12 APRIL 1999. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot vaststelling van de regels voor het opmaken en de vorm van de begrotingen en rekeningen van de universitaire instellingen (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 09-11-1999 en tekstbijwerking tot 04-09-2009)
HOOFDSTUK I. - Definities en algemene regel.
Art. 1-4
HOOFDSTUK II. - Resultatenrekeningen.
Art. 5-8
HOOFDSTUK III. - Balans.
Art. 9
HOOFDSTUK IV. - Verschillende bepalingen toepasselijk op de begroting en de rekeningen.
Art. 10-19
HOOFDSTUK V. - Overgangs- en slotbepalingen.
Art. 20-25
BIJLAGEN.
Art. N1
HOOFDSTUK I. - Definities en algemene regel.
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder :
1° " de wet " : de wet van 27 juli 1971 op de financiering en de controle van de universitaire instellingen, zoals zij werd gewijzigd;
2° " de Minister " : de Minister tot wiens bevoegdheid het Universitair Onderwijs behoort.
[1 3° " de universitaire instellingen " : de universiteiten en de universitaire academiën zoals bepaald in artikel 2.]1
----------
(1)<BFG 2009-05-14/60, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 14-09-2009>
Art.2.[1 De bepalingen van dit besluit zijn van toepassing op de universiteiten opgesomd in artikel 25 van de wet en op de universitaire academiën bedoeld in artikel 90 van het decreet van 31 maart 2004 betreffende de organisatie van het hoger onderwijs ter bevordering van de integratie in de Europese ruimte van het hoger onderwijs en betreffende de herfinanciering van de universiteiten.]1
----------
(1)<BFG 2009-05-14/60, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 14-09-2009>
Art.3.§ 1. [1 De begroting van de universitaire instellingen omvat een begroting van de gewone lasten voor onderwijs, onderzoek en bestuur (sectie I), een sociale begroting (sectie II), een begroting voor patrimonium zonder bestemming (sectie III), een begroting voor onroerende investeringen (sectie VI) en een meerjarenplan voor onroerende investeringen.
De rekeningen van de universitaire instellingen omvatten de rekeningen van de gewone lasten voor onderwijs, onderzoek en bestuur (sectie I), de sociale rekeningen (sectie II), de rekeningen voor patrimonium zonder bestemming (sectie III), de rekeningen voor onderzoeksprogramma's die door overheidsinstellingen worden gefinancierd (sectie IV a), de rekeningen voor prestaties, onderzoek en andere factureerbare activiteiten voor derden (sectie IV b), de rekeningen voor orde (sectie V), en onroerende investeringen.
De begroting en de rekeningen van uitvoering van de begroting van de secties I, II, III en VI worden opgemaakt per burgerlijk jaar, overeenkomstig bijlage 1 van dit besluit.
De jaarrekeningen, alle secties inbegrepen, die de balans, de resultatenrekening en haar bijlagen omvatten, worden voorgesteld volgens het volledige schema vermeld in bijlage 2 van dit besluit.
Het volledige schema van de VZW's die door de Nationale Bank van België ter beschikking worden gesteld, kan worden gebruikt.
De resultatenrekeningen per sectie worden voorgesteld overeenkomstig bijlage 3 van dit besluit.
