Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

2 OKTOBER 2002. - Koninklijk besluit tot oprichting van de Hoge Raad voor Vrijwilligers. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 04-10-2002 en tekstbijwerking tot 23-12-2016)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Oprichting, taken en bevoegdheden van de Hoge Raad voor Vrijwilligers.
Art. 1-3
HOOFDSTUK 2. - Samenstelling en werking van de Raad.
Art. 4-8



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2007022812  2016206304 



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Oprichting, taken en bevoegdheden van de Hoge Raad voor Vrijwilligers.
Artikel 1. Bij het Ministerie van Sociale Zaken wordt een Hoge Raad voor Vrijwilligers opgericht, hierna " de Raad " genoemd.

Art.2. De termen " vrijwilliger " en " vrijwilligerswerk " bedoeld in dit besluit omvatten alle vormen van georganiseerde activiteiten die in principe onverplicht en onbezoldigd worden verricht ten behoeve van derden.

Art.3. § 1. De Raad heeft de volgende taken :
  1° het verzamelen, systematiseren en analyseren van informatie met betrekking tot vrijwilligers en vrijwilligerswerk;
  2° het onderzoeken van de specifieke problemen waarmee vrijwilligers en het vrijwilligerswerk kunnen geconfronteerd worden;
  3° op eigen initiatief of op verzoek van de bevoegde Ministers adviezen geven of voorstellen doen met betrekking tot vrijwilligers en vrijwilligerswerk.
  Met het oog op de goede uitvoering van zijn taken, onderhoudt de Raad contacten met organisaties, instellingen en overheden die gezien hun doel, werking of bevoegdheden te maken hebben met vrijwilligers en vrijwilligerswerk.
  § 2. De bevoegdheid van de Raad doet geen afbreuk aan de bevoegdheden van andere adviesorganen.

HOOFDSTUK 2. - Samenstelling en werking van de Raad.
Art.4.[1 § 1. De Raad is samengesteld uit eenentwintig effectieve leden, eenentwintig plaatsvervangende leden en 4 deskundigen.
   Ze worden benoemd bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit.
   Hun mandaat duurt vier jaar en is hernieuwbaar.
   De 42 effectieve en plaatsvervangende leden zijn organisaties die met talrijke vrijwilligers werken. Enkel overkoepelende organisaties, die representatief zijn voor hun activiteitensector, kunnen zich kandidaat stellen als effectief of plaatsvervangend lid. De organisaties in een sector waarin er geen overkoepelende structuren bestaan, kunnen overeenkomen om samen een kandidaat voor te dragen.
   De 4 deskundigen zijn personen die worden benoemd op basis van hun specifieke deskundigheid betreffende vrijwilligers en vrijwilligerswerk. Er wordt geen plaatsvervanger aangeduid voor die personen. Twee deskundigen moeten Nederlandstalig zijn en de twee anderen Franstalig.
   De Koning waakt erover dat de diversiteit van het vrijwilligerswerk weerspiegeld wordt in de Raad door hiermee rekening te houden bij de keuze van de leden.
   Tien effectieve leden en tien plaatsvervangende leden worden gekozen uit het geheel van kandidaturen van organisaties als bedoeld bij het vierde lid die gezien hun werking als Nederlandstalig beschouwd moeten worden.
   Tien effectieve leden en tien plaatsvervangende leden worden gekozen uit het geheel van kandidaturen van organisaties als bedoeld bij het vierde lid die gezien hun werking als Franstalig beschouwd moeten worden.
   Eén effectief lid en één plaatsvervangend lid worden gekozen uit het geheel van kandidaturen van organisaties als bedoeld bij het vierde lid die gezien hun werking als Duitstalig beschouwd moeten worden."
   § 2. De kandidaturen moeten de namen bevatten van de personen die worden voorgedragen om de betreffende organisatie als bedoeld bij § 1, vierde lid, te vertegenwoordigen.
   Een effectief of plaatsvervangend lid mag, voor het verstrijken van zijn mandaat van 4 jaar, vragen om zijn vertegenwoordiger tijdelijk of definitief te vervangen. Het effectief of plaatsvervangend lid deelt de naam van de vervanger mee aan de Raad die de minister die bevoegd is voor Sociale Zaken hierover binnen 15 dagen op de hoogte stelt.
   Overeenkomstig artikel 2 van de wet van 20 juli 1990 ter bevordering van de evenwichtige aanwezigheid van mannen en vrouwen in organen met adviserende bevoegdheid, moeten de kandidaturen de naam van een man en van een vrouw bevatten. In geval van vervanging van een vertegenwoordiger van een effectief of plaatsvervangend lid als bedoeld bij het vorige lid, moet de vervanger van hetzelfde geslacht zijn als de persoon die hij vervangt.
   § 3. De Raad kiest onder de vertegenwoordigers van zijn effectieve leden een voorzitter en één of twee ondervoorzitters.
   § 4. In geval van ontslag van een effectief organisatie-lid, wordt dit lid door een plaatsvervangend organisatie-lid van dezelfde taalrol vervangen. Met het oog hierop schrijft de Voorzitter van de Raad een interne oproep tot kandidaten uit en de Raad kiest tussen die kandidaten door een stemming met een tweederde meerderheid, in het bijzonder rekening houdend met de wil om het geheel van sectoren van het vrijwilligerswerk te vertegenwoordigen. De beslissing van de Raad wordt binnen 15 dagen meegedeeld aan de minister die bevoegd is voor Sociale Zaken.
   § 5. Een secretaris en één of meerdere adjunct secretarissen worden door de minister die bevoegd is voor Sociale Zaken aangewezen onder de personeelsleden van de Federale overheidsdienst Sociale Zekerheid.]1
  ----------
  (1)<KB 2016-11-24/21, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 02-01-2017>

