26 MEI 2002. - Koninklijk besluit betreffende de arbeidsduur van de werknemers tewerkgesteld in de inrichtingen en diensten die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Duitstalige Gemeenschap (P.C. 319.02).
Art. 1-6
Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op de werkgevers en de werknemers van de inrichtingen en diensten die onder de bevoegdheid van het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Duitstalige Gemeenschap ressorteren.
Art.2. Gedurende de externe verblijven worden, per periode van 24 uren, de aanwezigheidsuren van de werknemer als arbeidstijd beschouwd ten belope van een periode van maximum 11 uren per dag en 50 uren per week.
Onder extern verblijf wordt verstaan elk verblijf dat beoogt aan de begunstigden van de betrokken diensten en inrichtingen een onderbreking van het gewone ritme van het dagelijks leven te verschaffen, en dit met name tijdens de schoolvakanties of vakantieperioden, bepaalde weekends of feestdagen.
Art.3. Buiten de externe verblijven bedoeld in artikel 2, wordt voor elke arbeidsprestatie verricht tussen 20 en 6 uur 's morgens een rustperiode van maximum 3 uren niet als arbeidstijd beschouwd, voor- zover deze rust genomen wordt op een plaats die daartoe behoorlijk werd ingericht.
Art.4. § 1. De grenzen van de arbeidsduur vastgesteld door de artikelen 19 en 20 van de arbeidswet van 16 maart 1971 of een lagere grens vastgesteld door een collectieve arbeidsovereenkomst, kunnen overschreden worden, op voorwaarde dat, gedurende een periode van vier weken, gemiddeld niet meer uren gewerkt wordt dan het aantal uren dat vastgesteld wordt door of op basis van deze bepalingen.
§ 2. Met naleving van artikel 26bis van de wet van 16 maart 1971, kan de bij § 1 bedoelde referentieperiode verlengd worden door een collectieve arbeidsovereenkomst of door het arbeidsreglement, zonder de periode van 52 weken te mogen overschrijden en op voorwaarde dat het uurrooster van de personeelsleden op wie deze uitbreiding betrekking heeft, over dezelfde periode wordt vastgesteld en bij het betrokken personeel gekend is ten minste één maand vóór de aanvang ervan.
Met het akkoord van de werknemer kunnen wijzigingen aan het uurrooster worden aangebracht teneinde te kunnen inspelen op situaties zoals ziekte, vertrek en wijziging van uurroosters.
Art.5. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad.
Art. 6. Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 26 mei 2002.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Werkgelegenheid,
Mevr. L. ONKELINX.