Het meerjarenplan voor de onroerende investeringen wordt voorgesteld volgens bijlage 6 van dit besluit.]1
§ 2. De begroting en de rekeningen zijn onderverdeeld in secties :
1° Sectie I. - De begroting en de rekeningen voor de gewone kosten voor het onderwijs, het onderzoek en het bestuur omvatten de hierboven vernoemde kosten, bepaald bij artikel 26, lid 1 van de wet en de toelagen en subsidies daarvoor toegekend door de Franse Gemeenschap en het algemeen Bestuur voor Ontwikkelingssamenwerking alsook [1 de vrijstelling van bedrijfsvoorheffing voor de vorsers bedoeld bij het koninklijk besluit van 11 maart 2005, de subsidie van het bijzonder onderzoeksfonds in de universitaire academiën bedoeld bij het decreet van 30 maart 2007 en de andere eventuele opbrengsten bedoeld bij artikel 5, 1°, d) en e), waaronder de bijkomende inschrijvingsrechten bedoeld in artikel 27, § 4 van de wet.]1;
2° Sectie II. - De begroting en de sociale rekeningen omvatten de opbrengsten en de kosten in verband met de installaties en de sociale studentendiensten;
3° Sectie III. - De begroting en de rekeningen voor patrimonium zonder bestemming omvatten de opbrengsten die eigen bezit zijn van de universitaire instelling zonder voorbestemming, buiten de inschrijvingsrechten en het examengeld en de kosten aangerekend op die opbrengsten, met inbegrip van de kosten voor het onderwijs, het onderzoek en het bestuur die niet zouden beantwoorden aan de bepaling van artikel 26, lid 1 van de wet;
4° [1 Sectie IV. - De rekeningen van deze sectie omvatten de opbrengsten en de kosten in verband met :
- sectie IV a : de onderzoeksprogramma's die door overheidsinstellingen worden gefinancierd;
- sectie IV b : de prestaties, onderzoeken en andere activiteiten die ten voordele van derden kunnen worden gefactureerd.]1
5° Sectie V. - De rekeningen voor orde omvatten de opbrengsten van schenkingen en legaten waarvan de bestemming op voorhand is bepaald en de kosten in verband met deze opbrengsten [1 ...]1;
6° Sectie VI. - De begroting en de rekeningen voor onroerende investeringen omvatten de kosten voortvloeiend uit werken van groot onderhoud en uit het optrekken van gebouwen bestemd voor het onderwijs, het onderzoek en het bestuur, [1 de middelen voor hun financiering, inzonderheid]1 en de toelagen ten dien einde toegekend door de Franse Gemeenschap.
[1 § 3. Het meerjarenplan van de onroerende investeringen (sectie VI) stelt over 3 jaar minstens de volgende gegevens voor :
- de middelen bestemd voor de onroerende investeringen van de instelling, afkomstig zowel uit de subsidies van de Franse Gemeenschap als uit de middelen die eigen zijn aan de instelling en uit de leningen die ze daartoe heeft aangegaan en die de " overdracht van de middelen van de andere dienstjaren " omvat;
- de onroerende investeringen die op de voormelde middelen worden aangerekend, voorgesteld onder drie rubrieken " bouwwerken, groot onderhoud en andere investeringen ". Naast de nieuwe investeringen, nemen de uitgaven de " overdrachten van vastleggingen van vroegere dienstjaren " op, bestaande in de reeds door de raad van bestuur goedgekeurde investeringen, waarvoor een bestelbon werd afgeleverd, die nog niet uitgevoerd zijn, en de " nog niet vastgelegde investeringen uit vroegere dienstjaren ", bestaande in de door de raad van bestuur goedgekeurde investeringen, waarvoor geen bestelbon werd afgeleverd.]1
[1 § 4. De universitaire instellingen zorgen voor het geïntegreerde karakter van hun begrotingen en rekeningen in de vorm voortkomend uit dit besluit en van de door ze vastgestelde budgettaire en analytische vormen. De begrotingen en rekeningen worden te allen tijde toegankelijk gemaakt voor de toezichtorganen.]1
----------
(1)<BFG 2009-05-14/60, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 14-09-2009>
Art.4.De wet van 17 juli 1975 op de boekhouding en de jaarrekening van de ondernemingen en [1 de bepalingen van boek II van het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het wetboek van vennootschappen]1 zijn van toepassing op de boekhouding van de universitaire instellingen, behoudens de artikelen van de voormelde wet en het voormeld besluit die strijdig zijn met de bepalingen van dit besluit.
----------
(1)<BFG 2009-05-14/60, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 14-09-2009>
HOOFDSTUK II. - Resultatenrekeningen.