Art.5. De Raad kan te allen tijde de Minister die belast is met een materie die het voorwerp uitmaakt van de besprekingen binnen de Raad, of de door deze Minister aangeduide vertegenwoordiger, uitnodigen om één of meerdere vergaderingen van de Raad bij te wonen.

Art.6. De Raad stelt zijn huishoudelijk reglement op dat hij ter goedkeuring voorlegt aan Onze Minister van Sociale Zaken.
  De Raad bepaalt in het huishoudelijke reglement :
  1° of en onder welke voorwaarden tijdelijk deskundigen of personen met een grote affiniteit met het vrijwilligerswerk uitgenodigd kunnen worden om deel te nemen aan de werking van de Raad. Deze deskundigen of personen hebben geen stemrecht;
  2° of en onder welke voorwaarden er binnen de Raad aparte werkgroepen opgericht kunnen worden en wat hun samenstelling moet zijn. De adviezen van de Raad kunnen evenwel enkel door de Raad zelf worden uitgebracht en niet door een werkgroep.

Art.7. § 1. (De leden van de Raad, de deskundigen of de personen bedoeld in artikel 6, tweede lid, hebben recht op presentiegeld.) <KB 2007-04-27/A3, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
  Onze Minister van Sociale Zaken bepaalt het bedrag van het presentiegeld.
  § 2. (De leden van de Raad en de deskundigen of personen bedoeld in artikel 6 kunnen, in voorkomend geval, verblijfstoelagen en terugbetaling van verplaatsingskosten verkrijgen. Onze Minister van Sociale Zaken bepaalt het bedrag van deze vergoedingen.) <KB 2007-04-27/A3, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
  § 3. De uitgaven als gevolg van de werking van de Raad worden ten laste gelegd van de begroting van het Ministerie van Sociale Zaken.
  De kosten van eventuele studies worden ten laste gelegd van de begroting of begrotingen van het ministerie of ministeries van de minister of ministers die bevoegd zijn voor de materie die het voorwerp uitmaakt van de studie. Voor dergelijke studies dient de Raad het voorafgaand akkoord te krijgen van deze minister of ministers.

Art. 8. Onze Ministers zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.