19 OKTOBER 1998. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap houdende delegaties van bevoegdheid en handtekening aan de leidend ambtenaren van de Dienst voor Heffing van het Kijk- en Luistergeld van de Franse Gemeenschap (VERTALING). (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 23-11-1999 en tekstbijwerking tot 28-12-2001.)
HOOFDSTUK I. - Delegaties inzake gunning en uitvoering van de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten.
Art. 1-9
HOOFDSTUK II. - Delegaties inzake kosten voor opdrachten en activiteiten.
Art. 10
HOOFDSTUK III. - Delegaties voor personeelszaken.
Art. 11-13
HOOFDSTUK IV. - Algemene bepalingen.
Art. 14-18
HOOFDSTUK I. - Delegaties inzake gunning en uitvoering van de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten.
Artikel 1. Binnen de perken van de beschikbare kredieten, onverminderd de beperkingen opgelegd door de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten, inzonderheid de artikelen 6 en 10, alsook het koninklijk besluit van 8 januari 1996 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten, zijn de leidend ambtenaar en de adjunct-leidend ambtenaar gezamenlijk gemachtigd de bijzondere aannemingsvoorwaarden of de als zodanig geldende bescheiden goed te keuren, de wijze te kiezen waarop de opdracht wordt gegund, de procedure aan te vatten en de opdracht voor de aanneming van werken, leveringen en diensten af te sluiten voor opdrachten van minder dan :
- (250 000 euro) voor de opdrachten gegund bij openbare aanbesteding of bij algemene offerteaanvraag; <BFG 2001-11-15/38, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
- (125 000 euro) voor de opdrachten gegund bij beperkte aanbesteding of bij beperkte offerteaanvraag; <BFG 2001-11-15/38, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
- (25 000 euro) voor de opdrachten gegund bij onderhandelingsprocedure. <BFG 2001-11-15/38, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
Art.2. De voormelde delegaties zijn enkel geldig voor zover het voorwerp van de opdracht werd toegelaten door de Regering of door het bevoegde lid ervan, ofwel bij goedkeuring van een specifiek programma waarin dit voorwerp is begrepen, ofwel bij een bijzondere beslissing over dit voorwerp, inzonderheid wanneer het programma nog niet werd goedgekeurd, of indien de uitgave nominatief in de begroting werd geboekt.
Zodra de begroting van de Dienst goedgekeurd is, is deze toelating niet meer vereist wanneer het uitgaven betreft voor de gewone behoeften van de diensten (lopende werkings-, consumptie- en uitrustingsuitgaven).
Art.3. <BFG 2000-12-18/53, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 22-02-2001> De bij artikel 2 bedoelde machtiging is niet vereist voor de opdrachten met betrekking tot de informatica betreffende de hardware, de software en de diensten waarvoor de financiële beraming niet hoger wordt geschat dan (12 500 euro). <BFG 2001-11-15/38, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
Art.4. <BFG 2000-12-18/53, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 22-02-2001> De bevoegdheid om te beslissen, na de bevoegde Minister ervan op de hoogte te hebben gebracht, over de afwijkingen van de algemene aannemingsvoorwaarden, te beslissen, na de bevoegde Minister ervan op de hoogte te hebben gebracht, tegen voorlopige prijzen of tegen terugbetaling te verhandelen, de controle van de prijzen op te leggen en in de toekenning van voorschotten te voorzien, wordt gezamenlijk toegekend aan de leidend ambtenaar en aan de adjunct-leidend ambtenaar voor de opdrachten waarvan de financiële raming niet hoger wordt geschat dan (25 000 euro). <BFG 2001-11-15/38, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
Art.5. De bevoegdheid om de uitvoering van de opdracht goed te keuren wordt verleend aan de gedelegeerde overheid die de opdracht heeft toegekend.
Art.6. Gezamenlijke delegatie wordt toegekend aan de leidend ambtenaar en aan de adjunct-leidend ambtenaar binnen de perken bepaald bij de artikelen 1 en 2 voor de goedkeuring van de aannemingsvoorwaarden, de ramingsstaten en de afrekeningen, om verlengingen van de termijnen toe te kennen, ofwel evenredig bepaald, ofwel voortvloeiend door toedoen van het bestuur of door het feit dat er zich voorvallen voordoen die de medecontractant niet kon verhinderen en aan de gevolgen waarvan hij niet kon ontsnappen ofschoon hij alle nodige voorzorgen had genomen, ofwel ook nog voortvloeiend uit de afrekeningen.
De verlengingen van de termijn waarvan sprake, mogen niet meer dan vijftig percent van de aanvangstermijn bedragen.
Elke andere verlenging wordt altijd goedgekeurd door de bevoegde Minister, op gemotiveerd verslag van de Dienst.