Art.5.De bedrijfsopbrengsten van het dienstjaar omvatten :
1° voor de begroting en de rekeningen van Sectie I :
a) [1 voor de universiteiten, de toelage van het Ministerie van de Franse Gemeenschap, berekend overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 27, 28, 29, §§ 1, 2, 4 en 5, 29bis , 30, 31, 32 en 48 quater van de wet, in voorkomend geval aangevuld mat de aanvullende toelagen en subsidies die aan de universiteit verschuldigd zijn voor de gehele of gedeeltelijke integratie van één of meer andere instellingen voor hoger onderwijs, waarbij, in voorkomend geval, het eventuele supplement voortvloeiend uit de toepassing van artikel 34 van de wet alsook de aanvullende toelage ter compensatie van de inschrijvingsrechten van de minvermogende studenten die een studiebeurs genieten, bedoeld in artikel 36bis van de wet, duidelijk op de voorgrond treedt; voor de academiën of de gegroepeerde instellingen, de toelage van het Ministerie van de Franse Gemeenschap bedoeld in artikel 29, § 6, van de wet, die aan deze worden toegekend voor de bijkomende masters, het bedrag dat wordt uitgekeerd voor de gediplomeerde doctoren bedoeld in artikel 32bis van de wet en de aanvullende toelagen voor de bevordering van de slaagkansen, bedoeld in de artikelen 36ter en quater van de wet. Die toelagen worden in de begrotingen opgenomen en geboekt op grond van de vastgestelde rechten, dit is op grond van de toelagen die voor de 12 maanden van het betrokken dienstjaar zijn verschuldigd, met inbegrip van het aandeel van deze dat overeenstemt met het dekken van de premie voor sociale programmatie;]1
b) de toelage toegekend door het algemeen Bestuur voor Ontwikkelingssamenwerking tot 1999 krachtens de wet en vanaf 2000 krachtens de overeenkomst over de vormingskosten gesloten tussen de federale Staat en de interuniversitaire Raad van de Franse Gemeenschap. Die toelage is gebudgetteerd en geboekt op basis van de vastgestelde rechten, d.w.z. op basis van de toelage verschuldigd voor de 12 maanden van het betrokken dienstjaar;
c) [1 de federale subsidie voor onderzoek, bestaande in de vrijstelling van de bedrijfsvoorheffing voor de onderzoekers bedoeld bij het koninklijk besluit van 11 maart 2005;]1
[1 d) de eventuele andere overheidssubsidies in verband met onderwijs, onderzoek en bestuur, waaronder de subsidie van het bijzonder onderzoeksfonds in de universitaire academiën bedoeld bij het decreet van 30 maart 2007;]1
[1 e) de eventuele andere bedrijfsopbrengsten. Deze hebben betrekking op de andere opbrengsten van het dienstjaar dan deze die bedoeld zijn in de punten a) tot d) hierboven, en die worden opgeleverd door lasten die aan te rekenen zijn op de begroting en de rekeningen van gewone lasten voor onderwijs, onderzoek en bestuur, met uitzondering van de vermindering " koninklijk besluit 501 ", die van de lasten wordt afgetrokken. Die andere opbrengsten omvatten ook de aanvullende inschrijvingsrechten bedoeld in artikel 27, § 4 van de wet. Die aanvullende rechten worden verbonden aan het dienstjaar waarin ze worden geïnd.]1
2° voor de begroting en de rekeningen van Sectie II :
a) de toelage van het Ministerie van de Franse Gemeenschap berekend overeenkomstig de bepalingen van artikel 2 van de wet van 3 augustus 1960 houdende toekenning van sociale voordelen aan de universiteiten en gelijkgestelde instellingen;
b) elke andere openbare toelage toegewezen aan de sociale sector;
[1 c) de opbrengsten die eigen zijn aan de sociale sector;]1
3° voor de begroting en de rekeningen van Sectie III :
a) de inschrijvingsrechten en het examengeld bedoeld bij artikel 39 van de wet, buiten de bijkomende rechten bedoeld bij artikel 27, § 4 van dezelfde wet. Die inschrijvingsrechten en het examengeld gaan samen [1 met het dienstjaar waarin ze worden geïnd]1;
b) de opbrengsten van de onroerende goederen van het patrimonium;
[1 c) de andere eventuele opbrengsten die beantwoorden aan de bepaling bedoeld bij artikel 3, § 2, 3°;]1
4° voor de rekeningen van Sectie IV : de opbrengsten toegekend door de internationale overheidsdiensten, de Belgische overheidsdiensten - waaronder de Franse Gemeenschap - [1 ...]1 ten voordele van de verrichtingen bedoeld bij artikel 3, § 2, 4°, 1e streepje, en al de opbrengsten toegekend door derden ten voordele van de verrichtingen bedoeld bij artikel 3, § 2, 4°, 2e streepje.
