Personeel met een hoofdbetrekking.
Onderafdeling 1. - Pedagogisch en opvoedend personeel.
Art. 2-5, 5bis
Onderafdeling 2. - Bestuurspersoneel.
Art. 6, 6bis, 7, 7bis, 7ter
Onderafdeling 2.1. [1 - Administratief personeel]1
Art. 7quater, 7quinquies, 7sexies
Onderafdeling 3. - Algemene bepalingen.
Art. 8-9
Afdeling 2. - Leerkrachten met een bijbetrekking.
Art. 10, 10bis, 11
HOOFDSTUK III. - Subsidiëring van de voortgezette opleiding en van de omscholing.
Art. 12-14
HOOFDSTUK IV. - Forfaitaire en werkingstoelagen ten gunste van de ZAWM.
Art. 15-21
HOOFDSTUK V. - Vergoedingen ten gunste van derden.
Art. 22-26, 26bis, 26ter, 27
HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen.
Art. 28-31
BIJLAGE.
Art. N1-N4



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1979032750  1979032751 





Artikels:

HOOFDSTUK I. - Definities.
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit verstaat men onder :
  1° IAWM : het Instituut voor de opleiding en de voortgezette opleiding in de Middenstand en de K.M.O.'s;
  2° ZAWM : de door de Regering van de Duitstalige Gemeenschap erkende centra voor de opleiding en de voortgezette opleiding in de Middenstand en de K.M.O.'s. [2 Een centrum kan verschillende locaties hebben]2;
  3° Minister : de minister bevoegd inzake opleiding en voortgezette opleiding in de Middenstand en de K.M.O.'s.
  [1 4° interprofessionele verenigingen : de in de Duitstalige Gemeenschap gevestigde interprofessionele verenigingen, aangesloten bij nationale interprofessionele verenigingen die de in artikel 7 van de op 28 mei 1979 gecoördineerde wetten betreffende de organisatie van de Middenstand vastgelegde voorwaarden vervullen.]1
  ----------
  (1)<BDG 2008-04-17/48, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 19-09-2008>
  (2)<BDG 2022-03-17/34, art. 1, 011; Inwerkingtreding : 01-07-2021>

HOOFDSTUK II. - De subsidiëring van de personeelskosten in de ZAWM.
Afdeling 1. - Personeel met een hoofdbetrekking.
Onderafdeling 1. - Pedagogisch en opvoedend personeel.
Art.2.Leraren algemene vakken met een voltijdse of ten minste een halftijdse betrekking.
  § 1. Binnen de perken van de beschikbare financiële middelen kan het IAWM de ZAWM toelagen toekennen voor de betaling van de wedden alsmede van de eruit voortvloeiende sociale en wettelijke verplichtingen, wat de contractuele leerkrachten betreft die in het kader van een voltijdse of ten minste een halftijdse betrekking onderricht geven in algemene vakken.
  § 2. Het IAWM zorgt voor de toekenning van het maximale betrekkingenpakket per ZAWM alsmede voor het toezicht op de naleving van de aanstellingsvoorwaarden.
  § 3. De weddeschaal 301, opgenomen in de bijlage bij dit besluit, wordt toegepast om de maximale subsidieerbare weddekosten van de leerkrachten met een voltijdse of een deeltijdse betrekking te berekenen.
  [1 § 4. Voor de berekening van de maximale subsidieerbare weddekosten van de voltijdse of deeltijdse leerkrachten die met ingang van 1 januari 2014 worden aangesteld, worden - naargelang van de kwalificatie van de aan te stellen leerkrachten - de in de bijlage bij dit besluit opgenomen weddeschalen II, II+ of I toegepast.]1
  ----------
  (1)<BDG 2014-04-24/93, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Art.3.Leraren bijzondere vakken met een deeltijdse betrekking.
  § 1. Binnen de perken van de beschikbare financiële middelen kan het IAWM de ZAWM toelagen toekennen voor de betaling van de wedden alsmede van de eruit voortvloeiende sociale en wettelijke verplichtingen, wat de contractuele leerkrachten betreft die in het kader van een deeltijdse betrekking onderricht geven in bijzondere vakken.
  § 2. Het IAWM zorgt voor de toekenning van het maximale betrekkingenpakket per ZAWM en per opleidingsberoep alsmede voor het toezicht op de naleving van de aanstellingsvoorwaarden.
  § 3. Naargelang de kwalificatie van de leraren die moeten worden aangesteld, worden de weddeschalen 182 resp. 301, opgenomen in de bijlage bij dit besluit, toegepast om de maximale subsidieerbare weddekosten van de leerkrachten met een deeltijdse betrekking te berekenen. De zo tewerkgestelde leerkrachten mogen een arbeidsovereenkomst voor ten hoogste een 30/38-betrekking en voor ten minste een 19/38-betrekking hebben.
  [1 § 4. Voor de berekening van de maximaal subsidieerbare loonkosten van de deeltijdse leraren die vanaf 1 september 2011 in dienst worden genomen, wordt naar gelang van de kwalificatie van de in dienst te nemen leraar de loontabel gebruikt die onder de [2 schaalnummers II, II+ of I]2 als bijlage bij voorliggend besluit is gevoegd.]1
  [2 § 5. Voor contractuele leerkrachten bijzondere vakken met een deeltijdse betrekking die binnen een vakgebied cursusoverschrijdend en eventueel centrumoverschrijdend coördinerende en leidinggevende taken uitoefenen, kan het IAWM, binnen de perken van de beschikbare financiële middelen, aan de ZAWM subsidies toekennen voor de betaling van een aanvullende premie van 294 euro per maand voor een arbeidsovereenkomst van 30/38sten. De jaarlijkse vakantie van de voormelde leerkrachten wijkt af van de schoolvakanties en stemt overeen met de regeling in de privé-sector.
   Het bedrag vermeld in het eerste lid is gekoppeld aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen, overeenkomstig de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld.]2
  ----------
  (1)<BDG 2009-06-04/25, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
  (2)<BDG 2014-04-24/93, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Art.4.Leden van het socio-pedagogisch personeel met een voltijdse of deeltijdse betrekking.
  § 1. Binnen de perken van de beschikbare financiële middelen kan het IAWM de ZAWM toelagen toekennen voor de betaling van de wedden alsmede van de eruit voortvloeiende sociale en wettelijke verplichtingen, wat de contractuele personeelsleden met een voltijdse of deeltijdse betrekking betreft die [2 ...]2 socio-pedagogische begeleidingsopdrachten een ZAWM vervullen.
  De toelage stemt overeen met het verschil tussen de subsidieerbare weddekosten en de financiële tegemoetkoming van andere openbare instellingen in de weddekosten van de leden van het socio-pedagogisch personeel [2 , voor zover die medewerkers in het kader van een tewerkstellingsmaatregel van de Duitstalige Gemeenschap in dienst werden genomen of een structureel omgevormde geco-baan bekleden]2.
  § 2. Het IAWM zorgt voor de toekenning van het maximale betrekkingenpakket per ZAWM alsmede voor het toezicht op de naleving van de aanstellingsvoorwaarden.
  § 3. Naargelang de kwalificatie van de personeelsleden die moeten worden aangesteld, worden de weddeschalen [1 183]1 resp. [1 301]1, opgenomen in de bijlage bij dit besluit, toegepast om de maximale subsidieerbare weddekosten van de personeelsleden met een voltijdse of deeltijdse betrekking te berekenen.
  [1 § 4. Voor de berekening van de maximaal subsidieerbare loonkosten van de voltijdse of deeltijdse leraren die vanaf 1 september 2011 in dienst worden genomen, worden naar gelang van de kwalificatie van de in dienst te nemen leraar de loontabellen gebruikt die onder de schaalnummers II of II+ als bijlage bij voorliggend besluit zijn.]1
  ----------
  (1)<BDG 2009-06-04/25, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
  (2)<BDG 2019-05-23/38, art. 1, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.5.Opvoeders met een voltijdse of deeltijdse betrekking.
  § 1. Binnen de perken van de beschikbare financiële middelen kan het IAWM de ZAWM toelagen toekennen voor de betaling van de wedden alsmede van de eruit voortvloeiende sociale en wettelijke verplichtingen, wat de contractuele opvoeders met een voltijdse of deeltijdse betrekking betreft die [2 ...]2 opvoedingsopdrachten in een ZAWM vervullen. De toelage toegekend door het IAWM beloopt [4 100]4% van de subsidieerbare weddekosten na aftrek van de financiële tegemoetkoming van andere openbare instellingen in deze weddekosten [3 , voor zover die medewerkers in het kader van een tewerkstellingsmaatregel van de Duitstalige Gemeenschap in dienst werden genomen of een structureel omgevormde geco-baan bekleden]3.
  § 2. Het IAWM zorgt voor de toekenning van het maximale betrekkingenpakket per ZAWM alsmede voor het toezicht op de naleving van de aanstellingsvoorwaarden.
  § 3. Naargelang de kwalificatie van de opvoeders die moeten worden aangesteld, worden de weddeschalen [1 183]1 resp. [1 301]1, opgenomen in de bijlage bij dit besluit, toegepast om de maximale subsidieerbare weddekosten van de opvoeders te berekenen.
  [1 § 4. Voor de berekening van de maximaal subsidieerbare loonkosten van de opvoeders die vanaf 1 september 2011 in dienst worden genomen, worden naar gelang van de kwalificatie van de in dienst te nemen opvoeder de loontabellen gebruikt die onder de schaalnummers II of II+ als bijlage bij voorliggend besluit zijn gevoegd.]1
  ----------
  (1)<BDG 2009-06-04/25, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
  (2)<BDG 2019-05-23/38, art. 2,1°, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (3)<BDG 2019-05-23/38, art. 2,3°, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (4)<BDG 2019-05-23/38, art. 2,2°, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Art. 5bis.[1 Medewerkers voor onderwijslogistiek
   Binnen de perken van de beschikbare financiële middelen kan het IAWM de ZAWM toelagen toekennen voor de betaling van de wedden alsmede van de eruit voortvloeiende sociale en wettelijke verplichtingen, wat de contractuele medewerkers met een voltijdse of deeltijdse betrekking betreft die [2 ...]2 taken inzake onderwijslogistiek in de ZAWM vervullen. De toelage toegekend door het IAWM beloopt 80 % van de subsidieerbare weddekosten na aftrek van de financiële tegemoetkoming van andere openbare instellingen in deze weddekosten [2 , voor zover die medewerkers in het kader van een tewerkstellingsmaatregel van de Duitstalige Gemeenschap in dienst werden genomen of een structureel omgevormde geco-baan bekleden]2.
   Het IAWM zorgt voor de toekenning van het maximaal subsidieerbare betrekkingenpakket per ZAWM alsmede voor het toezicht op de naleving van de aanstellingsvoorwaarden in middenstandsondernemingen.
   Voor de berekening van de maximaal subsidieerbare weddekosten van de medewerkers voor onderwijslogistiek worden, naargelang van de beroepsclassificatie van de aan te stellen medewerkers, de overeenkomstige barematabellen gebruikt die de Regering van de Duitstalige Gemeenschap voor de socio-culturele sector in de Duitstalige Gemeenschap vaststelt in het kader van de collectieve arbeidsovereenkomst voor het vaststellen van de weddevoorwaarden in bepaalde sectoren van het paritair subcomité.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BDG 2014-04-24/93, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
  (2)<BDG 2019-05-23/38, art. 3, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Onderafdeling 2. - Bestuurspersoneel.
Art.6.Directeur van een ZAWM.
  § 1. Binnen de perken van de beschikbare financiële middelen kan het IAWM elk ZAWM toelagen toekennen voor de betaling van de wedden alsmede van de eruit voortvloeiende sociale en wettelijke verplichtingen voor ten hoogste één erkende contractuele directeur met een voltijdse betrekking.
  § 2. De toelage beloopt 80% van de ontstane kosten. De weddeschaal [1 589]1, opgenomen in de bijlage bij dit besluit, wordt toegepast om de maximale subsidieerbare weddekosten van de erkende directeur. Voor de berekening van de toelage wordt bovendien rekening gehouden met de dienstanciënniteit van de directeur die de Regering vastlegt na het advies van het IAWM ingewonnen te hebben [1 , verhoogd met een maandelijkse premie van 616,15 euro, waarvan het bedrag verminderd wordt in verhouding tot de tewerkstelling in de uitzonderingsgevallen van een deeltijdse betrekking in de zin van artikel 2, tweede lid, van het besluit van de Regering van 9 september 2021 tot vaststelling van de voorwaarden en nadere regels voor de erkenning van de directeur van een erkend centrum voor voortgezette opleiding in de middenstand en de kmo's]1.
  ----------
  (1)<BDG 2022-06-30/14, art. 6, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

