22 DECEMBER 2000. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de bijdrage in de werkings-, personeels- en oprichtingskosten van de kansspelcommissie verschuldigd door de houders van de vergunningen A, B, C en E. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 30-12-2000 en tekstbijwerking tot 29-12-2001).
Art. 1-4
Artikel 1. De Minister van Justitie wijst de agenten van het ministerie van Justitie aan die belast zijn met de inning van de retributies bedoeld in artikel 19 van de wet van 7 mei 1999 als bijdrage in de werkings-, personeels- en oprichtingskosten van de kansspelcommissie, hierna commissie genoemd, en haar secretariaat, die ten laste van de houders van vergunningen klasse A, B, C en E vallen.
Art.2. § 1. De retributies worden, één keer per jaar, betaald, ten laatste tegen 31 mei van ieder burgerlijk jaar, ongeacht de duur van de vergunning en dit voor heel de komende werkingsperiode van de commissie, die overeenkomt met één burgerlijk jaar. Het bedrag van de retributies wordt jaarlijks vastgesteld.
§ 2. (Voor het burgerlijk jaar 2002 bedraagt de retributie voor een vergunning klasse A 15.000 euro, de retributie voor een vergunning klasse B bedraagt 7.500 euro, de retributie voor een vergunning klasse C bedraagt 100 euro, de retributie voor een vergunning klasse E bedraagt 2.500 euro voor de houders die enkel diensten leveren in het raam van het onderhoud, het herstel of de uitrusting van de kansspelen, voor al de andere houders van een vergunning klasse E bedraagt de retributie 1.250 euro per aangevatte schijf van 50 toestellen.
Daarenboven bedraagt de retributie voor de houders van een vergunning klasse A, die automatische kansspelen exploiteren, 250 euro per toestel met een minimum van 7.500 euro.) <KB 2001-12-27/30, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 08-01-2002>
§ 3. De retributie voor de eerste periode van de exploitatie van het spel wordt volledig betaald, uiterlijk één maand na de kennisgeving.
§ 4. Voor het burgerlijk jaar 2001, wordt het geheel van de retributies betaald ten laatste één maand na de kennisgeving.
Art.3. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 4. Onze Minister van Justitie, Onze Minister van Financiën, Onze Minister van Economie, Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Onze Minister van Volksgezondheid zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 22 december 2000.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Justitie,
M. VERWILGHEN
De Minister van Financiën,
D. REYNDERS
De Minister van Economie,
Ch. PICQUE
De Minister van Binnenlandse Zaken,
A. DUQUESNE
De Minister van Volksgezondheid,
Mevr. M. AELVOET.