De overheidstoelagen bekomen voor de aankoop van vaste activa die kunnen afgeschreven worden volgens de regels bepaald bij artikel 6, § 1, 7°, worden beschouwd als kapitaaltoelagen, d.w.z. dat zij geboekt worden als uitkomstopbrengsten op hetzelfde tempo als de afschrijvingen van de activa waarvoor deze toelagen worden toegekend om zich die activa aan te schaffen;
5° voor de rekeningen van Sectie V : het totaal bedrag van de opbrengsten bedoeld bij artikel 3, § 2, 5°;
6° [1 voor de begroting en de rekeningen van sectie VI : de opbrengsten van de interne verkoop van onroerende goederen en van de interne overschrijvingen alsook de subsidies voor onroerende investeringen die door de Franse Gemeenschap worden toegekend voor de werken voor groot onderhoud en/of voor het optrekken van gebouwen bestemd voor onderwijs, onderzoek en bestuur bedoeld in de artikelen 29, § 3 en 45 van de wet, in artikel 21 van het decreet van 15 oktober 1991 waarbij voorlopige kredieten worden geopend die in mindering komen van de begrotingen van de Franse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 1992, bij het besluit van de Executieve van 18 oktober 1991 tot verdeling van het krediet van 200 miljoen, uitgetrokken op artikel 60.57.A van het decreet van 24 december 1990 houdende de begroting van de Franse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 1991, bij het besluit van de Executieve van 18 november 1991 betreffende de universitaire investeringen, alsook alle latere subsidies die door de Franse Gemeenschap voor dezelfde doeleinden zouden worden vrijgemaakt.
De bij het vorige lid bedoelde interne overschrijvingen betreffende de overschrijvingen van opbrengsten uit andere secties naar sectie VI, met uitzondering van sectie IV a).
De subsidies die de activeringsdrempels bedoeld in artikel 6, 7°, a) niet bereiken, worden onmiddellijk door de resultatenrekening overgenomen.
Voor de investeringen die door middel van leningen worden gefinancierd, wordt het goed geactiveerd en afgeschreven. In de passiva, wordt de lening terugbetaald, waarbij er niet noodzakelijk een symmetrie bestaat tussen de duur van de afschrijving en de duur van terugbetaling van de lening. De renten worden jaarlijks geregeld.
Voor de afschrijfbare investeringen die door subsidies worden gefinancierd, worden de goederen geactiveerd en afgeschreven. De ontvangen subsidies, die in een eerste fase worden geboekt als opbrengst van het dienstjaar via de andere bedrijfsopbrengsten, worden overgeschreven naar de passiva van de balans onder de rubriek " kapitaalsubsidies ". Die kapitaalsubsidies worden jaarlijks aangerekend op de resultatenrekening volgens hetzelfde ritme als de afschrijving van de betrokken goederen.
De afschrijfbare investeringen die door eigen geldmiddelen worden gefinancierd, inzonderheid door de opbrengsten van de verkoop van onroerende goederen die opnieuw moeten worden bestemd voor onroerende investeringen, worden tot passend beloop overgeschreven naar de passiva van de balans als kapitaalsubsidies. Die kapitaalsubsidies worden jaarlijks aangerekend op de resultatenrekening volgens hetzelfde ritme als de afschrijving van de investeringen in verband daarmee.
De leningen bedoeld in het derde lid hierboven worden aangerekend op de passiva van de balans als schulden op lange termijn. Ze worden jaarlijks overgeschreven als schulden op hoogstens één jaar voor het aandeel van de schuld dat in het jaar vervalt. De terugbetaling van het kapitaal bepaalt de annulering van de schuld die in het jaar in de passiva vervalt, met, gelijktijdig, een overeenstemmende vermindering van de in de activa beschikbare waarden.]1
7° [1 voor de begroting van de secties I, II, III en VI, alsook voor de rekeningen van de secties I tot VI : de interne opbrengsten en de opbrengsten van overschrijvingen uit andere begrotingen of rekeningen ter compensatie van lasten die eventueel worden gedekt door de betrokken begroting of rekeningen die betrekking hebben op die andere begrotingen of rekeningen.
