Details



Externe links:

Justel

Staatsblad pdf



Titel:

22 DECEMBER 2000. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel.



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Wijziging van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel.
Art. 1-49
HOOFDSTUK II. - Algemene bepalingen.
Art. 50-53
HOOFDSTUK III. - Overgangs- en slotbepalingen.
Art. 54-57



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1937100201  1948050303 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Wijziging van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel.
Artikel 1. Artikel 7 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, vervangen bij het koninklijk besluit van 26 september 1994, wordt vervangen als volgt :
  " Art. 7. § 1. De rijksambtenaren oefenen hun ambt op loyale, zorgvuldige en integere wijze uit onder het gezag van hun hiërarchische meerderen.
  Daartoe dienen zij :
  1° de van kracht zijnde wetten en reglementen alsmede de richtlijnen, waaronder de nadere gedragsregels inzake deontologie van de overheid waartoe zij behoren, na te leven;
  2° nauwgezet en correct hun adviezen te formuleren en hun verslagen op te stellen;
  3° de beslissingen zorgvuldig en plichtsbewust uit te voeren.
  § 2. De rijksambtenaren hebben het recht om met waardigheid en hoffelijkheid te worden behandeld, zowel door hun hiërarchische meerderen en hun collega's als door hun ondergeschikten. Ze dienen elk verbaal of niet-verbaal gedrag te vermijden dat deze waardigheid in het gedrang zou kunnen brengen. ".

Art.2. Artikel 8 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 26 september 1994, wordt vervangen als volgt :
  " Art. 8. § 1. De rijksambtenaren behandelen de gebruikers van hun dienst welwillend en zonder enige discriminatie.
  § 2. Buiten de uitoefening van hun ambt vermijden de rijksambtenaren elke handelwijze die het vertrouwen van het publiek in hun dienst kan aantasten.
  Zelfs buiten hun ambt doch ter oorzake ervan, mogen de rijksambtenaren rechtstreeks of bij tussenpersoon, geen giften, beloningen of enig voordeel vragen, eisen of aannemen. ".

Art.3. Artikel 10 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 26 september 1994, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 mei 1999, wordt vervangen als volgt :
  " Art. 10. De rijksambtenaren hebben het recht op vrijheid van meningsuiting ten aanzien van de feiten waarvan zij kennis hebben uit hoofde van hun ambt.
  Het is hun enkel verboden die feiten bekend te maken die betrekking hebben op 's lands veiligheid, de bescherming van de openbare orde, de financiële belangen van de overheid, het voorkomen en het bestraffen van strafbare feiten, het medisch geheim, de rechten en de vrijheden van de burger, en in het bijzonder op het recht op eerbied voor het privé-leven; dit verbod geldt bovendien voor feiten die betrekking hebben op de voorbereiding van alle beslissingen zolang er nog geen eindbeslissing is genomen evenals voor feiten die, wanneer zij bekend worden gemaakt, de mededingingspositie van de overheidsdienst waarin de ambtenaar is tewerkgesteld, kunnen schaden.
  De bepalingen van voorgaande leden gelden eveneens voor de rijksambtenaren die hun ambt hebben neergelegd. ".

Art.4. Artikel 11 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 26 september 1994, wordt vervangen als volgt :
  " Art. 11. § 1. De rijksambtenaren hebben recht op informatie wat alle aspecten betreft die nuttig zijn voor hun taakvervulling. Elke hiërarchische meerdere verzekert de informatiedoorstroming naar zijn ondergeschikten toe.
  § 2. De rijksambtenaren houden zich permanent op de hoogte van de ontwikkeling van de technieken, regelingen en onderzoekingen in de materies waarmee ze beroepshalve belast zijn.
  De ambtenaar heeft recht op opleiding die nuttig is voor zijn functioneren in zijn ministerie. Elke minister of zijn gemachtigde voorziet in die opleiding en waarborgt tevens de toegang tot de voortgezette opleiding, onder meer met het oog op de uitbouw van de beroepsloopbaan.
  Periodes van afwezigheid, gerechtvaardigd door deelname aan verplichte opleidingsactiviteiten, worden gelijkgesteld met dienstactiviteit. ".

