Artikels:
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art.2.Naast de personeelsformatie vastgesteld in de tabel die voorkomt in artikel 1 van de wet van 3 april 1953 betreffende de rechterlijke inrichting, wordt in de hoven van beroep, voor een periode [5 die aanvangt op de datum van inwerkingtreding van deze wet en die verstrijkt op 31 december 2025]5 wet, een tijdelijke personeelsformatie van raadsheren ingesteld, vastgesteld als volgt :
Zetel | Bijkomend aantal raadsheren |
Antwerpen | 3 |
[<font color="red">2</font>... | ...]<font color="red">2</font> |
Gent | 2 |
Luik | 2 |
Bergen | 1 |
(<font color="red">1</font>)<W <a href="/cgi_loi/article.pl?language=fr&lg_txt=f&cn_search=2021122307" target="_blank">2021-12-23/07</a>, art. 76, 012; Inwerkingtreding : 18-12-2021> |
(<font color="red">2</font>)<W <a href="/cgi_loi/article.pl?language=nl&lg_txt=n&cn_search=2024051502" target="_blank">2024-05-15/02</a>, art. 23, 014; Inwerkingtreding : 03-06-2024> |
----------
(1)<W 2015-11-23/02, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 18-12-2015>
(2)<W 2018-05-25/02, art. 62, 010; Inwerkingtreding : 18-12-2017>
(3)<W 2020-07-31/03, art. 54, 011; Inwerkingtreding : 18-12-2019>
(4)<W 2021-12-23/07, art. 76, 012; Inwerkingtreding : 18-12-2021>
(5)<W 2023-12-19/08, art. 37, 013; Inwerkingtreding : 18-12-2023>
Art.3.Er kan benoemd worden op de plaatsen opgenomen in de tabel die voorkomt in artikel 2 na [5 31 december 2025]5, indien de Koning daartoe beslist bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, genomen op basis van een evaluatie aan de hand van een meting van de werklast van de hoven van beroep op grond van een uniform registratiesysteem en uiterlijk voor het verstrijken van deze periode. Bij ontstentenis van beslissing, verdwijnen de overtallen naar gelang er plaatsen openvallen.
Het koninklijk besluit bedoeld in het vorige lid houdt op uitwerking te hebben op het einde van de zesde maand volgend op de datum van inwerkingtreding ervan, tenzij het voor die dag bij wet is bekrachtigd.
----------
(1)<W 2015-11-23/02, art. 4, 009; Inwerkingtreding : 18-12-2015>
(2)<W 2018-05-25/02, art. 63, 010; Inwerkingtreding : 18-12-2017>
(3)<W 2020-07-31/03, art. 55, 011; Inwerkingtreding : 18-12-2019>
(4)<W 2021-12-23/07, art. 77, 012; Inwerkingtreding : 18-12-2021>
(5)<W 2023-12-19/08, art. 38, 013; Inwerkingtreding : 18-12-2023>
Art.4. <Opgeheven bij W 2024-05-15/02, art. 24, 014; Inwerkingtreding : 03-06-2024>
Art.5. Artikel 109ter van het Gerechtelijk Wetboek ingevoegd bij de wet van 9 juli 1997 wordt aangevuld met het volgende lid :
" De zaken bedoeld in het eerste lid kunnen eveneens aan de gewone kamers worden toegewezen indien daarvoor nog geen rechtsdag voor de aanvullende kamers is bepaald, hoewel die is aangevraagd. ".
Art.6. In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 109quater ingevoegd, luidende :
" Artikel 109quater. De zaken waarvoor geen rechtsdag bepaald kan worden die minder dan 6 maanden verwijderd is van de datum van de aanvraag kunnen eveneens aan de aanvullende kamers worden toegewezen.
De zaken worden niettemin toegewezen aan een gewone kamer voor zover een van de partijen zulks aanvraagt uiterlijk één maand na de kennisgeving van de rechtsdag voor de aanvullende kamer, zonder andere formaliteit dan een schriftelijk verzoek gericht aan de eerste voorzitter. ".
Art. 7. In deel II, boek II, titel II van hetzelfde Wetboek wordt een nieuw hoofdstuk VIter ingevoegd, luidend als volgt :
" HOOFDSTUK VIter. - Registratie van de werklast
Art. 352bis. De Koning stelt, na advies van de Hoge Raad voor de Justitie, de wijze vast waarop de werklast van de rechter en van het openbaar ministerie wordt geregistreerd, alsook de wijze waarop deze geregistreerde gegevens worden geëvalueerd. ".