25 FEBRUARI 2002. - Besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap houdende overdracht van gesplitste kredieten (VERTALING).
Art. 1-3
Artikel 1. Hierna worden de beschikbare kredieten, het over te dragen gedeelte en het te annuleren gedeelte van de gesplitste kredieten van het begrotingsjaar 2001 opgenomen die gedeeltelijk naar het begrotingsjaar 2002 moeten worden overgedragen ter verwezenlijking van het doel van de toegekende begrotingskredieten :
1. Basisallocatie 30.24.72.10 - ordonnanceringskredieten
1° beschikbare begrotingskredieten : 8 968 948 BEF
2° over te dragen gedeelte : 7 780 000 BEF
3° te annuleren gedeelte : 1 188 948 BEF
2. Basisallocatie 40.18.71.01 - vastleggingskredieten
1° beschikbare begrotingskredieten : 30 045 000 BEF
2° over te dragen gedeelte : 27 400 000 BEF
3° te annuleren gedeelte : 2 645 000 BEF
3. Basisallocatie 40.18.72.10 - vastleggingskredieten
1° beschikbare begrotingskredieten : 5 272 757 BEF
2° over te dragen gedeelte : 4 900 000 BEF
3° te annuleren gedeelte : 372 757 BEF
Art.2. § 1. De overdracht van 7 780 000 BEF ordonnanceringskredieten ingeschreven onder de basisallocatie 30.24.72.10 is gerechtvaardigd door :
- de aankoop van een huis tegen een bedrag van 7 780 000 BEF, waarvoor het aankoopdossier slechts laattijdig werd opgesteld.
§ 2. De overdracht van 27 400 000 BEF vastleggingskredieten ingeschreven onder de basisallocatie 40.18.71.01 is gerechtvaardigd door :
- de aankoop van een huis gelegen in Eupen, Gospertstrasse, waarvoor alle details nog niet konden worden geregeld, ten bedrage van 24 500 000 BEF;
- de aankoop van een terrein in Manderfeld, waarvoor de onderhandelingen ook niet vóór het einde van het jaar konden worden afgesloten, ten bedrage van 2 000 000 BEF;
- het aanleggen van overdekte parkeerplaatsen, waarvoor de opdracht ook laattijdig werd vergund, ten bedrage van 900 000 BEF.
§ 3. De overdracht van 4 900 000 BEF vastleggingskredieten ingeschreven onder de basisallocatie 40.18.72.10 is gerechtvaardigd door :
- de ombouw van de regeringsgebouwen, waarvoor de definitieve plannen niet vóór het einde van het jaar konden worden opgesteld, ten bedrage van 4 400 000 BEF;
- de afbraak van een gebouw in Manderfeld, waarvoor de onderhandelingen gevoerd tegelijk met die over de in § 3 vermelde aankoop, niet vóór het einde van het jaar konden worden afgesloten, ten bedrage van 500 000 BEF.
Art. 3. De Minister-President, bevoegd inzake Begroting, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Eupen, 25 februari 2002.
De Minister-President,
Minister van Werkgelegenheid, Gehandicaptenbeleid, Media en Sport,
K.-H. LAMBERTZ
De Minister van Onderwijs en Vorming, Cultuur en Toerisme,
B. GENTGES
De Minister van Jeugd en Gezin, Monumentenzorg, Gezondheid en Sociale Aangelegenheden,
H. NIESSEN.