Art.5. In de Nederlandse tekst van artikel 12, § 3 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 10 april 1995, gewijzigd bij koninklijk besluit van 13 mei 1999, worden de woorden "die het oudst in graad is" vervangen door de woorden "met de grootste graadanciënniteit".

Art.6. In artikel 13 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 26 september 1994, worden de woorden "de artikelen 7, 10 en 11" vervangen door de woorden "de artikelen 7, 8, 10 en 11".

Art.7. Artikel 14 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 26 september 1994, wordt vervangen als volgt :
  " Art. 14. De bepalingen van de artikelen 7, 8, 9, 10, 11 en 13 zijn toepasselijk op de stagiairs. ".

Art.8. Het opschrift van Deel III van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
  " Deel III. Selectie, werving en stage ".

Art.9. Het opschrift van Deel III, Titel I, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
  " Titel I. Selectie en werving ".

Art.10. In artikel 15 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 1 augustus 1975, worden de woorden "Behoudens toepassing van artikel 18 of van artikel 19, kan niemand" vervangen door de woorden "Niemand kan".

Art.11. In artikel 16 van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 mei 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1°) het eerste lid, 6° wordt vervangen als volgt :
  " 6° houder zijn van een diploma of studiegetuigschrift dat overeenkomt met het niveau van de te verlenen graad, volgens de bij dit besluit gevoegde tabel. Hiervan kan, voorafgaand aan de vergelijkende selectie, door de minister die bevoegd is voor ambtenarenzaken, na advies van de afgevaardigd bestuurder van het Selectiebureau van de Federale Overheid, bij gemotiveerde beslissing worden afgeweken in geval van schaarste op de arbeidsmarkt; ";
  2°) het tweede lid wordt vervangen als volgt :
  " De houders van een diploma of getuigschrift dat toegang verleent tot een bepaald niveau, kunnen zich niet inschrijven voor een vergelijkende selectie voor een lager niveau. De afgevaardigd bestuurder van het Selectiebureau van de Federale Overheid kan, op gemotiveerde aanvraag van de betrokken minister of zijn gemachtigde, van deze regel afwijken.
  De voorwaarde dat men geen houder mag zijn van een hoger diploma of getuigschrift geldt niet voor diploma's of getuigschriften die verworven werden na de kandidaatstelling voor de vergelijkende selectie. ".

Art.12. Artikel 16bis van hetzelfde besluit, opgeheven bij het koninklijk besluit van 13 mei 1999, wordt hersteld in de volgende lezing :
  " Art. 16bis. De afgevaardigd bestuurder van het Selectiebureau van de Federale Overheid maakt de organisatie van de vergelijkende selecties bekend ten minste door een bericht in het Belgisch Staatsblad.
  Het bericht vermeldt ten minste de uiterste datum van de kandidaatstelling en of er eventueel een reserve van de geslaagden wordt aangelegd. In voorkomend geval wordt de duur en de omvang ervan meegedeeld.
  De kandidaten beschikken over ten minste veertien kalenderdagen om zich kandidaat te stellen. ".

Art.13. In artikel 17 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 1 augustus 1975, laatst gewijzigd door het koninklijk besluit van 13 mei 1999, worden volgende wijzigingen aangebracht :
  1° het woord "werving" wordt vervangen door het woord "selectie";
  2° punt D van § 1 wordt vervangen als volgt :
  " D. Wanneer de afgevaardigd bestuurder van het Selectiebureau van de Federale Overheid vermoedt dat het aantal deelnemers niet groot genoeg zal zijn om voldoende kandidaten of geslaagden op te leveren, kan hij tot een bepaalde vergelijkende selectie de studenten toelaten die in het laatste jaar zitten van de studies voor het behalen van het vereiste diploma of getuigschrift. In dat geval worden tot die selectie ook toegelaten zij die voldaan hebben aan het examen van het voorlaatste jaar en verklaren dat zij het examen van het laatste jaar voor de examencommissie van hun Gemeenschap zullen afleggen.
  Evenwel kunnen diegenen die, met toepassing van het eerste lid aan de vergelijkende selectie deelnamen en slaagden, zich voor hun benoeming eerst op hun rangschikking beroepen vanaf de dag waarop zij aan de afgevaardigd bestuurder van het Selectiebureau van de Federale Overheid het vereiste diploma of studiegetuigschrift hebben voorgelegd. ".