De overschrijvingen die betrekking hebben op de deelneming in de algemene kosten waarvan sprake in artikel 39bis van de wet, worden onderscheidenlijk voorgesteld in een onderverdeling van de rubriek betreffende de overschrijvingen waarin deze en de andere worden onderscheiden.]1
8° [1 voor de begroting en de rekeningen van sectie I : de opbrengsten uit andere universitaire instellingen of academiën, voortvloeiend uit de eventuele terugbetaling door andere universiteiten of academiën, van lasten die inzonderheid ontstaan zijn in het kader van overeenkomsten betreffende gemeenschappelijke programma's.]1
----------
(1)<BFG 2009-05-14/60, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 14-09-2009>
Art.6.§ 1. De bedrijfskosten omvatten :
1° [1 voor de begroting en de rekeningen van sectie I, onder voorbehoud van de toepassing van artikel 26 van de wet :
a) de lasten met betrekking tot de bezoldigingen en sociale lasten van het academiepersoneel, het wetenschappelijk personeel, het administratief en technisch personeel, het ander personeel;
b) de niet afschrijfbare werkings- en uitrustingslasten die met een bestemming worden voorgesteld : voor onderwijs en onderzoek, algemeen belang en algemene diensten, logistiek en onderhoud van onroerende goederen, en andere bestemmingen.]1
2° [1 voor de begroting en de rekeningen van sectie II : de lasten in verband met de bezoldigingen en sociale lasten van het wetenschappelijk personeel, het administratief en technisch personeel en het ander personeel, alsook de werkings- en uitrustingslasten van de sociale installaties en diensten voor studenten die met een bestemming worden voorgesteld : voor steun aan studenten, studentenwoningen, restaurants en andere sociale diensten.]1
3° [1 voor de begroting en de rekeningen van sectie III : de lasten in verband met de bezoldigingen en sociale lasten van het academiepersoneel, het wetenschappelijk personeel, het administratief en technisch personeel, het ander personeel, alsook de niet afschrijfbare werkings- en uitrustingslasten die niet onder de andere secties ressorteren.]1
4° voor de rekeningen van Sectie IV : de personeels-, werkings- en uitrustingskosten aan te rekenen op de opbrengsten bedoeld bij artikel 5, 4°;
5° voor de rekeningen van Sectie V : het totaal bedrag van de kosten aangerekend op de opbrengsten bedoeld bij artikel 5, 5°;
6° voor de begroting en de rekeningen van Sectie VI : de kosten voor werken voor groot onderhoud en voor het optrekken van de gebouwen bestemd voor het onderwijs, het onderzoek en het bestuur, aan te rekenen op de toelagen bedoeld bij artikel 5, 6°;
7° voor de begroting van de secties I, II, III en VI en voor de rekeningen van de secties I tot VI :
a) in de [1 rubriek 3) voor de secties I tot III en in de rubriek 5) voor de sectie VI,]1, de afschrijvingen en de waardeverminderingen op de immateriële en materiële vaste activa.
De immateriële en materiële vaste activa (bouwwerken, installaties, machines en uitrustingen; meubilair en materieel) met beperkte gebruikstijd worden lineair afgeschreven met inachtneming van de waarschijnlijke gebruiks- of nuttigheidsduur volgens de volgende aanvaardbare cijfers :
- onroerende goederen door incorporatie : 5 %;
- installaties, machines, uitrustingen : 20 %;
- meubilair en materieel : 10 %;
- rollend materieel : 20 %;
- informaticamaterieel : 33 %;
- software : 33 %;
- gebouwen : 2 %;
- inrichtingswerken : 5 %.
De Raad van bestuur kan afwijken van de normale cijfers bedoeld bij lid 2 om rekening te houden met een andere waarschijnlijke gebruiks- of nuttigheidsduur. In dat geval worden de in acht genomen afschrijvingscijfers in de bijlage van de begroting en de rekeningen nader bepaald.
De afschrijving vangt aan tijdens het dienstjaar in de loop waarvan de kosten betreffende de vaste activa geboekt worden.
Worden verplichtend afgeschreven :
- de onroerende goederen door incorporatie, de bouwwerken en de inrichtingswerken bedoeld bij lid 2, die een waarde hebben van meer dan 1.000.000 frank; [1 (NOTA : het BFG 2009-05-14/60, art. 6, e) beschikt : "in 7°, a), 5e lid, eerste streepje, worden de woorden 'die een waarde hebben van meer dan 25.000 euro;' geschrapt en wordt het bedrag '62.000' vervangen door het bedrag '50.000' ")]1
- de installaties, machines, uitrustingen, het meubilair en het materieel, het rollend materieel, het informaticamaterieel en de software bedoeld bij lid 2, die een waarde hebben van meer dan 2.500.000 frank.
[1 zesde lid van 7°, a) afgeschaft]1
[1 zevende lid van 7°, a) afgeschaft]1
De immateriële en materiële vaste activa waarvan de levensduur niet beperkt is, ondergaan slechts waardeverminderingen in het geval van minderwaarden of ontwaardingen van lange duur;
b) in [1 rubriek 3) ook voor de secties I tot III en in de rubriek 6) voor de sectie VI,]1, de waardeverminderingen en de [1 en de aanwending]1 overnemingen van waardeverminderingen op commerciële schuldvorderingen.