Art.7. (De leidend ambtenaar gezamenlijk met de adjunct-leidend ambtenaar mogen) boeten of straffen wegens laattijdige uitvoering opleggen ten belope van een bedrag dat niet meer dan tien percent van het oorspronkelijk bedrag van de opdracht mag bedragen tot beloop van (125 000 euro). <BFG 2000-12-18/53, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 22-02-2001> <BFG 2001-11-15/38, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
Art.8. Delegatie wordt toegekend aan de leidend ambtenaar en aan de adjunct-leidend ambtenaar om samen te beslissen over de maatregelen van ambtswege bedoeld bij artikel 20 § 6 van de bijlage van het koninklijk besluit van 26 september 1996 die moeten genomen worden tegen de in gebreke gebleven aannemer en om hem kennis te geven van deze beslissing, overeenkomstig de artikelen 20 § 6, 48 § 3, 1°, 66 § 2 2° of 75 § 2 2° van de algemene aannemingsvoorwaarden.
Deze bevoegdheidsdelegatie is beperkt tot de opdrachten waar de achterstand inzake uitvoering groter is dan 1/2 A (A is de oorspronkelijke termijn in werkdagen uitgedrukt).
Art.9. De financiële perken van de delegaties bedoeld bij dit besluit worden verstaan exclusief belasting over de toegevoegde waarde.
HOOFDSTUK II. - Delegaties inzake kosten voor opdrachten en activiteiten.
Art.10. Delegatie wordt toegekend aan de leidend ambtenaar en aan de adjunct-leidend ambtenaar, waarbij ieder van beiden afzonderlijk kan optreden, ter vastlegging, goedkeuring en ordonnancering van de uitgaven tot (2 500 euro) voor de opdrachten in het buitenland, na de bevoegde Minister op de hoogte te hebben gebracht, voor de participatie aan seminaries en colloquia alsook voor de vergaderingskosten. <BFG 2001-11-15/38, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
HOOFDSTUK III. - Delegaties voor personeelszaken.
Art.11. Delegatie van bevoegdheid wordt toegekend aan de leidend ambtenaar om de eed van de ambtenaren van de niveaus 2+, 2,3 en 4 af te nemen.
Art.12. (Delegatie van bevoegdheid wordt gezamenlijk toegekend aan de leidend ambtenaar en aan de adjunct-leidend ambtenaar :) <BFG 2000-12-18/53, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 22-02-2001>
1° om de geslaagden voor de stage toe te laten die door de vast wervingssecretaris werden toegelaten tot de betrekkingen van de niveaus 2+, 2, 3 en 4 en om de stagedoende personeelsleden van die niveaus vast te benoemen;
2° (a) om de ambtenaren van de niveaus 2+, 2, 3 en 4 aan te wijzen en om de affectaties te wijzigen van bedoelde ambtenaren binnen de Dienst;
b) om de administratieve standplaats van de ambtenaren van de niveaus 2+, 2, 3 en 4 te bepalen.) <BFG 2000-12-18/53, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 22-02-2001>
3° om de administratieve toestand van de personeelsleden van de niveaus 2+, 2, 3 en 4 te bepalen, na instemming echter van de Minister, in het geval van een verlofperiode om een ambt uit te oefenen in het Kabinet van een Minister of Staatssecretaris of in het Kabinet van de Voorzitter of een Lid van de Regering van een Gemeenschap of een Gewest of bij aanstelling voor de uitvoering van een opdracht;
4° om de nodige bestuurshandelingen te treffen, wanneer de Administratieve Gezondheidsdienst concludeert tot de lichamelijke ongeschiktheid van de kandidaat of van het personeelslid, met inbegrip van het ontslag en de oppensioenstelling;
5° voor alle relaties met de vast wervingssecretaris;
6° om de wedde van de personeelsleden vast te stellen en uit te betalen, de weddeverhoging te bepalen en het bedrag van de toelage voor de uitoefening van een hoger ambt te bepalen en uit te betalen;
7° om het geschikt voorstel op te maken voor de verandering van graad of de bevordering door verhoging in graad of door overgang naar het hogere niveau;
8° om prestaties uitzonderlijk te veroorloven en de daarbij behorende kostenstaten goed te keuren;
9° - om de ambtenaren in disponibiliteit te stellen wegens ziekte of gebrekkigheid die geen definitieve ongeschiktheid voor de dienst als gevolg heeft, maar die afwezigheden veroorzaakt die langer duren dan deze van de verloven wegens ziekte of gebrekkigheid;
- om het wachtgeld te bepalen dat aan de ambtenaar in disponibiliteit wegens ziekte of gebrekkigheid moet toegekend worden;
10° om de ambtenaren van de niveaus 2+, 2, 3 en 4 die erom verzoeken, in disponibiliteit te stellen voor persoonlijke aangelegenheden;
11° - om ontslag uit hun ambt toe te kennen aan de ambtenaren van de niveaus 2+, 2, 3 en 4 die ofwel erom verzoeken, ofwel omdat zij de pensioensleeftijd hebben bereikt;
- om het pensioensrecht ten laste van de Schatkist voor de ambtenaren van de niveaus 2+, 2, 3 en 4 vast te stellen;
12° om de getuigschriften van identificatie af te leveren aan of af te nemen van de vast benoemde, stagedoende, tijdelijke of contractuele personeelsleden.