Art.14. Artikel 18, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 april 1995, en artikel 19 van hetzelfde besluit worden opgeheven.

Art.15. Het opschrift van Deel III, Titel I, Hoofdstuk II, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
  " Hoofdstuk II. Vergelijkende selecties ".

Art.16. In Deel III, Titel I, Hoofdstuk II, van hetzelfde besluit wordt het opschrift van Afdeling I geschrapt.

Art.17. In artikel 20 van hetzelfde besluit, vervangen door het koninklijk besluit van 17 september 1969, wordt vóór het eerste lid het volgend lid toegevoegd :
  " Een vergelijkende selectie is de selectie die, op initiatief van de afgevaardigd bestuurder van het Selectiebureau van de Federale Overheid of op aanvraag van de minister of zijn gemachtigde, hetzij leidt tot een rangschikking van de geslaagden, hetzij tot een indeling van de kandidaten in groepen A, B, C of D naargelang het verworven competentieniveau. Deze laatste selectiemethode wordt gehanteerd voor functies die een hoge kennis, bijzondere vaardigheden of ruime ervaring vereisen. Groep A bevat de kandidaten die zeer geschikt zijn voor de uit te oefenen functie, groep B de kandidaten die geschikt zijn voor de uit te oefenen functie, groep C de kandidaten die minder geschikt zijn voor de uit te oefenen functie en groep D de kandidaten die niet geschikt zijn voor de uit te oefenen functie. ".

Art.18. Artikel 20bis van hetzelfde besluit, opgeheven bij het koninklijk besluit van 1 augustus 1975, wordt hersteld in de volgende lezing :
  " Art. 20bis. § 1. Voor de vergelijkende selecties die leiden tot een rangschikking van de geslaagden, georganiseerd op initiatief van de afgevaardigd bestuurder van het Selectiebureau van de Federale Overheid, beslist hij vooraf of er een reserve van de geslaagden wordt aangelegd.
  § 2. Zo de betrokken minister of zijn gemachtigde een vergelijkende selectie die leidt tot een rangschikking van de geslaagden aanvraagt, kan door de afgevaardigd bestuurder van het Selectiebureau van de Federale Overheid, na overleg met het betrokken departement, een reserve van de geslaagden worden aangelegd.
  Op basis van het aantal verwachte vacante betrekkingen in het betrokken departement bepaalt de afgevaardigd bestuurder van het Selectiebureau van de Federale Overheid vooraf het aantal geslaagden dat in deze reserve wordt opgenomen.
  Hij bepaalt ook de geldigheidsduur van deze reserve aan de hand van de termijn waarbinnen het betrokken departement de invulling van de vacante betrekkingen voorziet, met een maximum van twee jaar. ".

Art.19. Artikel 21 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 17 september 1969, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 december 1975, wordt vervangen als volgt :
  " Art. 21. De afgevaardigd bestuurder van het Selectiebureau van de Federale Overheid organiseert de vergelijkende selecties.
  Hij kan onder zijn toezicht de organisatie van die vergelijkende selecties echter geheel of gedeeltelijk opdragen aan de secretaris-generaal, aan het hoofd van bestuur waaronder de dienst waarvoor de selectie plaats moet hebben ressorteert, of aan het hoofd van bestuur onder wiens rechtstreeks gezag de betrokken dienst is geplaatst.
  Het orgaan aan wie de organisatie van die vergelijkende selecties is opgedragen, brengt zijn minister hiervan op de hoogte. ".