Art.6bis. [1 - Adviseur van de directeur van het ZAWM
   Binnen de perken van de beschikbare financiële middelen kan het IAWM elk ZAWM toelagen toekennen voor de betaling van de wedden alsmede van de eruit voortvloeiende sociale en wettelijke verplichtingen voor ten hoogste één contractuele 'adviseur van de directeur' met een voltijdse betrekking.
   De toelage beloopt 80 % van de ontstane weddekosten. De subsidiëring van de betrekking als adviseur van de directeur eindigt met de pensionering van de titularis van de betrekking. De maximale subsidieerbare weddekosten van de adviseur van de directeur worden berekend op basis van de in de bijlage vermelde weddeschaal 588, verhoogd met een maandelijkse premie van 616,15 euro die in geval van een deeltijdse betrekking evenredig met de tewerkstelling verminderd wordt. Voor de berekening van de toelage wordt bovendien rekening gehouden met de dienstanciënniteit van de adviseur van de directeur die de Regering vastlegt na het advies van het IAWM ingewonnen te hebben.
   In afwijking van het tweede lid worden de maximale subsidieerbare weddekosten van de adviseur van de directeur, voor de periode van 1 juli 2021 tot en met 31 december 2021, berekend op basis van de in de bijlage vermelde weddeschaal 511 zonder maandelijkse premie.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BDG 2022-06-30/14, art. 7, 012; Inwerkingtreding : 01-07-2022>


Art.7.Adjunct-directeur van het ZAWM.
  § 1. Binnen de perken van de beschikbare financiële middelen kan het IAWM elk ZAWM toelagen toekennen voor de betaling van de wedden alsmede van de eruit voortvloeiende sociale en wettelijke verplichtingen voor ten hoogste één contractuele adjunct-directeur met een voltijdse of deeltijdse betrekking.
  § 2. De toelage beloopt [1 100]1 % van de ontstane weddekosten. De weddeschaal [1 503]1, opgenomen in de bijlage bij dit besluit, wordt toegepast om de maximale subsidieerbare weddekosten van de adjunct-directeur te berekenen [3 , verhoogd met een maandelijkse premie van 400,00 euro die in geval van een deeltijdse betrekking evenredig met de tewerkstelling verminderd wordt]3.
  § 3. [2 ...]2
  ----------
  (1)<BDG 2019-05-23/38, art. 4, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
  (2)<BDG 2022-06-30/14, art. 8,2°, 012; Inwerkingtreding : 01-07-2021>
  (3)<BDG 2022-06-30/14, art. 8,1°, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

Art.7bis.[1 [2 - Pedagogische coördinatoren van het ZAWM]2
   § 1. Binnen de perken van de beschikbare financiële middelen kan het IAWM elk ZAWM toelagen toekennen voor de betaling van de wedde alsmede van de eruit voortvloeiende sociale en wettelijke verplichtingen voor ten hoogste één [2 contractuele coördinator met een voltijdse betrekking of twee contractuele coördinatoren met een halftijdse betrekking]2.
   § 2. De toelage beloopt 100 % van de ontstane weddekosten. Voor de berekening van de maximale subsidieerbare weddekosten van de pedagogische coördinator worden - naargelang van de kwalificatie van de aangestelde kracht - de in de bijlage bij dit besluit opgenomen weddeschalen II, II+ of I toegepast.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BDG 2019-05-23/38, art. 5, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2017>
  (2)<BDG 2022-06-30/14, art. 9, 012; Inwerkingtreding : 01-07-2021>

Art.7ter.[1 - Locatiehoofd
   Binnen de perken van de beschikbare financiële middelen kan het IAWM aan elk ZAWM dat uit minstens twee locaties bestaat, toelagen toekennen voor de betaling van de wedde alsmede van de eruit voortvloeiende sociale en wettelijke verplichtingen voor ten hoogste twee contractuele locatiehoofden met een voltijdse of deeltijdse betrekking. Als een locatie wegvalt, wordt hoogstens één betrekking gesubsidieerd.
   De toelage beloopt 100 % van de ontstane weddekosten. De maximale subsidieerbare weddekosten van het locatiehoofd worden berekend op basis van de in de bijlage vermelde weddeschaal 503, verhoogd met een maandelijkse premie van 400,00 euro die in geval van een deeltijdse betrekking evenredig met de tewerkstelling verminderd wordt.
   Het IAWM beslist over de aanvraag tot toekenning van een betrekking van locatiehoofd.]1
  ----------
  (1)<BDG 2022-06-30/14, art. 10, 012; Inwerkingtreding : 01-07-2021>

Onderafdeling 2.1. [1 - Administratief personeel]1   ----------   (1)
Art.7quater.[1 [2 Secretariaatskrachten]2
   § 1. Binnen de perken van de beschikbare financiële middelen kan het IAWM elk ZAWM toelagen toekennen voor de betaling van de wedde alsmede van de eruit voortvloeiende sociale en wettelijke verplichtingen voor ten hoogste [2 twee]2 contractuele [2 secretariaatskrachten]2 met een voltijdse betrekking.
   § 2. De toelage beloopt 100 % van de ontstane weddekosten. De weddeschaal II, opgenomen in de bijlage bij dit besluit, wordt toegepast om de maximale subsidieerbare weddekosten van de [2 secretariaatskrachten]2 te berekenen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BDG 2019-05-23/38, art. 8, 010; Inwerkingtreding : 01-04-2019>
  (2)<BDG 2022-06-30/14, art. 11, 012; Inwerkingtreding : 01-07-2021>

Art.7quinquies.[1 [3 IT-technici]3
   § 1. Binnen de perken van de beschikbare financiële middelen kan het IAWM elk ZAWM toelagen toekennen voor de betaling van de wedde alsmede van de eruit voortvloeiende sociale en wettelijke verplichtingen voor ten hoogste [3 twee]3 contractuele [3 IT-technici]3 met een [2 voltijdse]2 betrekking.
   § 2. De toelage beloopt 100 % van de ontstane weddekosten. Voor de berekening van de maximale subsidieerbare weddekosten van de [3 IT-technici]3 worden - naargelang van de kwalificatie van de aangestelde [3 krachten]3 - de in de bijlage bij dit besluit opgenomen weddeschalen II of II+ toegepast.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BDG 2019-05-23/38, art. 9, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (2)<BDG 2022-06-30/14, art. 12,2°,b, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
  (3)<BDG 2022-06-30/14, art. 12,1°, 012; Inwerkingtreding : 01-07-2021>

Art.7sexies. [1 - Preventieadviseur
   § 1 - Binnen de perken van de beschikbare financiële middelen kan het IAWM elk ZAWM toelagen toekennen voor de betaling van de wedde alsmede van de eruit voortvloeiende sociale en wettelijke verplichtingen voor ten hoogste één contractuele preventieadviseur met een halftijdse betrekking.
   § 2 - De toelage beloopt 100 % van de ontstane weddekosten. De maximale subsidieerbare weddekosten van de preventieadviseur worden berekend op basis van de in de bijlage vermelde weddeschaal II, II+ of I, naargelang van de kwalificatie van de persoon die werd aangesteld.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BDG 2022-06-30/14, art. 13, 012; Inwerkingtreding : 01-07-2022>


Onderafdeling 3. - Algemene bepalingen.
Art.8.Subsidieerbare weddekosten.
  § 1. Om de subsidieerbare weddekosten bedoeld in de [3 [4 [5 [6 artikelen 2 tot 7quinquies]6]5]4]3 te berekenen wordt er rekening gehouden met :
  1° de brutowedde;
  2° de werkgeversbijdragen voor sociale zekerheid;
  3° [2 het werkelijk uitbetaalde vakantiegeld overeenkomstig de wetgeving inzake jaarlijks vakantieverlof voor bedienden;]2;
  4° de eindejaarspremie tot een maximumbedrag dat overeenstemt met het bedrag uitbetaald in het onderwijs van de Duitstalige Gemeenschap;
  5° het gedeelte van de reiskosten dat ten laste is van de werkgever, voor zover deze reiskosten voortvloeien uit de toepassing van de wet van 27 juli 1962 tot vaststelling van een werkgeversbijdrage in het verlies geleden door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen ingevolge de uitgifte van abonnementen voor werklieden en bedienden.
  § 2. [7 De weddeschalen opgenomen in de bijlage en de premies vermeld in artikel 6, § 2, artikel 7, § 2, en artikel 7ter, tweede lid,]7 zijn onderworpen aan de richtlijnen inzake indexatie bepaald in de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld. Bij de inwerkingtreding van dit besluit geldt 138,01 als spilindexcijfer.
  § 3. De wedde-aanpassingen toegekend door de Regering van de Duitstalige Gemeenschap in het kader van de sectorale overeenkomst voor het onderwijs van de Duitstalige Gemeenschap zijn toepasselijk op de weddeschalen opgenomen in de bijlage.
  [1 § 4. Wanneer een personeelslid vermeld in de artikelen 2 tot 7 ten minste 59 jaar is en het maximumbedrag van zijn weddeschaal heeft bereikt, wordt dat maximumbedrag verhoogd met een bedrag dat overeenstemt met de laatste tweejaarlijkse verhoging van zijn weddeschaal om de maximale subsidieerbare weddekosten te berekenen.
   Het recht op het in het eerste lid vermelde bedrag ontstaat ten vroegste op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin het personeelslid 59 jaar is geworden.]1
  ----------
  (1)<BDG 2012-12-20/26, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
  (2)<BDG 2014-04-24/93, art. 4, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (3)<BDG 2019-05-23/38, art. 10,1°, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2017>
  (4)<BDG 2019-05-23/38, art. 10,2°, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
  (5)<BDG 2019-05-23/38, art. 10,3°, 010; Inwerkingtreding : 01-04-2019>
  (6)<BDG 2019-05-23/38, art. 10,4°, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (7)<BDG 2022-06-30/14, art. 14, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2021>

Art.9.Procedure.
  § 1. De leerkrachten bedoeld in de artikelen 2 en 3 verkrijgen hun wedde na aftrek van de wettelijke werkgeversbijdrage voor sociale zekerheid en van de bedrijfsvoorheffing in de derdebetalersregeling zijdens het IAWM. Het IAWM betaalt voor de ZAWM het vakantiegeld overeenkomstig de wetgeving inzake jaarlijks vakantieverlof voor bedienden en de werknemers- en werkgeversbijdragen voor sociale zekerheid.
  § 2. Voor het personeel bedoeld in de [1 artikelen 4 tot 7quinquies]1 dienen de ZAWM, binnen twee maanden na afloop van het kalenderjaar, een gedetailleerde afrekening in van de in artikel 8 vermelde subsidieerbare weddekosten. Bij de afrekening van de subsidieerbare weddekosten worden bewijsstukken gevoegd. Elk trimester kan het IAWM een voorschot ten gunste van de ZAWM uitbetalen. Het voorschot voor een trimester beloopt ten hoogste één vierde van de toelagen die tijdens het jaar vóór de subsidiëringsperiode voor het personeel bedoeld in de artikelen 4 tot 7 werkelijk uitbetaald werden.
  § 3. Voor elke persoon waarvoor een toelage uitbetaald wordt overeenkomstig de [1 artikelen 2 tot 7quinquies]1 houdt het IAWM een persoonlijk dossier bij.
  § 4. Het personeel waarvoor een toelage kan worden uitbetaald overeenkomstig de [1 artikelen 2 tot 7quinquies]1 wordt aangeworven krachtens een door de Minister goedgekeurd voorschrift inzake aanstelling van personeel met een hoofdbetrekking. In dit voorschrift worden onder andere volgende bepalingen vastgelegd :
  1° de aanwervings- en aanstellingsvoorwaarden;
  2° de bekwaamheden en kwalificaties vereist van het personeel;
  3° de voorwaarden voor de berekening van de in aanmerking komende diensten;
  4° de documenten die deel uitmaken van het persoonlijk dossier bedoeld in § 3.
  Voor de leerkrachten vermeld in de artikelen 2 en 3 bepaalt dit voorschrift bovendien de met het oog op de aanstelling vereiste getuigschriften van pedagogische bekwaamheid alsmede de verdeling van de uren die de leerkracht moet besteden aan het onderricht, de voorbereiding van de lessen, de examens, de voorbereiding van de examens, de klasraad en de coördinatie.
  ----------
  (1)<BDG 2019-05-23/38, art. 11, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Afdeling 2. - Leerkrachten met een bijbetrekking.
Art.10.Vergoedingen.
  § 1. [2 Voor de leerkrachten van de ZAWM die werkzaam zijn in het kader van de basisopleiding worden volgende vergoedingen uitbetaald per uur gepresteerd voor het onderricht of voor de examens :
   1° [4 ...]4
  2° [4 ...]4
  3° Voor de periode van 1 januari 2018 tot 31 december 2018


a) in de leertijd voor de leerkrachten die houder zijn van het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid30,33 euro
b) in de leertijd voor de leerkrachten die geen houder zijn van het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid27,55 euro
c) in de opleiding tot ondernemingshoofd voor de leerkrachten die houder zijn van het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid34,35 euro
d) in de opleiding tot ondernemingshoofd voor de leerkrachten die geen houder zijn van het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid30,33 euro

