18 JANUARI 2002. - Koninklijk besluit houdende overgangsbepalingen betreffende het verlof voorafgaand aan de pensionering voor de personeelsleden van de lokale politie.
Art. 1-6
Artikel 1. De bepalingen van de gemeentereglementen tot invoering van een maatregel van verlof voorafgaand aan de pensionering voor de leden van het gemeentepersoneel die definitief benoemd zijn, blijven van toepassing op de personeelsleden van de lokale politie die definitief benoemd zijn en :
1° wier verlof uiterlijk op 1 april 2001 is ingegaan;
2° die hun aanvraag tot het bekomen van het verlof uiterlijk op 31 maart 2001 hebben ingediend.
Art.2. Voor de personeelsleden bedoeld in artikel 1 wordt het wachtgeld berekend rekening houdend met de gegevens bedoeld in artikel 4, § 1, 1°, van de wet van 27 december 2000 houdende diverse bepalingen met betrekking tot de rechtspositie van het personeel van de politiediensten.
Art.3. In afwijking van de bepalingen van de gemeentereglementen bedoeld in artikel 1, hebben de personeelsleden bedoeld in artikel 1 de verplichting om hun oppensioenstelling aan te vragen op de vroegst mogelijke leeftijd zoals vastgesteld door hun statuut.
Art.4. Het personeelslid bedoeld in artikel 1 dat een verlof voorafgaand aan de pensionering geniet dat ten vroegste aanvangt vanaf 1 april 2001, blijft vanaf de ingangsdatum van dit verlof onderworpen aan de bepalingen van het administratief en geldelijk statuut waaraan het onderworpen was op de datum van de aanvang van dat verlof, rekening houdend met wijzigingen die aan deze bepalingen zouden zijn aangebracht.
Art.5. Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 april 2001.
Art. 6. Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 18 januari 2002.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Binnenlandse Zaken,
A. DUQUESNE.