Art.20. Artikel 22 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 12 augustus 1981, wordt opgeheven.

Art.21. Artikel 23, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
  " Na het afsluiten van het proces-verbaal van de vergelijkende selectie ontvangt iedere deelnemer bericht van zijn uitslag. ".

Art.22. De Afdelingen II en III van Deel III, Titel I, Hoofdstuk II, omvattende de artikelen 24 en 25, worden vervangen door een Hoofdstuk IIbis, luidende :
  " Hoofdstuk IIbis. Werving.
  Art. 24. De betrokken minister of zijn gemachtigde beslist over de werving.
  Hiertoe kiest hij, uit de door de afgevaardigd bestuurder van het Selectiebureau van de Federale Overheid aangeboden geslaagden, na een bijkomende proef onder het toezicht van de afgevaardigd bestuurder van het Selectiebureau van de Federale Overheid, de geslaagde die naar zijn oordeel het meest geschikt is voor de uit te oefenen functie.
  Hij motiveert zijn beslissing.
  Bij het aanbieden van de geslaagden volgt de afgevaardigd bestuurder van het Selectiebureau van de Federale Overheid de rangschikking van de vergelijkende selectie.
  De niet-aangeworven geslaagde blijft opgenomen in de reserve in zijn oorspronkelijke rangschikking.
  Art. 25. Indien de vergelijkende selectie wordt georganiseerd op vraag van de betrokken minister of zijn gemachtigde, overeenkomstig een door hem opgesteld competentieprofiel, en bijgevolg leidt tot een rangschikking van de geslaagden, is het betrokken departement vertegenwoordigd in de selectiecommissie.
  In dit geval is de betrokken minister of zijn gemachtigde bij de werving gebonden door de rangschikking, die voortvloeit uit die vergelijkende selectie.
  Art. 26. Zo de vergelijkende selectie leidt tot een indeling van de kandidaten in groepen A, B, C of D, is de betrokken minister of zijn gemachtigde ertoe gehouden te werven uit de groep A en bij uitputting ervan, uit groep B.
  Hij motiveert zijn beslissing. ".

Art.23. In artikel 27 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1°) § 1 wordt vervangen als volgt :
  " § 1. De afgevaardigd bestuurder van het Selectiebureau van de Federale Overheid maakt overeenkomstig de door Ons vastgestelde bepalingen de lijst op van de geslaagden of van de kandidaten, ingedeeld in de groepen A, B, C en D, van de vergelijkende selectie. ";
  2°) de eerste zin van § 2, vervangen door het koninklijk besluit van 13 mei 1999, wordt vervangen als volgt :
  " In de gevallen waarin een onderzoek naar de medische geschiktheid is voorgeschreven, kan de aangeworven geslaagde of de aangeworven kandidaat, ingedeeld in groep A of B, slechts tot benoeming worden toegelaten wanneer hij zich voor het onderzoek heeft aangemeld : dat onderzoek heeft als voorwerp te bepalen of de betrokkene geschikt is om het ambt waarvoor hij is geselecteerd uit te oefenen. ";
  3°) § 3 wordt vervangen als volgt :
  " § 3. De afgevaardigd bestuurder van het Selectiebureau van de Federale Overheid controleert de algemene toelaatbaarheidsvereiste, voorzien in artikel 16, 6° en de bijzondere toelaatbaarheidsvereisten van de geslaagden en de kandidaten, ingedeeld in de groepen A en B, voorzien in artikel 17.
  De aangeworven geslaagden en de aangeworven kandidaten, ingedeeld in de groepen A en B, worden, in niveau 1, door de betrokken minister of zijn gemachtigde, en in de andere niveaus, door de tot benoemen bevoegde overheid, toelaatbaar verklaard zo zij aan de overige toelaatbaarheidsvereisten voldoen.
  Zo er een reserve van de geslaagden is aangelegd, verwittigt de betrokken minister of zijn gemachtigde de afgevaardigd bestuurder van het Selectiebureau van de Federale Overheid van zijn beslissing.
  Voor de geslaagden van niveau 1 alsook voor de kandidaten, ingedeeld in de groepen A en B, verwittigt hij eveneens de directeur-generaal van de opleiding van zijn beslissing.
  Wanneer, overeenkomstig artikel 16, 2°, een nader onderzoek geboden is om uit te maken of een aangeworven geslaagde of een aangeworven kandidaat, ingedeeld in de groep A of B, een gedrag heeft dat in overeenstemming is met de eisen van de beoogde betrekking, wordt het dossier voor beslissing aan de afgevaardigd bestuurder van het Selectiebureau van de Federale Overheid overgemaakt. Zolang het onderzoek duurt, wordt de geslaagde of de kandidaat voorlopig geweerd; hij wordt op de hoogte gebracht van deze procedure. ".

Art.24. In artikel 28ter, § 4, van hetzelfde besluit, vervangen door het koninklijk besluit van 22 februari 1985 en laatst gewijzigd door het koninklijk besluit van 15 september 1997, worden tussen de woorden "niveau 1" en de woorden "of de" de woorden "of de betrokken secretaris-generaal, voor de stagiairs van niveau 1 bedoeld in artikel 33ter" ingevoegd.

Art.25. Artikel 28sexies, § 1 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 6 november 1991, worden vervangen als volgt :
  " § 1. De stagiair kan afgedankt worden wegens beroepsongeschiktheid mits een opzeggingstermijn van drie maanden. ".

Art.26. Het opschrift van Afdeling II van Deel III, Titel I, Hoofdstuk III van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
  " Afdeling II. Stage van de geslaagden voor en van de kandidaten van niveau 1 en hun aanstelling tot Rijksambtenaar. ".

Art.27. In Deel III, Titel I, Hoofdstuk III, Afdeling II van hetzelfde besluit wordt een Onderafdeling I ingevoegd met volgend opschrift :
  " Onderafdeling I. Stage van de geslaagden voor niveau 1 en hun aanstelling tot Rijksambtenaar".

Art.28. Artikel 30, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 22 februari 1985, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 juli 1993, wordt vervangen als volgt :
  " De geslaagden van niveau 1 die worden toegelaten door de betrokken minister of zijn gemachtigde, worden door de minister die bevoegd is voor ambtenarenzaken of zijn gemachtigde, tot stagiair benoemd. Zij worden in die hoedanigheid in dienst geroepen met het genot van al hun administratieve en geldelijke rechten, uiterlijk de eerste dag van de derde maand volgend op die van de toelaatbaarheidverklaring. ".

Art.29. In artikel 31, § 1, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 4 maart 1993, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 september 1997 wordt het woord "gegadigden" vervangen door het woord "geslaagden".