  4° Vanaf 1 januari 2019


a) in de leertijd voor de leerkrachten die houder zijn van het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid30,64 euro
b) in de leertijd voor de leerkrachten die geen houder zijn van het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid27,83 euro
c) in de opleiding tot ondernemingshoofd voor de leerkrachten die houder zijn van het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid34,70 euro
d) in de opleiding tot ondernemingshoofd voor de leerkrachten die geen houder zijn van het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid30,64 euro
]2
  Leerkrachten die in het stadium van de leertijd cursussen in toegepast bedrijfsleer of in het stadium van de opleiding tot ondernemingshoofd versnelde cursussen in bedrijfsbeheer onderrichten, [3 alsook leerkrachten voor de duale voorbereiding op het examen om het getuigschrift [5 van het hoger secundair onderwijs en van het lager secundair onderwijs]5 te behalen,]3 verkrijgen de vergoedingen bepaald voor de opleiding tot ondernemingshoofd.
  § 2. De onder § 1 vastgelegde vergoedingen dekken, naast het eigenlijk onderricht, de deelname aan de klasraden, de voorbereiding van de lessen, de tijd besteed door de leerkrachten aan de verbetering van de huiswerken en examens, alsmede de deelname aan de zittingen met het oog op de voorbereiding van de examens. De deelname van de leerkrachten aan de examens B waarvoor geen bijzonder cursus kon worden georganiseerd alsmede aan de examens C wordt als een lesuur vergoed.
  De lesuren die niet konden worden verstrekt en die krachtens de wetgeving inzake arbeidsovereenkomsten voor bedienden aanleiding geven tot het loonbehoud worden gelijkgesteld met werkelijk gepresteerde lesuren.
  § 3. De vergoedingen vastgelegd in § 1 worden na aftrek van de wettelijke werknemersbijdrage voor sociale zekerheid en van de bedrijfsvoorheffing rechtstreeks door het IAWM aan de leerkrachten gestort.
  Het IAWM betaalt eveneens :
  1° het vakantiegeld overeenkomstig de wetgeving inzake jaarlijks vakantieverlof voor bedienden;
  2° de bijdragen tot de wettelijke arbeidsongevallenverzekering;
  3° de werknemers- en werkgeversbijdragen voor sociale zekerheid.
  § 4. De in § 1 vastgelegde vergoedingen zijn van toepassing vanaf [1 1 januari 2010]1 en zijn vanaf deze datum onderworpen aan de richtlijnen inzake indexatie bepaald in de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld. De bedragen zijn gekoppeld aan het spilindex dat met toepassing van de bovenvermelde wet van 1 maart 1977 op 1 januari 2002 geldig is.
  § 5. De wedde-aanpassingen toegekend door de Regering van de Duitstalige Gemeenschap in het kader van de sectorale overeenkomst voor het onderwijs van de Duitstalige Gemeenschap zijn toepasselijk op de vergoedingen vermeld in artikel 10.
  ----------
  (1)<BDG 2012-07-19/61, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (2)<BDG 2012-12-20/26, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
  (3)<BDG 2014-04-24/93, art. 5, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (4)<BDG 2019-05-23/38, art. 12,1°, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (5)<BDG 2019-05-23/38, art. 12,2°, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Art. 10bis.[1 Facturatie.
   § 1. De mogelijkheid om prestaties te factureren, bestaat alleen voor leraren die als zelfstandige werken en die een ondernemingsnummer en een BTW-nummer hebben, en voor ondernemingen die door het IAWM erkende leraren in dienst hebben en die voor de onderwijsopdracht een persoonsgebonden opdracht krijgen.
   Personen die in hoofdberoep zelfstandige zijn en die in bijberoep actief zijn als leraar in de basisopleiding, moeten de voorwaarden naleven die in artikel 9, § 4, nummer 2 zijn vastgelegd.
   Het ZAWM geeft in dat geval een schriftelijke opdracht aan de hand van het model dat door het Instituut is vastgelegd. De opdrachtnemers factureren hun onderwijsactiviteit aan het ZAWM.
   De opdrachtnemer is ertoe verplicht alle bepalingen uit het sociaal recht na te leven die gepaard gaan met het statuut van zelfstandige.
   § 2. [2 Voor de leerkrachten van de ZAWM die werkzaam zijn in het kader van de basisopleiding worden volgende vergoedingen uitbetaald per uur gepresteerd voor het onderricht of voor de examens :
   1. [3 ...]3
  2. [3 ...]3
  3. Voor de periode van 1 januari 2018 tot 31 december 2018 :


a) in de leertijd voor de leerkrachten die houder zijn van het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid 40,95 euro
b) in de leertijd voor de leerkrachten die geen houder zijn van het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid 37,20 euro
c) in de opleiding tot ondernemingshoofd voor de leerkrachten die houder zijn van het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid 46,39 euro
d) in de opleiding tot ondernemingshoofd voor de leerkrachten die geen houder zijn van het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid 40,95 euro
4. Vanaf 1 januari 2019 :


a) in de leertijd voor de leerkrachten die houder zijn van het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid41,36 euro
b) in de leertijd voor de leerkrachten die geen houder zijn van het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid37,57 euro
c) in de opleiding tot ondernemingshoofd voor de leerkrachten die houder zijn van het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid[<font color="red">1</font> 46,85 euro]<font color="red">1</font>
d) in de opleiding tot ondernemingshoofd voor de leerkrachten die geen houder zijn van het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid41,36 euro
(<font color="red">1</font>)<BDG <a href="/cgi_loi/article.pl?language=nl&lg_txt=n&cn_search=2019052338" target="_blank">2019-05-23/38</a>, art. 10, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Leerkrachten die in het stadium van de leertijd cursussen toegepast bedrijfsbeheer of in het stadium van de opleiding tot ondernemingshoofd versnelde cursussen bedrijfsbeheer onderrichten, verkrijgen de vergoedingen bepaald voor de opleiding tot ondernemingshoofd.]2
   § 3. Met de in § 2 vastgelegde tarieven worden naast het geven van het eigenlijke lesuur de deelname aan de klassenraden, de voorbereiding van het lesuur, de tijd die de leraar moet besteden aan het verbeteren van opdrachten en examens, en de deelname aan de vergaderingen ter voorbereiding van de examens vergoed. De deelname van de leraren aan de examens B waarvoor geen specifieke cursus kon worden georganiseerd, en aan de examens C moet zoals een lesuur worden gefactureerd.
   De opdrachtnemers zijn onderworpen aan de beginselen inzake beroepsethiek en aan de organisatorische en pedagogische richtlijnen voor de leraren aan het ZAWM.
   § 4. De in § 2 vastgelegde vergoedingen [2 zijn van toepassing vanaf 1 januari 2010 en zijn vanaf dat tijdstip onderworpen aan de richtlijnen inzake indexering]2 die vastgelegd zijn in de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld. De bedragen zijn gekoppeld aan de spilindex die in overeenstemming met bovenvermelde wet van 1 maart 1977 van kracht is [2 vanaf 1 januari 2010]2.
   § 5. De loonaanpassingen die door de Regering van de Duitstalige Gemeenschap worden toegestaan in het kader van een sectorieel akkoord voor het onderwijsstelsel van de Duitstalige Gemeenschap, zijn van toepassing op de vergoedingen die in artikel 10bis vermeld staan.
   § 6. Voor de in § 1 vermelde bedragen dienen de ZAWM's bij het IAWM [2 [3 uiterlijk in de maand die volgt op de maand in kwestie]3]2 een gedetailleerde afrekening van de in § 2 vermelde subsidieerbare rekeningen in. Bij de afrekening moeten bewijsstukken worden gevoegd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BDG 2009-06-04/25, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
  (2)<BDG 2014-04-24/93, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (3)<BDG 2019-05-23/38, art. 13, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Art.11.Reiskosten.
  Aan de leerkrachten met een bijbetrekking betaalt het IAWM een vergoeding voor de reiskosten tussen de woonplaats en het ZAWM en omgekeerd, op basis van de prijs van (een biljet voor de 2e klas) die de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen eist voor de betrokken afstand. De vergoeding wordt slechts uitbetaald, indien de heen- en terugreis naar het ZAWM ten minste 20 km beloopt. <BDG 2004-12-23/52, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
  [1 De in artikel 10bis vermelde opdrachtnemers kunnen aan hun reële verplaatsingskosten voor een afstand die niet groter mag zijn dan de afstand heen en terug tussen hun privé-woonplaats en het ZAWM, aan het ZAWM factureren op basis van de prijs van een ticket tweede klas van de Belgische spoorwegmaatschappij voor het betrokken traject. Dit zal slechts worden uitbetaald als de verplaatsing naar het ZAWM en terug minstens 20 km bedraagt.
   [2 Het IAWM betaalt de leerkrachten in bijberoep of hun onderneming vermeld in artikel 10bis, § 1, een vergoeding voor de werkelijk gemaakte heen- en terugritten tussen de woonplaats en de plaats van gebeuren in het kader van de door het IAWM goedgekeurde coördinatietaken inzake Bi-diplomering, de goedgekeurde voorbereidingen en begeleidingen van de leerlingen die deelnemen aan wedstrijden, alsook de goedgekeurde begeleidingen naar vakbeurzen. De gerechtigden krijgen een reiskostenvergoeding die overeenstemt met de reiskostenvergoeding die is vastgelegd voor de dienstritten van de ambtenaren van het IAWM.]2]1
  [2 Voor de ritten vermeld in het tweede en het derde lid dienen de ZAWM's - uiterlijk in de maand die volgt op de maand in kwestie - een gedetailleerde afrekening van de subsidieerbare reiskosten in bij het IAWM; bij die afrekening zijn de desbetreffende bewijzen gevoegd.]2
  ----------
  (1)<BDG 2009-06-04/25, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
  (2)<BDG 2019-05-23/38, art. 14, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2018>

