5 APRIL 2001. - Koninklijk besluit betreffende de ter beschikkingstelling van het personeel van bepaalde overheidsdiensten aan het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen.
Art. 1-5
Artikel 1. § 1. De personeelsleden van de instellingen, diensten en organismen, die te maken hebben met de opdrachten van het agentschap die zijn beschreven in artikel 4 van de wet van 4 februari 2000 houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, kunnen ter beschikking van dit agentschap worden gesteld.
§ 2. De Ministers, die over de in § 1 bepaalde personeelsleden het hiërarchisch gezag hebben, wijzen, op voorstel van de gedelegeerd bestuurder en met instemming van de gewesten, de diensten of delen van diensten aan waarvan het personeel ambtshalve ter beschikking van het agentschap wordt gesteld.
In de diensten, die niet in het vorige lid zijn bedoeld, wijzen zij hoofdelijk de personeelsleden aan die ter beschikking van het agentschap worden gesteld op vrijwillige basis; voor wat het departement Landbouw betreft is deze alinea slechts op de algemene diensten van toepassing.
Art.2. § 1. De in artikel 1 bedoelde ter beschikking gestelde personeelsleden blijven onderworpen aan het administratief en geldelijk statuut en aan de pensioenregeling die in hun overheidsdienst van oorsprong van kracht was. Zij behouden in hun dienst van oorsprong hun aanspraken op bevordering, op wedde en op bevordering tot een hogere wedde.
§ 2. De duur van de ter beschikkingstelling bij het agentschap wordt als een periode van dienstactiviteit beschouwd.
§ 3. De ter beschikking gestelde personeelsleden zijn onderworpen aan het hiërarchische gezag van de gedelegeerd bestuurder van het agentschap.
§ 4. De ter beschikking gestelde personeelsleden, die opdrachten van gerechtelijke of administratieve politie uitoefenen welke behoren tot de opdrachten van het agentschap bepaald in artikel 1 van dit besluit, blijven die opdrachten tijdens de periode van hun ter beschikkingstelling voort uitoefenen.
§ 5. Tijdens zijn ter beschikkingstelling kan de betrekking, die het personeelslid in zijn dienst van oorsprong bekleedde, op geen enkele wijze worden toegewezen.
Art.3. § 1. De bezoldiging van het ter beschikking gestelde personeelslid is deze waarop het recht heeft in zijn dienst van oorsprong, met inbegrip van de eventuele toelagen en vergoedingen.
§ 2. De totale budgettaire last zal worden gedragen door de begroting van het Departement van oorsprong. De werkgeversbijdragen, de kinderbijslag, het vakantiegeld, de eindejaarstoelage en de haard- en standplaatstoelage zijn in elk geval inbegrepen in de totale budgettaire last.
Art.4. Dit besluit treedt in werking de eerste dag van de maand volgend op die gedurende welke het in het Belgisch Staatsblad is bekend gemaakt.
Art. 5. Onze Minister Van Volksgezondheid en Onze Minister van Landbouw zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 5 april 2001.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Volksgezondheid,
Mevr. M. AELVOET
De Minister van Landbouw,
J. GABRIELS.