Art.30. In Deel III, Titel I, Hoofdstuk III, Afdeling II van hetzelfde besluit wordt een onderafdeling II ingevoegd, luidende :
  " Onderafdeling II. Stage van de kandidaten van niveau 1 en hun aanstelling tot Rijksambtenaar.
  Art. 33ter. § 1. De aangeworven kandidaten van niveau 1, ingedeeld in de groepen A en B, worden door de betrokken minister of zijn gemachtigde toegelaten en tot stagiair benoemd. Zij worden in die hoedanigheid in dienst geroepen en aangewezen voor een vacante vaste betrekking met het genot van al hun administratieve en geldelijke rechten, uiterlijk de eerste dag van de derde maand volgend op die van de toelaatbaarheidverklaring.
  Wanneer de stagiair een opzeggingsperiode moet volbrengen bij toepassing van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, wordt de in het eerste lid vastgestelde termijn verlengd tot de eerste dag van de maand die volgt op de datum waarop de opzegging verstrijkt.
  Het bepaalde in het eerste lid doet geen afbreuk aan de bepalingen van het koninklijk besluit van 1 juni 1964 tot vaststelling van de administratieve stand van sommige ambtenaren van de rijksbesturen die, in vredestijd, militaire prestaties verrichten of diensten volbrengen ter uitvoering van de wet van 3 juni 1964 houdende het statuut van de gewetensbezwaarden.
  § 2. De stagiair ressorteert onder de betrokken minister of zijn gemachtigde. De inhoud van zijn stage wordt bepaald door de betrokken minister in overleg met de minister die bevoegd is voor ambtenarenzaken of zijn gemachtigde. Artikel 28quater is niet van toepassing.
  § 3. De stage duurt één jaar. Zij kan ten hoogste met één derde van haar duur worden verlengd in het bij artikel 33quater bepaalde geval.
  Art. 33quater. In afwijking van artikel 28quinquies, eerste lid, maakt de secretaris-generaal van het ministerie waaronder de stagiair ressorteert, in overleg met zijn onmiddellijk hiërarchische meerdere, de driemaandelijkse stageverslagen en het eindverslag op.
  Zo deze verslagen ongunstig zijn voor de stagiair, deelt hij die eveneens mee aan de interdepartementale stagecommissie. Deze wint de nodige informatie in en hoort de stagiair, die zich kan laten bijstaan. Zij beslist of de stage mag voortgezet worden of moet worden verlengd. In voorkomend geval legt zij aan de minister waaronder de stagiair ressorteert een met redenen omkleed afdankings- of benoemingsvoorstel voor.
  Art. 33quinquies. In afwijking van artikel 28sexies, § 3, wordt de afdanking van de stagiair uitgesproken door de minister waaronder hij ressorteert.
  De stagiair die door de betrokken secretaris-generaal of de interdepartementale stagecommissie geschikt wordt bevonden, wordt door Ons benoemd op voorstel van de minister waaronder hij ressorteert.
  De paragrafen 2 en 3 van artikel 33 en artikel 33bis zijn van toepassing, met dien verstande dat in de interdepartementale stagecommissie de betrokken opleidingsdirecteur vervangen wordt door de secretaris-generaal waaronder de stagiair ressorteert. ".

Art.31. In Deel III, Titel I, Hoofdstuk III van hetzelfde besluit wordt in het opschrift van Afdeling III het woord "gegadigden voor" vervangen door de woorden "geslaagden voor en de kandidaten van".

Art.32. In artikel 34, § 1 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 22 februari 1985, worden volgende wijzigingen aangebracht :
  1°) het eerste lid wordt vervangen als volgt :
  " De tot benoemen bevoegde overheid laat de geslaagden en de kandidaten van de niveaus 2+, 2, 3 en 4 toe en benoemt ze tot stagiair. Zij worden in die hoedanigheid in dienst geroepen en aangewezen voor een vacante vaste betrekking met het genot van al hun administratieve en geldelijke rechten, uiterlijk de eerste dag van de derde maand volgend op die van de toelaatbaarheidverklaring. ";
  2°) in het tweede lid worden de woorden "een geslaagde" vervangen door de woorden "een geslaagde of een kandidaat".

Art.33. In artikel 42 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 1 augustus 1975, worden volgende wijzigingen aangebracht :
  1°) het woord " werving " wordt vervangen door het woord " selectie ";
  2°) § 2, eerste zin wordt vervangen als volgt :
  " Hij is belast met het voorzitterschap van de selectiecommissie voor elke selectie die hij organiseert. ".

Art.34. In artikel 48quinquies, § 2, derde lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 22 februari 1985, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 september 1997, worden de woorden " het eerste lid " vervangen door de woorden " het tweede lid ".

Art.35. In artikel 49 van hetzelfde besluit worden tussen de woorden " hetzij door zijn echtgenoot " en de woorden " hetzij door een tussenpersoon " de woorden " of de persoon met wie de ambtenaar samenleeft " ingevoegd.