De overnemingen worden van de exploitatiekosten afgetrokken;
c) in [1 rubriek 3) ook voor de secties I tot III en in de rubriek 7° voor de sectie VI,]1, de voorzieningen voor risico's en kosten.
[1 Voor de vastgelegde lasten betreffende vaste bestellingen bij derden, wordt, op het einde van het dienstjaar, een voorziening voor risico's en lasten (" voorziening voor vastgelegde lasten " genoemd) bepaald.
De bedragen die worden bestemd voor doelgerichte projecten en initiatieven, inzonderheid voor investeringen, en waarvan de aanwending over twee of meer dienstjaren wordt verspreid, worden overgedragen via de rekening van voorziening voor risico's en lasten (" voorziening voor overdracht van bedragen met een speciale bestemming die binnenkort zullen worden aangewend " genoemd) bepaald in verhouding tot de nog niet aangewende saldi.]1
De heffingen op voorzieningen aangelegd tijdens de vorige dienstjaren worden aangerekend als ingebruikstellingen.
De voorzieningen met betrekking tot de vorige dienstjaren worden teruggenomen indien zij geen reden van bestaan meer hebben.
De ingebruikstellingen en de overnemingen worden afgetrokken van de exploitatiekosten;
d) in [1 rubriek 4) ook voor de secties I tot III en in de rubriek 8) voor de sectie VI, de overschrijving van middelen tussen de bovenvermelde secties en]1, de overdrachtskosten bestaande uit de overdrachten van opbrengsten vanuit de bedoelde begroting of rekeningen naar andere begrotingen of rekeningen in tegenwaarde van kosten die eventueel gedekt zijn door die andere begrotingen of rekeningen en die verband houden met de begroting of rekeningen waarvan sprake.
[1 waarvan sprake in artikel 39bis van de wet, worden onderscheidenlijk voorgesteld in een onderverdeling van de rubriek betreffende de overschrijvingen waarin deze en de andere worden onderscheiden.]1
Voor de begroting en de rekeningen van de gewone kosten voor het onderwijs, het onderzoek en het bestuur, zijn de voormelde overhevelingen beperkt tot de dekking van kosten die eventueel gedekt zijn door de andere begrotingen of rekeningen die beantwoorden aan de bepaling bedoeld bij artikel 26, lid 1, van de wet en die beantwoorden aan de wetten, decreten en verordeningen van toepassing op de universitaire instellingen.
Het totaal van de opbrengsten en de kosten voor overdrachten van de verschillende begrotingen en rekeningen moeten globaal overeenstemmen;
8° [1 in de rubriek 5), voor de begroting en de rekeningen van de sectie I : de lasten voortvloeiend uit de eventuele terugbetaling aan andere universiteiten of universitaire academiën, van opbrengsten die inzonderheid voortgebracht werden in het kader van overeenkomsten betreffende gemeenschappelijke programma's.]1
§ 2. De personeelskosten in verband met de punten 1° tot 5° van § 1 omvatten de bezoldigingen waarvan de storting uitgesteld is tot de eerste van de maand die volgt op het dienstjaar waarop die bezoldigingen betrekking hebben alsook de eindejaarstoelagen en de voorzieningen voor het vakantiegeld waarop men recht heeft.
§ 3. [1 ...]1
----------
(1)<BFG 2009-05-14/60, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 14-09-2009>
Art.7.Voor [1 elke sectie van de begrotingen en rekeningen]1 bestaat het resultaat uit :
1° het exploitatieresultaat van het dienstjaar, d.i. het verschil tussen de opbrengsten en de kosten bedoeld bij de artikelen 5 en 6;
2° het resultaat van het [1 lopende]1 dienstjaar na financiële opbrengsten en kosten, m.a.w. :
a) na de financiële inkomsten opgeleverd door de opbrengsten van de begroting of de rekeningen waarvan sprake;
b) na de financiële kosten veroorzaakt door leningen en contracten van huurfinanciering of gelijkaardige contracten betreffende vaste activa, en na de dotaties voor waardeverminderingen en terugnemingen van waardeverminderingen op de andere dan commerciële schuldvorderingen, de thesauriebeleggingen en de beschikbare waarden.