HOOFDSTUK III. - Subsidiëring van de voortgezette opleiding en van de omscholing.
Art.12.[1 Beroepsbijscholing
   § 1 - Voor voortgezette opleidingen die vooraf door het IAWM goedgekeurd zijn, in het bijzonder conferenties, studiedagen en seminaries, die onder de leiding van een voordrachtgever georganiseerd worden, verkrijgen de ZAWM en/of de professionele of interprofessionele verenigingen een forfaitaire toelage van 75,33 euro per uur voortgezette opleiding.
   § 2 - Het IAWM betaalt het volledige bedrag van de voormelde forfaitaire toelage uit voor voortgezette opleidingen waaraan minstens tien leidinggevenden of medewerkers van verschillende middenstandsondernemingen of kleine en middelgrote ondernemingen of vertegenwoordigers van vrije beroepen regelmatig hebben deelgenomen. De deelname wordt als regelmatig beschouwd indien de deelnemer minstens de helft van de opleidingsuren aanwezig was.
   § 3 - Medewerkers van instellingen van openbaar nut, medewerkers van overheidsdiensten, alsook bij de Dienst voor Arbeidsbemiddeling van de Duitstalige Gemeenschap ingeschreven uitkeringsgerechtigde werklozen of werkzoekenden die zich in de beroepsinschakelingstijd bevinden, worden ook als deelnemers in aanmerking genomen. Voor de vervulling van de norm van tien deelnemers in de zin van § 2, mogen echter hoogstens vier deelnemers uit die groepen van personen komen.
   § 4 - In het geval dat een voortgezette opleiding minder dan tien reguliere en regelmatige deelnemers telt, kan het IAWM, op gemotiveerd verzoek van het betrokken ZAWM, een toelage toekennen, voor zover er minstens zes reguliere en regelmatige deelnemers zijn die aan de in § 2 gestelde voorwaarden voldoen. De toelage wordt in dat geval als volgt berekend :
   A X B X C
   ---------- = E
10
   - waarbij A het werkelijke aantal reguliere en regelmatige deelnemers is;
   - waarbij B de in § 1 vermelde forfaitaire toelage is;
   - waarbij C het aantal uren voortgezette opleiding is;
   - waarbij E de toelage is die voor de voortgezette opleiding moet worden uitbetaald.]1
  ----------
  (1)<BDG 2014-04-24/93, art. 7, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Art.13.[1 Congressen en colloquia
   Binnen de perken van de beschikbare financiële middelen en op voorafgaande aanvraag kunnen colloquia en congressen door het IAWM gesubsidieerd worden op basis van een door het ZAWM of de betrokken professionele of interprofessionele vereniging ingediende gedetailleerde financiële afrekening die alle ontvangsten en uitgaven voortvloeiend uit het project indeelt. De toelage beloopt in principe 50 % van de uitgaven waarvoor bewijsstukken moeten worden ingediend. Het IAWM bepaalt een maximale toelage per congres of colloquium.]1
  ----------
  (1)<BDG 2014-04-24/93, art. 8, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Art.14.Algemene bepalingen.
  § 1. De toelagen bepaald in artikel 12, § 1 en in artikel 13 dienen tot de financiering van de vergoedingen voor de voordrachtgevers en van de werkingskosten van de ZAWM.
  § 2. De toelagen bepaald in artikel 12, § 1 en in artikel 13 kunnen jaarlijks op 1 januari door de Minister aangepast worden, door het indexcijfer van de maand december van het voorafgaande kalenderjaar door het indexcijfer van de maand december van het voorlaatste kalenderjaar te delen en met het bedrag van de forfaitaire toelage te vermenigvuldigen.
  Als basis voor de vergelijking van de indexcijfers dient het [1 afgevlakte gezondheidsindexcijfer]1 ingevoerd bij het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen.
  ----------
  (1)<BDG 2022-06-30/14, art. 15, 012; Inwerkingtreding : 01-07-2022>

HOOFDSTUK IV. - Forfaitaire en werkingstoelagen ten gunste van de ZAWM.
Art.15.Forfaitaire bedragen per activiteitseenheid m.b.t. de basisopleiding.
  § 1. De ZAWM verkrijgen een forfaitaire toelage van [1 [2 13,15 euro]2]1 per goedgekeurd en werkelijk verstrekt lesuur basisopleiding.
  § 2. Het in § 1 bepaald forfaitair bedrag wordt naargelang de opleiding met een coëfficiënt vermenigvuldigd dat als volgt bepaald wordt :

[OpleidingCoefficient
 --
1. LeertijdAlgemene opleiding (A)1
 Cursussen beroepskennis (B)1,75
------------------------------------------------------------------------
2. Opleiding tot ondernemingshoofdBedrijfsbeheer (A)1
 Cursussen beroepskennis (B)1,75
 Geintegreerde cursussen (I)1 ]
<BDG 2004-12-23/52, art. 2, 002; <b> Inwerkingtreding : </b> 01-01-2005>

  ----------
  (1)<BDG 2015-11-26/13, art. 1, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<BDG 2019-05-23/38, art. 15, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Art.16. Forfaitaire bedragen per cursist in de basisopleiding.
  Naast de forfaitaire toelagen bepaald in artikel 15 verkrijgen de ZAWM, per opleidingsjaar en per regelmatige cursist volgende forfaitaire toelagen naargelang de opleiding :

[ OpleidingForfaitaire
  bedragen
Algemene opleiding (A) in de leertijd[<font color="red">2</font> 22,98 euro]<font color="red">2</font>
Cursussen beroepskennis (B) in de leertijd[<font color="red">2</font> 45,88 euro]<font color="red">2</font> ]
<BDG <a href="/cgi_loi/article.pl?language=fr&lg_txt=f&cn_search=2004122352" target="_blank">2004-12-23/52</a>, art. 3, 002; <b> Inwerkingtreding : </b> 01-01-2005> 
(<font color="red">1</font>)<BDG <a href="/cgi_loi/article.pl?language=fr&lg_txt=f&cn_search=2015112613" target="_blank">2015-11-26/13</a>, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(<font color="red">2</font>)<BDG <a href="/cgi_loi/article.pl?language=nl&lg_txt=n&cn_search=2019052338" target="_blank">2019-05-23/38</a>, art. 16, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Art.17.[1 Subsidiëring van huurkosten van het ZAWM.
   Aan de ZAWM's kan met het oog op de aflossing van de pure kosten voor de huur van gebouwen of voor het gebruik van lokalen zonder bijkomende kosten, waarin opleidingen of voortgezette opleidingen voor de middenstand georganiseerd worden, een subsidie van maximaal 80 % van de aantoonbare uitgaven worden verleend.
   De subsidie wordt verleend na de voorlegging van een schriftelijke, met redenen omklede aanvraag van het ZAWM en van het ontwerp van huurovereenkomst, het aanhangsel bij de huurovereenkomst of de overeenkomst over de terbeschikkingstelling van lokalen. Die aanvraag moet uiterlijk vier weken voor de ingebruikname van het gebouw of de lokalen bij het IAWM zijn ingediend.
   Het IAWM onderzoekt de aanvraag aan de hand van de vereiste ruimte die voor het ZAWM uit de door het IAWM gesubsidieerde activiteiten en het hiervoor vereiste en gesubsidieerde personeel resulteert.]1
  ----------
  (1)<BDG 2009-06-04/25, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2008>

Art.18.[1 Energie-, onderhouds- en uitrustingskosten
   § 1. Voor de lokalen die overeenkomstig artikel 17 gehuurd worden, kan het IAWM de volgende huurlasten, op basis van de bewijsstukken van de uitgaven, ten belope van 80 % subsidiëren :
   1. de kosten voor het energie- en waterverbruik in de gehuurde lokalen dat op basis van lopende metingen berekend wordt;
   2. de kosten voor de verzekeringen van het gebouw die op basis van de huurovereenkomst of de wetgeving verplicht zijn.
   § 2. Voor zover het ZAWM eigenaar is van de lokalen of het gebouw waarin de lessen plaatsvinden [2 ...]2, kan het ZAWM, per lesuur dat in het stadium van de leertijd of in het stadium van de opleiding tot ondernemingshoofd gegeven wordt, een forfaitair bedrag van 5,01 euro krijgen om de energie- en onderhoudskosten te dekken.
  [3 § 2.1. Voor zover de lokalen of het lesgebouw ter beschikking gesteld worden van het ZAWM in het kader van een publiek-privaat partnerschapsproject, kan het ZAWM, op basis van bewijzen van de uitgaven voor energie- en onderhoudskosten, een subsidie van ten hoogste 15.000 euro per jaar ontvangen." Uiterlijk in de maand die volgt op het kalenderjaar in kwestie dienen de ZAWM's de bewijzen van de uitgaven in.]3
   § 3. Binnen de perken van de beschikbare financiële middelen kan het IAWM de ZAWM subsidie verlenen voor de aanschaffing van didactische uitrusting. Onder didactische uitrusting worden mobiele inrichtingsvoorwerpen en leermiddelen verstaan waarvan het gebruik rechtstreeks verband houdt met de lessen.]1
  ----------
  (1)<BDG 2011-12-08/11, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2011>
  (2)<BDG 2014-04-24/93, art. 9, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
  (3)<BDG 2019-05-23/38, art. 17, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2013>

Art.19. Werkingskosten m.b.t. de examens.
  § 1. Voor de organisatie van de examens B waarvoor geen bijzonder cursus kon worden georganiseerd en de examens C kunnen de ZAWM een toelage verkrijgen om de aangegane organisatiekosten te financieren.
  § 2. Het IAWM bepaalt de mogelijke maximumtoelage voor elk opleidingsberoep.

Art.20. Pilootprojecten.
  § 1. Het IAWM kan pilootprojecten van de ZAWM subsidiëren als deze nieuwe ontwikkelingen op pedagogisch en/of technisch gebied promoveren.
  § 2. Daarvoor dient het betrokken ZAWM, ten laatste 6 weken vóór het begin van het project, een precieze projectbeschrijving alsmede een gedetailleerde kostenraming bij het IAWM in die alle uit het project voortvloeiende ontvangsten en uitgaven verdeelt. De toelage wordt uitbetaald na indiening van de bewijsstukken m.b.t. de dienovereenkomstige uitgaven.

Art.21. Algemene bepalingen.
  § 1. Op met redenen omkleed advies van het IAWM kan de Minister de toekenning van de in de artikelen 15 en 16 bepaalde toelagen afhankelijk maken van een door de ZAWM uitgevoerde onderverdeling van hun begrotingskredieten die het bewijs levert van de bestemming van de toelagen.
  § 2. De in de artikelen 15, 16 en 18 bepaalde toelagen kunnen jaarlijks op 1 januari door de Minister aangepast worden, door het indexcijfer van de maand december van het voorafgaande kalenderjaar door het indexcijfer van de maand december van het voorlaatste kalenderjaar te delen en met het bedrag van de toelage te vermenigvuldigen.

HOOFDSTUK V. - Vergoedingen ten gunste van derden.
Art.22.[1 Gastdocenten en externe deskundigen
   § 1. Gastdocenten die, na voorafgaande goedkeuring door het IAWM, door de ZAWM's geëngageerd worden om een voordracht te houden over een vakspecifiek onderwerp in het kader van de leertijd of de opleiding tot ondernemingshoofd, krijgen per gepresteerd uur de in artikel 10bis, § 2, eerste lid, vermelde lesuurvergoeding die in de opleiding tot ondernemingshoofd geldt voor houders van het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid.
   § 2. Externe deskundigen die meewerken aan de uitwerking van programma's voor de leertijd en de opleiding tot ondernemingshoofd krijgen per gepresteerd uur de lesuurvergoeding vermeld in artikel 10bis, § 2, eerste lid, die in de opleiding tot ondernemingshoofd geldt voor degenen die geen houder zijn van het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid.
   § 3. Gastdocenten die, na voorafgaande goedkeuring door het IAWM, door de ZAWM's geëngageerd worden om pedagogische bijscholingen voor bedrijfsleiders en opleiders te geven, alsook om de Europese "opleidingen van de opleiders" te geven, krijgen per gepresteerd uur de in artikel 10bis, § 2, eerste lid, vermelde lesuurvergoeding die in de opleiding tot ondernemingshoofd geldt voor houders van het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid.
   § 4. De in de § § 1 tot 3 vermelde gastdocenten en externe deskundigen krijgen een reiskostenvergoeding die overeenstemt met de reiskostenvergoeding die is vastgelegd voor de dienstritten van de ambtenaren van het IAWM.
   Voor de verplichtingen van de gastdocenten en externe deskundigen vermeld in de § § 1 tot 3, dienen de ZAWM's - uiterlijk in de maand die volgt op de maand in kwestie - een gedetailleerde afrekening van de subsidieerbare vergoedingen of facturen in bij het IAWM; bij die afrekening zijn de desbetreffende bewijzen gevoegd.]1
  ----------
  (1)<BDG 2019-05-23/38, art. 18, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Art.23.Externe examinators.
  Aan de leden van de examencommissies B waarvoor geen bijzonder cursus kon worden georganiseerd, aan de leden van de examencommissies C alsmede aan de deskundigen die tot de examencommissie voor de praktische evaluatie van de leerlingen in atelier behoren, wordt een presentiegeld van euro 57,79 per zitting door het IAWM toegekend. Voor een tweede zitting die op dezelfde dag plaatsvindt, wordt het presentiegeld tot euro 43,31 herleid. Per beroep kan ten hoogste één voorbereidingszitting voor de examens B en C vergoed worden. In beroepen waarvoor de wetgeving over de organisatie van de examens en evaluaties in de basisopleiding van de Middenstand in een hoger aantal examenzittijden voorziet, kunnen ten hoogste twee voorbereidingszittingen voor de examens B en C vergoed worden.
  [2 Met behoud van de toepassing van het eerste lid ontvangen de externe leden van examencommissies een forfaitair bedrag van 25 euro per gecorrigeerd werk over de theorie.]2
  [1 De externe leden van examencommissies krijgen een reiskostenvergoeding die overeenstemt met de reiskostenvergoeding die is vastgelegd voor de dienstritten van de ambtenaren van het IAWM.]1
  ----------
  (1)<BDG 2019-05-23/38, art. 19, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
  (2)<BDG 2022-06-30/14, art. 16, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2020>

Art.24. Vergoedingen voor de erkende leersecretarissen.
  § 1. Op voorlegging van de dienovereenkomstige bewijsstukken kunnen de volgende toelagen ten gunste van de erkende leersecretarissen uitbetaald worden :
  1° per goedgekeurde leerovereenkomst of gecontroleerde leerverbintenis een semestriële toelage van euro 26,23; die toelage wordt vanaf de 151ste overeenkomst op euro 31,32 gebracht;
  2° een toelage van euro 104,80 per leerling die het eindexamen met vrucht heeft afgelegd of, na de intrekking van de erkenning van een leerovereenkomst, voor de B- en C-evaluatie op het einde van de leertijd geslaagd is.
  § 2 - De subsidiëring van de leersecretarissen overeenkomstig § 1 wordt niet toegepast op de leersecretarissen die hun ambt als in de personeelsformatie van het IAWM geïntegreerde leersecretarissen uitoefenen.