Art.36. In de Nederlandse tekst van artikel 56, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de woorden "die in werkelijke dienst is " vervangen door de woorden " die effectief in dienst is ".

Art.37. Artikel 59 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 31 maart 1995, wordt opgeheven.

Art.38. In artikel 60, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 31 maart 1995 worden volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in de eerste zin van § 1 worden de volgende woorden " wegens het feit dat hij niet de eindvermelding " goed " heeft verkregen " geschrapt;
  2° in § 1 worden de tweede en de derde zin geschrapt;
  3° het tweede lid van § 2 wordt geschrapt.

Art.39. Artikel 61 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 31 maart 1995, wordt opgeheven.

Art.40. Artikel 70bis, tweede lid van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 1 augustus 1975 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 juli 1998, wordt vervangen als volgt :
  " Hij kan onder zijn toezicht de organisatie van die selecties echter geheel of gedeeltelijk opdragen aan de secretaris-generaal, aan het hoofd van bestuur waaronder de dienst waar de bevordering plaats moet hebben, ressorteert of aan het hoofd van bestuur onder wiens rechtstreeks gezag de betrokken dienst is geplaatst.
  Het orgaan aan wie de organisatie van die selecties is opgedragen, brengt zijn minister hiervan op de hoogte. ".

Art.41. In artikel 77 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1°) § 1 wordt vervangen als volgt :
  " § 1. De volgende tuchtstraffen kunnen worden uitgesproken :
  1° terechtwijzing;
  2° blaam;
  3° inhouding van wedde;
  4° verplaatsing bij tuchtmaatregel;
  5° tuchtschorsing;
  6° lagere inschaling;
  7° terugzetting in graad;
  8° ontslag van ambtswege;
  9° afzetting. ";
  2°) een § 4bis wordt ingevoegd, luidende :
  " § 4bis Lagere inschaling wordt, naargelang het geval, opgelegd door toekenning :
  1° van een lagere weddeschaal in dezelfde graad;
  2° van een graad van dezelfde rang met een lagere weddeschaal. ";
  3°) § 5, eerste lid, vervangen bij het koninklijk besluit van 14 september 1994, wordt vervangen als volgt :
  " Terugzetting in graad wordt opgelegd door toekenning van een graad van een lagere rang die in hetzelfde of in een lager niveau is ingedeeld. ".

Art.42. In artikel 80 van hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht :
  1) in het eerste lid van § 1, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 31 maart 1995, wordt tussen de woorden " afzetting " en " wordt " de woorden " en het ontslag van ambtswege " ingevoegd;
  2)
  § 2, laatste streepje, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 31 maart 1995, wordt vervangen als volgt :
  " - drie jaar voor lagere inschaling en terugzetting in graad. ".

Art.43. Artikel 81, § 4, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 31 maart 1995, gewijzigd door het koninklijk besluit van 13 mei 1999, wordt vervangen als volgt :
  " § 4. Behoudens nieuwe elementen die de heropening van het dossier rechtvaardigen en zich voordoen binnen de verjaringstermijn vermeld in § 5, kan niemand het voorwerp van een tuchtvordering zijn voor reeds op tuchtrechtelijk vlak bestrafte feiten. ".

Art.44. In artikel 84bis van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1°) in de Nederlandse tekst van § 2, vierde en vijfde lid, vervangen bij het koninklijk besluit van 6 februari 1997, worden de woorden "het Nederlands en het Frans" vervangen door de woorden "het Nederlands of het Frans".
  2°) § 5 wordt vervangen als volgt.
  " § 5. De voorzitter is niet stemgerechtigd, behalve bij staking van stemmen; in dat geval bepaalt hij de strekking van het advies. ".

Art.45. Artikel 94, derde lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 31 maart 1995, wordt vervangen als volgt :
  " De minister beslist binnen de vijftien dagen, te rekenen vanaf de betekening van het advies van de raad van beroep; de minister of zijn gemachtigde deelt zijn beslissing zonder verwijl mede aan de ambtenaar en aan de raad van beroep. ".

Art.46. Artikel 103bis van hetzelfde besluit, ingevoegd door het koninklijk besluit van 26 september 1994, wordt vervangen als volgt :
  " Art. 103bis. De afschaffing van de betrekking die de rijksambtenaar bekleedt, kan geen aanleiding geven tot het verlies van de hoedanigheid van rijksambtenaar of tot ontslag.
  Deze rijksambtenaar wordt herplaatst en bevindt zich in de administratieve stand dienstactiviteit. ".

Art.47. Artikel 112, 5° van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 26 september 1994, wordt vervangen als volgt :
  " 5° de ambtenaar die om tuchtredenen wordt ontslagen van ambtswege of afgezet. ".

Art.48. Artikel 112bis van hetzelfde besluit, ingevoegd door het koninklijk besluit van 13 mei 1999, wordt aangevuld als volgt :
  " 5° als hij om tuchtredenen wordt ontslagen van ambtswege of afgezet. ".

Art.49. In artikel 113 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 26 september 1994, wordt een 3° ingevoegd, luidende :
  " 3° een tweede benoeming in vast dienstverband in een andere overheidsdienst, eens die benoeming niet meer vatbaar is voor vernietiging door de Raad van State. ".

HOOFDSTUK II. - Algemene bepalingen.
Art.50. § 1. In hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 mei 1999, worden de woorden "het vergelijkend wervingsexamen" en "het vergelijkend examen" vervangen door de woorden "de vergelijkende selectie" en de woorden "het examen" door de woorden "de selectie".
  In Hoofdstuk II, § 2 van de Bijlage 1 bij hetzelfde besluit worden de woorden "vergelijkend wervingsexamen" vervangen door de woorden "vergelijkende selectie".
  § 2. In hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 mei 1999, worden de woorden "Vaste Wervingssecretaris", "vaste secretaris", "Adjunct-Vaste Wervingssecretaris", "adjunct-secretaris" en "Vast Wervingssecretariaat" respectievelijk vervangen door "afgevaardigd bestuurder van het Selectiebureau van de Federale Overheid", "afgevaardigd bestuurder", "adjunct-afgevaardigd bestuurder van het Selectiebureau van de Federale Overheid", "adjunct-afgevaardigd bestuurder" en "SELOR - Selectiebureau van de Federale Overheid".

Art.51. In de Nederlandse tekst van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 mei 1999, wordt het woord "dienstchef" vervangen door het woord "diensthoofd".

Art.52. In hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 mei 1999, worden de woorden "onderzoek naar de lichamelijke geschiktheid", "lichamelijke geschiktheid" en "lichamelijke ongeschiktheid" respectievelijk vervangen door de woorden "onderzoek naar de medische geschiktheid", "medische geschiktheid" en "medische ongeschiktheid".

Art.53. Het besluit van de Regent van 3 mei 1948 vastgesteld op grond van artikel 19 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 18 april 1969, 17 september 1969 en 18 juni 1976, wordt opgeheven.

HOOFDSTUK III. - Overgangs- en slotbepalingen.
Art.54. De examens en de vergelijkende examens die op de datum waarop dit besluit in werking treedt, zijn aangevat, verlopen verder volgens de bepalingen die vóór die datum van toepassing waren.
  De reserves die werden samengesteld op basis van vergelijkende examens die afgesloten werden vóór of lopende waren op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit besluit, blijven geldig tot hun voorziene looptijd is verstreken. Zij kunnen niet meer worden verlengd.

Art.55. De beroepen inzake evaluatie die aangevat zijn op de datum waarop dit besluit in werking treedt, verlopen verder volgens de bepalingen die vóór die datum van toepassing waren.

Art.56. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 57. Onze Ministers en Staatssecretarissen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Brussel, 22 december 2000.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de Openbare besturen,
  L. VAN DEN BOSSCHE.