28 JANUARI 2000. - Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 10 juli 1985 tot vaststelling van de rechtspleging voor erkenning en sluiting van serviceflatgebouwen, woningcomplexen met dienstverlening en rusthuizen.
Art. 1-3
Artikel 1. Artikel 11 van het besluit van de Vlaamse regering van 10 juli 1985 tot vaststelling van de rechtspleging voor erkenning en sluiting van serviceflatgebouwen, woningcomplexen met dienstverlening en rusthuizen wordt vervangen door wat volgt :
" Art. 11. Als de minister het voornemen heeft de voorlopige erkenning, de erkenning of de verlenging van de erkenning te weigeren, de erkenning te schorsen of in te trekken, of de sluiting te bevelen, wordt de verantwoordelijke beheersinstantie van de voorziening van dat gemotiveerde voornemen bij aangetekend schrijven met kennisgeving van ontvangst op de hoogte gebracht.
De verantwoordelijke beheersinstantie of zijn wettelijke vertegenwoordiger beschikt over een termijn van vijftien dagen om per aangetekend schrijven een gemotiveerd verzoekschrift aan de administratie te richten, waarin hij vraagt het voornemen opnieuw in overweging te nemen. In het verzoekschrift kan hij vragen om gehoord te worden.
De termijn, genoemd in het tweede lid, gaat in de dag na de ontvangst van het voornemen tot weigering van de voorlopige erkenning, de erkenning of de verlenging van de erkenning, het voornemen tot de schorsing of de intrekking van de erkenning, of het voornemen tot sluiting. Na die termijn wordt onweerlegbaar verondersteld dat de verantwoordelijke beheersinstantie het voornemen aanvaardt en wordt van rechtswege verondersteld dat het voornemen de definitieve beslissing van de minister is.
Ingeval binnen de gestelde termijn een verzoek tot heroverweging aan de administratie werd gericht, bezorgt die het verzoekschrift, samen met het volledige administratieve dossier en de eventuele verweermiddelen, binnen vijftien dagen na ontvangst aan een door de minister in te stellen adviserende beroepscommissie, die is samengesteld uit deskundigen op het vlak van de opvang van bejaarden. Als de indiener hierom in zijn verzoekschrift heeft verzocht, wordt hij door de commissie gehoord.
De minister regelt de werking van die beroepscommissie, met inbegrip van de behandelingstermijn. Hij kan pas een beslissing nemen na ontvangst van het advies van de commissie, tenzij de termijn waarbinnen het advies moet worden gegeven verstreken is.
De verantwoordelijke beheersinstantie van de voorziening wordt van de gemotiveerde beslissing van de minister en het advies van de adviserende beroepscommissie, bij aangetekend schrijven met kennisgeving van ontvangst, op de hoogte gebracht. ".
Art.2. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2000.
Art. 3. De Vlaamse minister, bevoegd voor de Bijstand aan Personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 28 januari 2000.
De minister-president van de Vlaamse regering,
P. DEWAEL
De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen,
Mevr. M. VOGELS