(De leidend ambtenaar samen met de adjunct-leidend ambtenaar brengen eenmaal om de zes maanden de bevoegde Minister op de hoogte), door hem een geactualiseerde lijst van al de ambtenaren in hun werkelijke ambten en graden mede te delen. <BFG 2000-12-18/53, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 22-02-2001>
Art.13. Delegatie van bevoegdheid wordt tegelijkertijd aan de leidend ambtenaar en de adjunct-leidend ambtenaar toegekend :
1° om de personeelsleden van de niveaus 2+, 2, 3 en 4 toelating te geven voor lange tijd afwezig te zijn, gewettigd door sociale of familiale redenen;
2° om een ambtenaar in non-activiteit te stellen indien hij zonder toelating afwezig is of indien hij zonder geldige reden de termijn van zijn verlof overschrijdt;
3° om de bij arbeidsovereenkomst aangeworven personeelsleden af te danken om gewichtige redenen;
4° om een ambtenaar in zijn ambt te schorsen in het belang van de dienst;
5° om de handelingen inzake vergoeding voor de arbeidsongevallen en de beroepsziekten te verrichten;
6° om toelating te geven in België georganiseerde congressen, colloquia, studiedagen, seminaries en conferenties bij te wonen;
7° om de personeelsleden toelating te geven hun persoonlijk voertuig te gebruiken voor occasionele dienstreizen;
8° om de jaarlijkse vakantieverloven en de uitzonderlijke verloven toe te kennen;
9° om de verloven toe te kennen aan de ambtenaren van de niveaus 2+, 2, 3 en 4 in de volgende gevallen :
a) om dwingende redenen van familiaal belang;
b) om een stage of een proefperiode door te brengen in een andere betrekking van een overheidsdienst, het gesubsidieerd onderwijs, een gesubsidieerd psycho-medisch-sociaal centrum, een gesubsidieerde dienst voor beroepsoriëntering of een gesubsidieerd medisch-pedagogisch instituut van het universitair onderwijs;
c) om ad interim een ambt waar te nemen in een officiële school of in een gesubsidieerde vrije school;
d) om zich kandidaat te stellen voor de parlements- of de provincieraadsverkiezingen;
e) voor verminderde prestaties verantwoord door sociale of familiale redenen of voor persoonlijke aangelegenheid;
f) om cursussen te volgen met het oog op de vervolmaking van zijn intellectuele, morele of sociale vorming in het kader van het verlof voor sociale promotie en het opleidingsverlof;
g) om cursussen te volgen aan de school voor civiele bescherming, ofwel als vrijwilliger bij dit korps, ofwel als leerling die niet tot dat korps behoort;
h) om in vredestijd prestaties te leveren in het korps van de civiele bescherming als vrijwilliger bij dat korps;
i) voor de opvang van een kind van minder dan tien jaar, met het oog op zijn adoptie of de waarneming van een pleegvoogdij;
f) bij de geboorte van een kind, het ouderschapsverlof;
10° om een ambtenaar terug in dienst te roepen die afwezig was wegens ziekte of gebrekkigheid en die door de Administratieve Gezondheidsdienst geschikt werd verklaard om zijn ambt tijdelijk te hervatten;
(De leidend ambtenaar samen met de adjunct-leidend ambtenaar brengen de bevoegde Minister op de hoogte) van de maatregelen die genomen werden met toepassing van 2°, 3° en 4° van dit artikel. <BFG 2000-12-18/53, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 22-02-2001>
HOOFDSTUK IV. - Algemene bepalingen.
Art.14. Bij afwezigheid of verhindering van de leidend ambtenaar, wordt deze vervangen door zijn adjunct, die zijn verplichtingen en prerogatieven waarneemt.
(Bij afwezigheid of verhindering van de adjunct-leidend ambtenaar gedurende meer dan twee werkdagen, worden de gezamenlijke delegaties uitgevoerd door de leidend ambtenaar alleen en omgekeerd.) <BFG 2000-12-18/53, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 22-02-2001>
Art.15. De leidend ambtenaar en de adjunct-leidend ambtenaar kunnen samen hun delegaties volledig of gedeeltelijk subdelegeren, na instemming van de Minister van Financiën.
Art.16. (De leidend ambtenaar samen met de adjunct-leidend ambtenaar zijn bevoegd) om de taken in de dienst te verdelen. <BFG 2000-12-18/53, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 22-02-2001>
Art.17. Bij de uitvoering van dit besluit en voor wat al wat er niet uitdrukkelijk in nader bepaald is, zullen de leidend ambtenaar en de adjunct-leidend ambtenaar zich schikken naar de administratieve praktijken van het Ministerie van de Franse Gemeenschap.
Art. 18. Dit besluit treedt in werking op 1 oktober 1998.
Brussel, 19 oktober 1998.
De Minister van Begroting, Financiën en Ambtenarenzaken,
J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE