Details



Externe links:

Justel

Staatsblad pdf



Titel:

16 OKTOBER 2001. - Koninklijk besluit genomen ter uitvoering van de bijzondere wet van 27 april 1994 tot instelling van een responsabiliseringsbijdrage ten laste van sommige werkgevers van de openbare sector.



Inhoudstafel:


Art. 1-6



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Voor het jaar 2000 wordt het percentage, bedoeld in artikel 2, § 1, tweede lid, van de bijzondere wet van 27 april 1994 tot instelling van een responsabiliseringsbijdrage ten laste van sommige werkgevers van de openbare sector, dat de werkelijke responsabiliseringsbijdrage vertegenwoordigt tegenover de theoretische responsabiliseringsbijdrage, vastgesteld op 55 t.h.

Art.2. De verschillende, in voormelde bijzondere wet van 27 april 1994 bepaalde elementen die het mogelijk maken de voorlopige bedragen van de werkelijke responsabiliseringsbijdrage voor het jaar 2000 vast te stellen, worden vastgesteld als volgt :
  1° de bijdragevoet bedoeld in artikel 3 van dezelfde bijzondere wet :
  voor het jaar 1996 : 31,52 t.h.
  voor het jaar 1997 : 34,24 t.h.
  voor het jaar 1998 : 34,53 t.h.
  voor het jaar 1999 : 36,13 t.h.
  2° de coëfficiënt bedoeld in artikel 6, § 2, 1°, van dezelfde bijzondere wet en vastgesteld met betrekking tot het voorgaande jaar :
  voor het jaar 1996 : 1,012637
  voor het jaar 1997 : 1,011607
  voor het jaar 1998 : 1,015750
  voor het jaar 1999 : 1,010770
  3° de coëfficiënt bedoeld in artikel 6, § 2, 2°, van dezelfde bijzondere wet en vastgesteld met betrekking tot het voorgaande jaar :
  voor het jaar 1996 : 1,022540
  voor het jaar 1997 : 1,020025
  voor het jaar 1998 : 1,020735
  voor het jaar 1999 : 1,022776
  4° de coëfficiënt bedoeld in artikel 6, § 2, 3°, van dezelfde bijzondere wet en vastgesteld met betrekking tot het voorgaande jaar :
  voor het jaar 1996 : 1,000000
  voor het jaar 1997 : 1,000000
  voor het jaar 1998 : 1,000000
  voor het jaar 1999 : 1,000000
  5° de coëfficiënt bedoeld in artikel 6, § 2, 4°, van dezelfde bijzondere wet en vastgesteld met betrekking tot het voorgaande jaar :
  voor het jaar 1996 : 0,999989
  voor het jaar 1997 : 1,000012
  voor het jaar 1998 : 0,999947
  voor het jaar 1999 : 1,000101

Art.3. Voor het jaar 2000 worden de in artikel 9, § 1, van dezelfde bijzondere wet bedoelde voorlopige bedragen van de werkelijke responsabiliseringsbijdragen vastgesteld als volgt :
  1° Vlaamse Gemeenschap : 59.119.178
  2° Staat : 360.283.165
  3° Franse Gemeenschap : 360.983.556
  4° Waals Gewest : 237.179.138
  5° Duitstalige Gemeenschap : 3.844.326
  6° Brussels Hoofdstedelijk Gewest : 2.962.087
  7° Franse Gemeenschapscommissie : 393.465
  8° Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie : 383.235

Art.4. Voor het jaar 2000 zijn de verschillende, in dezelfde bijzondere wet bepaalde elementen die het mogelijk maken de definitieve bedragen van de werkelijke responsabiliseringsbijdrage vast te stellen gelijk aan die welke in artikel 2 bepaald zijn en zijn de definitieve bedragen van de werkelijke responsabiliseringsbijdragen gelijk aan die welke in artikel 3 bepaald zijn.

Art.5. De bedragen van de werkelijke responsabiliseringsbijdragen vastgesteld door de artikel 3 moeten bij het Fonds voor overlevingspensioenen toekomen uiterlijk de laatste werkdag van de maand volgend op die gedurende welke dit besluit in het Belgisch Staatsblad zal zijn bekendgemaakt.

Art. 6. Onze Eerste Minister en Onze Minister van Pensioenen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Brussel, 16 oktober 2001.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Eerste Minister,
  G. VERHOFSTADT
  De Minister van Pensioenen,
  F. VANDENBROUCKE.