8 JUNI 1999. - Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 17 juni 1997 houdende harmonisering van diverse stelsels werkervaringsprojecten.
Art. 1-11
Artikel 1. In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse regering van 17 juni 1997 houdende harmonisering van diverse stelsels werkervaringsprojecten wordt 10° vervangen door wat volgt :
" 10° verlaagde bestaansminimum : uitkering waarop de doelgroepwerknemer gerechtigd is gedurende de periode dat hij verbonden is door een arbeidsovereenkomst in het kader van dit besluit overeenkomstig artikel 2, § 5 van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum of overeenkomstig artikel 57quater van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
Art.2. Aan artikel 1 van hetzelfde besluit wordt een 12° toegevoegd, dat luidt als volgt :
" 12° begunstigde van de sociale bijstand : de persoon die in het bevolkingsregister is ingeschreven en die omwille van zijn nationaliteit geen recht heeft op het bestaansminimum. ".
Art.3. In artikel 3 van hetzelfde besluit wordt § 1 vervangen door wat volgt :
" § 1. Als doelgroepwerknemer kunnen enkel personen tewerkgesteld worden die aan één van de volgende voorwaarden voldoen :
1° op de dag voor hun indiensttreding zonder onderbreking minstens 24 maanden volledig vergoede werklozen zijn. Voor de toepassing van deze bepaling wordt slechts rekening gehouden met uitkeringen verleend overeenkomstig artikel 100 of 103 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering;
2° op de dag voor hun indiensttreding zonder onderbreking minstens 12 maanden het bestaansminimum genieten en ingeschreven zijn als werkzoekende of zonder onderbreking minstens 12 maanden begunstigde van de sociale bijstand zijn en ingeschreven zijn als werkzoekende. ".
Art.4. In artikel 4, § 1 van hetzelfde besluit wordt een 3° toegevoegd, dat luidt als volgt :
" 3° maximaal 410.000 frank bij een voltijdse tewerkstelling op basis van één arbeidsovereenkomst ".
Art.5. In artikel 4 van hetzelfde besluit wordt § 2 geschrapt.
Art.6. In artikel 4bis, § 1 van hetzelfde besluit wordt een 4° toegevoegd, dat luidt als volgt :
" 4° maximaal 302.000 frank bij een voltijdse tewerkstelling op basis van één arbeidsovereenkomst. ".
Art.7. In artikel 4bis van hetzelfde besluit worden §§ 2 en 3 geschrapt.
Art.8. Artikel 5 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt :
" Art. 5. § 1. De minister kent per toegekende doelgroepwerknemer een omkaderingspremie toe aan de werkgevers bedoeld in artikel 2, § 1, 3° van dit besluit ten belope van maximaal 25 % van 283 000 frank op jaarbasis indien de uurregeling minstens halftijds is, ten belope van maximaal 25 % van 453 000 frank op jaarbasis indien de tewerkstelling minstens vier vijfden bedraagt van de voltijdse uurregeling en ten belope van maximaal 25 % van 566 000 frank op jaarbasis bij een voltijdse tewerkstelling op basis van één arbeidsovereenkomst.
De minister kent per toegekende doelgroepwerknemer een omkaderingspremie toe aan de werkgevers bedoeld in artikel 2, § 1, 1° van dit besluit ten belope van maximaal 15 % van 283 000 frank op jaarbasis indien de uurregeling minstens halftijds is, ten belope van maximaal 15 % van 453 000 frank op jaarbasis indien de tewerkstelling minstens vier vijfden bedraagt van de voltijdse uurregeling en ten belope van maximaal 15 % van 566 000 frank op jaarbasis bij een voltijdse tewerkstelling op basis van één arbeidsovereenkomst.
§ 2. Zij kan slechts worden verworven in zoverre het begeleidingsplan en het geïndividualiseerd begeleidingsplan zoals bepaald in artikel 14 van dit besluit werden uitgevoerd.
Enkel de omkaderingsuitgaven in functie van de opleiding en de begeleiding van de doelgroepwerknemers waarvoor een bewijs wordt geleverd en die in hoofde van de werkgever een meerkoet vertegenwoordigen worden aanvaard.
De werkgever maakt op straffe van terugvordering de bewijzen van de omkaderingsuitgaven van ieder kalenderjaar over aan de administratie voor 31 januari van het daaropvolgend burgerlijk jaar, indien het om een project van onbepaalde duur gaat, en vóór de laatste dag van de maand, volgend op de beëindiging van het project, indien het een project van gedaalde duur betreft. ".
Art.9. In artikel 7 van hetzelfde besluit worden de woorden "zoals bepaald in artikel 4" vervangen door de woorden "zoals bepaald in de artikelen 4 en 4bis".
Art.10. § 1. Dit besluit treedt in werking op 1 juli 1999 met uitzondering van artikel 5, § 1, tweede lid van het besluit van de Vlaamse regering van 17 juni 1997 houdende harmonisering van diverse stelsels werkervaringsprojecten dat in werking treedt op 1 januari 2000.
§ 2. Het bedrag voor een voltijdse tewerkstelling, zoals vermeld in artikel 4, § 1, 3°, artikel 4bis, § 1, 4° en artikel 5, § 1, eerste lid van het besluit van de Vlaamse regering van 17 juni 1997 houdende harmonisering van diverse stelsels werkervaringsprojecten is niet van toepassing op een tewerkstelling in het kader van een arbeidsovereenkomst die een aanvang nam voor 1 juli 1999 en op vervangingscontracten in geval van tijdelijke vervanging van een titularis die tewerkgesteld is in het kader van een arbeidsovereenkomst waarvan de uitvoering een aanvang nam voor 1 juli 1999 en tot zolang deze arbeidsovereenkomsten niet worden beëindigd.
§ 3. Artikel 4, § 2 en artikel 4bis, §§ 2 en 3 van het besluit van de Vlaamse regering van 17 juni 1997 houdende harmonisering van diverse stelsels werkervaringsprojecten blijven echter in ongewijzigde vorm van toepassing op een tewerkstelling in het kader van een arbeidsovereenkomst waarvan de uitvoering een aanvang nam voor 1 juli 1999 en op een tewerkstelling in een vervangingscontract in geval van tijdelijke vervanging van een titularis die tewerkgesteld is in het kader van een arbeidsovereenkomst waarvan de uitvoering een aanvang nam voor 1 juli 1999 en tot zolang deze arbeidsovereenkomsten niet worden beëindigd.
Art. 11. De Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling is belast met de uitvoering van het besluit.
Brussel, 8 juni 1999.
De minister-president van de Vlaamse regering,
L. VAN DEN BRANDE
De Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling,
Th. KELCHTERMANS