Art.25.Reiskosten van de leerlingen.
  Het IAWM subsidieert de reiskosten van de leerlingen wier heen- en terugreis van hun respectievelijke zamelplaats naar het ZAWM meer dan 50 km beloopt, na aftrek van een persoonlijke bijdrage van [1 2,00 euro]1 per reis.
  [2 Leerlingen die cursussen van een door het IAWM erkende organisator buiten de Duitstalige Gemeenschap volgen, verkrijgen van het IAWM op voorafgaande aanvraag een subsidie voor de reiskosten naar die organisator van cursussen. De subsidie bedraagt 50 % van de goedgekeurde kosten voor de heen- en terugreis naar de cursus en wordt na aftrek van door derden toegekende subsidies uitbetaald overeenkomstig het bij de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen geldende tarief voor reizigers in tweede klas op basis van het betaalbewijs.]2
  ----------
  (1)<BDG 2012-07-19/61, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 01-07-2012>
  (2)<BDG 2014-04-24/93, art. 10, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Art.26.[1 Presentiegeld voor technische beroepscommissies.
   De presentiegelden (op basis van de bedragen zoals geïndexeerd op 1 januari 2009) voor technische beroepscommissies worden als volgt vastgelegd :
   1. voor de deelname van experts en leraren aan de beroepscommissies van het IAWM : 27,83 euro per vergadering;
   2. voor de deelname van de door het IAWM bepaalde experts en leraren aan de technische beroepscommissies van de andere Belgische instituten die belast zijn met vorming voor de middenstand : 27,83 euro per vergadering;
   3. voor leraren in bijberoep die verplicht aan pedagogische studiedagen van het IAWM deelnemen : 63,56 euro per vergadering en 47,64 euro voor een tweede vergadering die op dezelfde dag plaatsvindt.
   Het IAWM bepaalt het bedrag van en de voorwaarden voor de volgende subsidies :
   1. voor de kosten van leraren en socio-pedagogische geschoolde werknemers voor hun deelname aan interne bijscholingen van het IAWM;
   2. voor de kosten van leraren en socio-pedagogische geschoolde werknemers voor hun deelname aan externe bijscholingen.]1
  ----------
  (1)<BDG 2009-06-04/25, art. 8, 004; Inwerkingtreding : 18-09-2009>

Art. 26bis. [1 Subsidiëring van de raadgevende werkzaamheden van de interprofessionele verenigingen ten gunste van jonge zelfstandigen en helpers.
   Binnen de perken van de beschikbare financiële middelen bepaalt het IAWM het bedrag van de toelagen toegekend aan de interprofessionele verenigingen in de Duitstalige Gemeenschap voor hun raadgevende en informatieve werkzaamheden ten gunste van jonge zelfstandigen en helpers, met een jaarlijks maximumbedrag van euro 10.000 voor alle verenigingen samen.
   De toelagen worden aan de interprofessionele verenigingen naargelang hun aantal bijdrageplichtige leden uitbetaald.
   Bij hun subsidiëringsaanvraag voegen de interprofessionele verenigingen een jaarlijks activiteitenverslag en de lijst met hun leden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BDG 2008-04-17/48, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 19-09-2008>

Art. 26ter. [1 Subsidiëring van de organisatoren van beroepswedstrijden en -campagnes
   Binnen de perken van de beschikbare financiële middelen bepaalt het IAWM het bedrag van de subsidies voor de organisatoren van beroepswedstrijden of -campagnes die deze subsidies krijgen om wedstrijden rond knelpuntberoepen voor te bereiden en te organiseren, alsook om promotiecampagnes te voeren en bekend te maken rond knelpuntberoepen, opleidingen en ambachten.
   Bij hun subsidieaanvragen voegen de organisatoren van beroepswedstrijden en -campagnes een activiteitenverslag, precieze gegevens over de budgettaire planning en de uitvoering van hun activiteit, alsook precieze gegevens over de nuttige aanwending van de toegekende subsidies.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BDG 2011-12-08/11, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2011>

Art.27.[2 De in de artikelen [3 ...]3 23, 24, 26 en 26bis vastgelegde subsidies]2 kunnen jaarlijks op 1 januari door de Minister aangepast worden, door het indexcijfer van de maand december van het voorafgaande kalenderjaar door het indexcijfer van de maand december van het voorlaatste kalenderjaar te delen en met het bedrag van de toelage of vergoeding te vermenigvuldigen.
  Als basis voor de vergelijking van de indexcijfers dient het [4 afgevlakte gezondheidsindexcijfer]4 ingevoerd bij het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen.
  ----------
  (1)<BDG 2009-06-04/25, art. 9, 004; Inwerkingtreding : 18-09-2009>
  (2)<BDG 2012-07-19/61, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
  (3)<BDG 2019-05-23/38, art. 21, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (4)<BDG 2022-06-30/14, art. 17, 012; Inwerkingtreding : 01-07-2022>

HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen.
Art.28. Overgangsbepaling.
  Het coëfficiënt bedoeld in artikel 18, § 4, beloopt 0,0000 tot de eerste vastlegging door de Regering in het kader van een bouwproject m.b.t. de Middenstand.

Art.29. Opheffingsbepaling.
  Worden opgeheven :
  1° het ministerieel besluit van 27 maart 1979 tot vaststelling van de financiële participatie van de Staat aan de door koninklijk besluit van 4 oktober 1976 betreffende de voortdurende vorming in de Middenstand geregelde permanente vorming, gewijzigd bij de besluiten van 7 juni 1983, 4 juli 1984, 19 maart 1984, 14 april 1989, 7 september 1990, 26 juni 1991, 9 september 1992, 14 oktober 1992, 8 april 1993, 24 juni 1994, 27 april 1995 en 6 juli 2000;
  2° het ministerieel besluit van 27 maart 1979 houdende bepaling van de aanvullende controlemodaliteiten nopens de toelagen toegekend krachtens artikel 49 van het koninklijk besluit van 4 oktober 1976 betreffende de voortdurende vorming in de Middenstand.

Art.30. Dit besluit heeft uitwerking op 1 januari 2002, behoudens de artikelen 4, 5 en 12 die op 1 januari 2001 uitwerking hebben.

Art.31. De Minister van Onderwijs en Vorming, Cultuur en Toerisme is belast met de uitvoering van dit besluit.

BIJLAGE.
Art. N1.[1 Met ingang van 1 januari 2017 zijn de volgende weddeschalen van toepassing:


Nummer 182 183 301 511 521 II II+ I
Minimumkwalificatie AOS/Ma AOS/Ma AHks(*)/ Ma(**)/ AOS(**) AHlS/AU AHkS AOS/Ma AHks(*)/ Ma(**)/ AOS(**) AHlS/AU
Minimum 16.327,32 15.955,71 16.349,21 27.310,27 23.007,88 17.551,28 17.984,13 21.218,35
Maximum 26.708,29 26.329,26 28.937,38 44.230,54 39.303,40 26.329,26 28.937,38 36.895,86

  

  

  

  

  

  

  

  
 
 03 (1) x 524,65 03 (1) x 524,62 03 (1) x 546,42 03 (1) x 735,63 03 (1) x 691,06 11 (2) x 731,49 11 (2) x 912,77 01 (1) x 73,05
 01 (2) x 721,34 01 (2) x 721,34 01 (2) x 896,25 11 (2) x 1.337,58 11 (2) x 1.292,94 01 (2) x 731,54 01 (2) x 912,78 02 (1) x 691,06
 01 (2) x 729,38 01 (2) x 722,05 01 (2) x 912,96     11 (2) x 1.292,94
 10 (2) x 735,63 10 (2) x 735,63 10 (2) x 913,97      
Anciënniteit         
0 16.327,32 15.955,71 16.349,21 27.310,27 23.007,88 17.551,28 17.984,13 21.218,35
1 16.851,97 16.480,33 16.895,63 28.045,90 23.698,94   21.291,40
2 17.376,62 17.004,95 17.442,05 28.781,53 24.390,00 18.282,78 18.896,90 21.982,46
3 17.901,27 17.529,57 17.988,47 29.517,16 25.081,06   22.673,52
4      19.014,27 19.809,67  
5 18.622,61 18.250,91 18.884,72 30.854,74 26.374,00   23.966,46
6      19.745,76 20.722,44  
7 19.351,99 18.972,96 19.797,68 32.192,32 27.666,94   25.259,40
8      20.477,25 21.635,21  
9 20.087,62 19.708,59 20.711,65 33.529,90 28.959,88   26.552,34
10      21.208,74 22.547,98  
11 20.823,25 20.444,22 21.625,62 34.867,48 30.252,82   27.845,28
12      21.940,23 23.460,75  
13 21.558,88 21.179,85 22.539,59 36.205,06 31.545,76   29.138,22
14      22.671,72 24.373,52  
15 22.294,51 21.915,48 23.453,56 37.542,64 32.838,70   30.431,16
16      23.403,21 25.286,29  
17 23.030,14 22.651,11 24.367,53 38.880,22 34.131,64   31.724,10
18      24.134,71 26.199,06  
19 23.765,77 23.386,74 25.281,50 40.217,80 35.424,58   33.017,04
20      24.866,20 27.111,83  
21 24.501,40 24.122,37 26.195,47 41.555,38 36.717,52   34.309,98
22      25.597,69 28.024,60  
23 25.237,03 24.858,00 27.109,44 42.892,96 38.010,46   35.602,92
24      26.329,26 28.937,38  
25 25.972,66 25.593,63 28.023,41 44.230,54 39.303,40   36.895,86
27 26.708,29 26.329,26 28.937,38     
Met ingang van 1 januari 2018 zijn de volgende weddeschalen van toepassing:


Nummer 182 183 301 503 511 521 II II+ I
Minimumkwalificatie AOS/Ma AOS/Ma AHks(*)/ Ma(**)/ AOS(**)
   AHkS
AHlS/AU AHkS AOS/Ma AHks(*)/ Ma(**)/ AOS(**) AHlS/AU
Minimum 16.327,32 15.955,71 16.349,21 25.962,31 27.310,27 23.007,88 17.551,28 17.984,13 21.218,35
Maximum 26.708,29 26.329,26 28.937,38 42.257,83 44.230,54 39.303,40 26.329,26 28.937,38 36.895,86

  

  

  

  

  

  

  

  

  
 
 03 (1) x 524,65 03 (1) x 524,62 03 (1) x 546,42 03 (1) x 691,06 03 (1) x 735,63 03 (1) x 691,06 11 (2) x 731,49 11 (2) x 912,77 01 (1) x 73,05
 01 (2) x 721,34 01 (2) x 721,34 01 (2) x 896,25 11 (2) x 1.292,94 11 (2) x 1.337,58 11 (2) x 1.292,94 01 (2) x 731,54 01 (2) x 912,78 02 (1) x 691,06
 01 (2) x 729,38 01 (2) x 722,05 01 (2) x 912,96      11 (2) x 1.292,94
 10 (2) x 735,63 10 (2) x 735,63 10 (2) x 913,97       
Anciënniteit          
0 16.327,32 15.955,71 16.349,21 25.962,31 27.310,27 23.007,88 17.551,28 17.984,13 21.218,35
1 16.851,97 16.480,33 16.895,63 26.653,37 28.045,90 23.698,94   21.291,40
2 17.376,62 17.004,95 17.442,05 27.344,43 8.781,53 24.390,00 18.282,78 18.896,90 21.982,46
3 17.901,27 17.529,57 17.988,47 28.035,49 29.517,16 25.081,06   22.673,52
4       19.014,27 19.809,67  
5 18.622,61 18.250,91 18.884,72 29.328,43 30.854,74 26.374,00   23.966,46
6       19.745,76 20.722,44  
7 19.351,99 18.972,96 19.797,68 30.621,37 32.192,32 27.666,94   25.259,40
8       20.477,25 21.635,21  
9 20.087,62 19.708,59 20.711,65 31.914,31 33.529,90 28.959,88   26.552,34
10       21.208,74 22.547,98  
11 20.823,25 20.444,22 21.625,62 33.207,25 34.867,48 30.252,82   27.845,28
12       21.940,23 23.460,75  
13 21.558,88 21.179,85 22.539,59 34.500,19 36.205,06 31.545,76   29.138,22
14       22.671,72 24.373,52  
15 22.294,51 21.915,48 23.453,56 35.793,13 37.542,64 32.838,70   30.431,16
16       23.403,21 25.286,29  
17 23.030,14 22.651,11 24.367,53 37.086,07 38.880,22 34.131,64   31.724,10
18       24.134,71 26.199,06  
19 23.765,77 23.386,74 25.281,50 38.379,01 40.217,80 35.424,58   33.017,04
20       24.866,20 27.111,83  
21 24.501,40 24.122,37 26.195,47 39.671,95 41.555,38 36.717,52   34.309,98
22       25.597,69 28.024,60  
23 25.237,03 24.858,00 27.109,44 40.964,89 42.892,96 38.010,46   35.602,92
24       26.329,26 28.937,38  
25 25.972,66 25.593,63 28.023,41 42.257,83 44.230,54 39.303,40   36.895,86
27 26.708,29 26.329,26 28.937,38      
Met ingang van 1 januari 2019 zijn de volgende weddeschalen van toepassing:


Nummer 182 183 301 503 511 521 II II+ I
Minimumkwalificatie AOS/Ma AOS/Ma AHks(*)/ Ma(**)/ AOS(**)
   AHkS
AHlS/AU AHkS AOS/Ma AHks(*)/ Ma(**)/ AOS(**) AHlS/AU
Minimum 16.492,24 16.116,88 16.514,35 26.224,56 27.586,14 23.240,28 17.728,57 18.165,79 21.432,68
Maximum 26.978,07 26.595,21 29.229,68 42.684,68 44.677,31 39.700,40 26.595,21 29.229,68 37.268,55
          
 03 (1) x 524,65 03 (1) x 524,62 03 (1) x 546,42 03 (1) x 698,04 03 (1) x 735,63 03 (1) x 691,06 11 (2) x 731,49 11 (2) x 912,77 01 (1) x 73,79
 01 (2) x 721,34 01 (2) x 721,34 01 (2) x 896,25 11 (2) x 1.306,00 11 (2) x 1.337,58 11 (2) x 1.292,94 01 (2) x 731,54 01 (2) x 912,78 02 (1) x 698,04
 01 (2) x 729,38 01 (2) x 722,05 01 (2) x 912,96      11 (2) x 1.306,00
 10 (2) x 735,63 10 (2) x 735,63 10 (2) x 913,97       
Anciënniteit          
0 16.492,24 16.116,88 16.514,35 26.224,56 27.586,14 23.240,28 17.728,57 18.165,79 21.432,68
1 17.022,19 16.646,80 17.066,30 26.922,60 28.329,20 23.938,32   21.506,47
2 17.552,14 17.176,72 17.618,25 27.620,64 29.072,26 24.636,36 18.467,45 19.087,78 22.204,51
3 18.082,09 17.706,64 18.170,20 28.318,68 29.815,32 25.334,40   22.902,55
4       19.206,33 20.009,77  
5 18.810,72 18.435,27 19.075,50 29.624,68 31.166,41 26.640,40   24.208,55
6       19.945,21 20.931,76  
7 19.547,47 19.164,61 19.997,68 30.930,68 32.517,50 27.946,40   25.514,55
8       20.684,09 21.853,75  
9 20.290,53 19.907,67 20.920,88 32.236,68 33.868,59 29.252,40   26.820,55
10       21.422,97 22.775,74  
11 21.033,59 20.650,73 21.844,08 33.542,68 35.219,68 30.558,40   28.126,55
12       22.161,85 23.697,73  
13 21.776,65 21.393,79 22.767,28 34.848,68 36.570,77 31.864,40   29.432,55
14       22.900,73 24.619,72  
15 22.519,71 22.136,85 23.690,48 36.154,68 37.921,86 33.170,40   30.738,55
16       23.639,61 25.541,71  
17 23.262,77 22.879,91 24.613,68 37.460,68 39.272,95 34.476,40   32.044,55
18       24.378,49 26.463,70  
19 24.005,83 23.622,97 25.536,88 38.766,68 40.624,04 35.782,40   33.350,55
20       25.117,37 27.385,69  
21 24.748,89 24.366,03 26.460,08 40.072,68 41.975,13 37.088,40   34.656,55
22       25.856,25 28.307,68  
23 25.491,95 25.109,09 27.383,28 41.378,68 43.326,22 38.394,40   35.962,55
24       26.595,21 29.229,68  
25 26.235,01 25.852,15 28.306,48 42.684,68 44.677,31 39.700,40   37.268,55
27 26.978,07 26.595,21 29.229,68      
(*) Voor leerkrachten algemene vakken
   (**) Voor leerkrachten bijzondere vakken met drie jaar beroepservaring die houder zijn van het pedagogisch bekwaamheidsbewijs
   Afkortingen:
   Ma: Opleiding tot ondernemingshoofd
   AOS: eindgetuigschrift van het hoger secundair onderwijs
   AHkS: eindgetuigschrift van het hoger onderwijs van het korte type
   AHlS: einddiploma van het hoger onderwijs van het lange type
   AU: einddiploma van een universitaire opleiding]1
  ----------
  (1)<BDG 2019-05-23/38, art. 23, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. N2.[1 Bijlage 2]1

   (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 08-11-2022, p. 81523)
  ----------
  (1)<BDG 2022-06-30/14, art. 18, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2020>

Art. N3.
  <Opgeheven bij BDG 2019-05-23/38, art. 23, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. N4.
  <Opgeheven bij BDG 2019-05-23/38, art. 23, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2017>