12 FEBRUARI 2001. - Koninklijk besluit tot bepaling van de geldigheidsduur van het advies inzake doorzichtigheid.
Art. 1-4
Artikel 1. Artikel 4, § 2, eerste lid van het koninklijk besluit van 21 mei 1991 betreffende de samenstelling en de werking van de Doorzichtigheidscommissie voor geneesmiddelen voor menselijk gebruik, vervangen bij het koninklijk besluit van 19 augustus 1998, wordt vervangen als volgt :
" Dit advies heeft een eerste maximale geldigheidsduur tot drie maand na de verlening van de vijfjaarlijkse hernieuwing van de registratie bedoeld in artikel 9 van het koninklijk besluit van 3 juli 1969 betreffende de registratie van geneesmiddelen, met een minimale geldigheidsduur van vijf jaar. ".
Art.2. Artikel 9, § 2, eerste lid van het koninklijk besluit van 19 augustus 1998 tot wijziging van het koninklijk besluit van 21 mei 1991 betreffende de samenstelling en de werking van de Doorzichtigheidscommissie en tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 juli 1969 betreffende de registratie van geneesmiddelen, wordt vervangen als volgt :
" De adviezen inzake doorzichtigheid gegeven vóór de inwerkingtreding van dit besluit hebben een eerste maximale geldigheidsduur tot drie maand na de verlening van de vijfjaarlijkse hernieuwing van de registratie bedoeld in artikel 9 van het koninklijk besluit van 3 juli 1969 betreffende de registratie van geneesmiddelen, met een minimale geldigheidsduur van tien jaar. ".
Art.3. Het ministerieel besluit van 5 oktober 2000 houdende uitvoering van artikel 4, § 2 van het koninklijk besluit van 21 mei 1991 betreffende de samenstelling en de werking van de Doorzichtigheidscommissie inzake geneesmiddelen voor menselijk gebruik wordt opgeheven.
Art. 4. Onze Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 12 februari 2001.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu,
Mevr. M. AELVOET.