19 JULI 2000. - Wet tot wijziging van de artikelen 34, § 1, en 39 van het Wetboek van de inkomstenbelasting 1992.
Art. 1-4
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art.2. In artikel 34, § 1, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 worden de volgende wijzigingen aangebracht :
A) het 1° wordt vervangen als volgt :
" 1° pensioenen en lijfrenten of tijdelijke renten, alsmede als zodanig geldende toelagen, die rechtstreeks of onrechtstreeks betrekking hebben op een beroepswerkzaamheid; ";
B) een punt 1°bis invoegen, luidende :
" 1°bis pensioenen en lijfrenten of tijdelijke renten, alsmede als zodanig geldende toelagen, die het gehele of gedeeltelijke herstel van een bestendige derving van winst, bezoldigingen of baten uitmaken; ".
Art.3. In artikel 39 van hetzelfde Wetboek, waarvan de huidige tekst § 2 zal vormen, wordt een § 1 ingevoegd, luidende :
" § 1. De in artikel 34, § 1, 1°, vermelde pensioenen, lijfrenten of tijdelijke renten en als zodanig geldende toelagen, die zijn toegekend in geval van blijvende ongeschiktheid met toepassing van de wetgeving op de arbeidsongevallen of beroepsziekten, zijn vrijgesteld in de mate waarin ze geen herstel van een bestendige derving van winst, bezoldigingen of baten uitmaken.
Worden inzonderheid geacht geen herstel uit te maken van een dergelijke derving, de pensioenen, renten en als zodanig geldende toelagen vermeld in het vorige lid die zijn toegekend hetzij ingevolge een arbeidsongeval of een beroepsziekte die een invaliditeitsgraad tot gevolg hebben die niet meer bedraagt dan 20 %, hetzij als aanvulling op een rust- of overlevingspensioen.
In de gevallen die niet zijn bedoeld in het tweede lid, worden de in het eerste lid vermelde pensioenen, renten en als zodanig geldende toelagen, behoudens tegenbewijs, geacht geen herstel van een bestendige derving van winst, bezoldigingen of baten uit te maken ten belope van het deel dat overeenstemt met de totale vergoeding vermenigvuldigd met een breuk met als teller 20 % en met als noemer de invaliditeitsgraad uitgedrukt in procent. ".
Art. 4. § 1. Deze wet heeft uitwerking vanaf aanslagjaar 1999.
§ 2. Wanneer de administratie ervan in kennis wordt gesteld of vaststelt dat voor aanslagjaar 1999 een aanslag is gevestigd die in strijd is met de bepalingen van artikel 3 van deze wet, wordt de daarmee overeenstemmende rechtszetting via het kohier uitgevoerd.
Voor deze rechtszetting zijn de bepalingen van de artikelen 346 tot 354 en 358 van hetzelfde Wetboek niet van toepassing.
§ 3. In de mate dat een bezwaarschrift ingediend voor aanslagjaar 1999 betrekking heeft op de aangelegenheid als bedoeld in artikel 3 van deze wet, moet de bevoegde directeur der belastingen of de door hem gedelegeerde ambtenaar geen uitspraak doen over de desbetreffende grieven op voorwaarde dat de rechtszetting van de bestreden aanslag overeenkomstig § 2 is uitgevoerd. Indien de belastingplichtige die rechtszetting niet betwist binnen een termijn van drie maanden vanaf de kennisgeving van de rechtszetting, wordt hij geacht af te zien van de voornoemde grieven. Bij betwisting van de rechtszetting wordt die betwisting toegevoegd aan het bestaande bezwaarschrift.
Wanneer over een bezwaarschrift als bedoeld in het eerste lid reeds definitief is beslist zonder toepassing van artikel 3 van deze wet, wordt eveneens een rechtszetting uitgevoerd overeenkomstig § 2.
§ 4. De terugbetaling verleend ten gevolge van een rechtszetting uitgevoerd overeenkomstig § 2, levert moratoriumintresten op overeenkomstig artikel 418 van hetzelfde Wetboek, tenzij deze intresten minder dan 200 frank per maand bedragen.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgische Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 19 juli 2000.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Financiën,
D. REYNDERS
Met 's Lands zegel gezegeld :
De Minister van Justitie,
M. VERWILGHEN