4 FEBRUARI 2000. - Koninklijk besluit tot wijziging, wat de moederschapsuitkering betreft, van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994.
Art. 1-3
Artikel 1. Artikel 219ter, § 5 van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 13 april 1997, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" § 5. De moederschapsuitkeringen bedoeld in deze afdeling zijn niet verschuldigd aan de zwangere of bevallen gerechtigden, of de gerechtigden die borstvoeding geven, die een activiteit aanvangen of verder zetten die niet onderworpen is aan de bepalingen van de arbeidswet van 16 maart 1971.
In afwijking van de bepalingen van het eerste lid mogen de moederschapsuitkeringen echter toegekend worden aan de gerechtigde die tijdens het tijdvak van moederschapsbescherming als bedoeld in artikel 114bis van de gecoördineerde wet, de zelfstandige activiteit verder zet die zij uitoefende onmiddellijk voorafgaand aan het bedoelde tijdvak van moederschapsbescherming. Hiertoe moet zij de voorafgaandelijke toestemming vragen aan de adviserend geneesheer van haar verzekeringsinstelling volgens de modaliteiten bepaald in artikel 230, § 2. Bovendien moet zij een geneeskundig attest voorleggen waaruit blijkt dat deze activiteit geen risico inhoudt voor haar gezondheid of deze van haar kind. Zij mag deze activiteit niet uitoefenen op de dagen of uren waarop zij normaal gewerkt zou hebben, indien er geen maatregel inzake moederschapsbescherming was genomen.
In dat geval wordt het bedrag van de moederschapsuitkering, waarop betrokkene aanspraak kan maken met toepassing van artikel 219bis of 219ter, verminderd met 10 pct. ".
Art.2. Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de maand na die waarin het is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Art. 3. Onze Minister van Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 4 februari 2000.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Sociale Zaken,
F. VANDENBROUCKE