7 NOVEMBER 2000. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 31 mei 1989 houdende nadere omschrijving van de fusie van ziekenhuizen en van de bijzondere normen waaraan deze moeten voldoen. (Artikelen 1, 3° et 2 worden vernietigd bij het arrest nr. 140.846 van de Raad van State van 18 februari 2005 ; zie B.St. 14.04.2005 p. 16390).
Art. 1-4
Artikel 1. In artikel 3 van het koninklijk besluit van 31 mei 1989 houdende nadere omschrijving van de fusie van ziekenhuizen en van de bijzondere normen waaraan deze moeten voldoen, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 12 oktober 1993, 23 december 1993, 6 mei 1997 en 23 juni 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° de bepaling onder punt 2° wordt vervangen als volgt :
" De fusie van ziekenhuizen mag maximum over 700 bedden beschikken.
In afwijking tot het eerste lid, mogen de fusies van ziekenhuizen die zich bevinden in één der vijf agglomeraties (Brussel, Antwerpen, Luik, Gent en Charleroi), maximum over 1 100 bedden beschikken.
In de cijfers, vermeld in het eerste en tweede lid, zijn de bedden in gespecialiseerde diensten voor behandeling en revalidatie (kenletter Sp) bestemd voor patiënten met psychogeriatrische en chronische aandoeningen en deze voor patiënten met een ongeneeslijke ziekte die zich in een terminale fase bevinden en palliatieve zorg behoeven, niet inbegrepen; ";
2° de bepaling onder 4°, tweede lid, wordt vervangen als volgt :
" Indien een gefusioneerd ziekenhuis over een ziekenhuisdienst beschikt die verspreid is over meerdere vestigingsplaatsen, moeten de bedden van bedoelde dienst op dezelfde vestigingsplaats gegroepeerd worden wanneer de bedcapaciteit op één der vestigingsplaatsen lager wordt als 2/3 van de vastgestelde minimum bedcapaciteit, met dien verstande dat, voor wat de C-D-dienst betreft, een minimumbedcapaciteit van 30 bedden op iedere vestigingsplaats volstaat. ";
3° het artikel wordt aangevuld als volgt :
" 6° Met uitzondering van de dienst voor medische beeldvorming waarin een transversale axiale tomograaf wordt opgesteld, en behoudens de door Ons nader te bepalen uitzonderingen, mag een medisch-technische dienst, medische dienst, ziekenhuisafdeling en zorgprogramma van een gefusioneerd ziekenhuis in geen geval uitgesplitst zijn over twee of meerdere vestigingsplaatsen. In het geval wordt beantwoord aan hoger vermelde uitzonderingen, moet de opgesplitste medisch-technische dienst, medische dienst, ziekenhuisafdeling of het opgesplitste zorgprogramma op iedere vestigingsplaats aan alle erkenningsnormen beantwoorden.
Met uitzondering van de functie van ziekenhuisapotheek, de functie van lokale neonatale zorg, de functie van palliatieve zorg, de functie " chirurgische daghospitalisatie " en de functie voor intensieve zorg, en behoudens de door Ons nader te bepalen uitzonderingen, mag een ziekenhuisfunctie, waarvoor erkenningsnormen bestaan, van een gefusioneerd ziekenhuis niet over meerdere vestigingsplaatsen verspreid zijn. In het geval wordt beantwoord aan voornoemde uitzonderingen, moet de opgesplitste functie op iedere vestigingsplaats aan alle erkenningsnormen beantwoorden. ".
Art.2. In hetzelfde koninklijk besluit wordt een artikel 6bis ingevoegd, luidend als volgt :
" Art. 6bis. In afwijking van artikel 3, 2°, eerste lid, mogen fusies die tot stand zijn gekomen vóór de inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 7 november 2000 tot wijziging van het koninklijk besluit van 31 mei 1989 houdende nadere omschrijving van de fusie van ziekenhuizen en van de bijzondere normen waaraan deze moeten voldoen, maximum over 1 000 bedden beschikken.
In afwijking van artikel 3, 2°, eerste lid, mogen fusies die tot stand zijn gekomen na de inwerkingtreding van het voornoemde koninklijk besluit van 7 november 2000 en vóór 1 januari 2002, maximum over 900 bedden beschikken.
§ 2. De ziekenhuizen beschikken over een overgangsperiode van 2 jaar vanaf de ondertekening van de fusieovereenkomst, om te voldoen aan de voorwaarden bedoeld in artikel 3, 6°.
De fusies van ziekenhuizen die voor de inwerkingtreding van het voornoemde koninklijk besluit van 7 november 2000 erkend zijn, beschikken over een overgangsperiode van twee jaar, die aanvangt op de dag van de inwerkingtreding van deze bepaling, om te voldoen aan de voorwaarden bedoeld in artikel 3, 6°. ".
Art.3. Dit besluit treedt in werking op de datum van de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
Art. 4. Onze Ministers bevoegd voor Volksgezondheid en Sociale Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 7 november 2000.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Volksgezondheid,
Mevr. M. AELVOET
De Minister van Sociale Zaken,
F. VANDENBROECKE.