De financiële opbrengsten en kosten bedoeld bij de hierboven vermelde punten a) en b) worden aangerekend op de begroting en de resultatenrekeningen van het patrimonium zonder bestemming, behoudens de :
[1 - financiële opbrengsten en de financiële lasten ressorterend onder de sectie I;]1
- financiële opbrengsten opgeleverd door de eventuele overschotten van de toelagen toegekend door de Franse Gemeenschap voor werken voor groot onderhoud en/of voor het optrekken van gebouwen bestemd voor het onderwijs, het onderzoek en het bestuur die aangerekend worden op de begroting en op de rekeningen van Sectie VI die overeenstemt met de bestemming van bedoelde toelagen;
[1 - financiële opbrengsten, opgeleverd door de giften en legaten bestemd voor de sectie V]1
- financiële kosten die verband houden met werken voor groot onderhoud en met het optrekken van de gebouwen voor de sociale sector die aangerekend worden op de begroting en de sociale rekeningen;
- financiële kosten die verband houden met werken voor groot onderhoud en met het optrekken van de gebouwen die gebruikt worden door het onderwijs, het onderzoek en het bestuur die aangerekend worden op de begroting en de rekeningen voor onroerende investeringen.
De terugnemingen van waardeverminderingen worden afgetrokken van de financiële kosten;
3° het resultaat van het dienstjaar na uitzonderlijke opbrengsten en kosten, m.a.w. :
a) de terugnemingen van afschrijvingen en waardeverminderingen op immateriële en materiële vaste activa, de terugnemingen van waardeverminderingen op financiële vaste activa (participaties, acties en aandelen);
b) de uitzonderlijke dotaties voor de afschrijvingen en de waardeverminderingen van immateriële en vaste activa, de dotaties voor de waardeverminderingen van de financiële vaste activa;
[1 Voor elke sectie van de begrotingen en rekeningen, omvat de bestemming van het resultaat :
1° het te bestemmen resultaat, rekening houdend met
a) het resultaat van het dienstjaar. Dat resultaat stemt overeen met het resultaat na de buitengewone opbrengsten en lasten bedoeld in het eerste lid, 3°;
b) het resultaat dat naar het einde van het vorige dienstjaar wordt overgedragen :
- ofwel geraamd op het einde van het vorige dienstjaar voor het opmaken van de oorspronkelijke begroting;
- ofwel beschikbaar op het einde van het vorige dienstjaar voor het opmaken van de aangepaste begroting en de rekeningen;
2° de opnemingen op het kapitaal en de reservefondsen, verricht op grond van een beslissing van de raad van bestuur.
De reservefondsen met een speciale bestemming die geen bestemming meer hebben, worden overgenomen in de vorm van opnemingen.
3° De bestemmingen voor de kapitalen en reservefondsen verricht op grond van een beslissing van de raad van bestuur.
De saldi van de niet aangewende bedragen die niet ressorteren onder de voorzieningen voor vastgelegde lasten en voor overdracht van bedragen met een speciale bestemming die binnenkort zullen worden aangewend, bedoeld in artikel 6, § 1, 7°,c), tweede en derde lid, worden in het resultaat van het dienstjaar overgenomen. Op beslissing van de raad van bestuur, kunnen die saldi worden bestemd voor de reservefondsen via de rekening van bestemmingen en opnemingen.
De bedragen bedoeld in het vorige lid zijn die waarvoor de raad van bestuur een bestemming heeft toegelaten ten voordele van een dienst van de instelling en die, op het einde van het dienstjaar, blijkbaar niet volledig aangewend zijn.
4° De tegemoetkomingen voor of uit andere secties, verricht op beslissing van de raad van bestuur, met dien verstande dat de secties I, II en VI de mali van de andere secties niet kunnen aanzuiveren.]1
----------
(1)<BFG 2009-05-14/60, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 14-09-2009>
Art.8.In de begroting en de rekeningen van Sectie I is er sprake van het verband dat bestaat tussen de personeelskosten en de opbrengsten van het dienstjaar vergeleken met de maximale beperking van 80 % bepaald bij artikel 40, § 3 van de wet inzake bestemming van de opbrengsten van het dienstjaar ten voordele van de personeelskosten.
[1 De in het eerste lid bedoelde personeelslasten omvatten :
1° de lasten voor het academie-, wetenschappelijk, administratief en technisch personeel bedoeld bij artikel 6, § 1, 1°,a);
2° de dotaties voor de voorzieningen, aangelegd overeenkomstig artikel 6, § 1,7°, die verband houden met het personeel;
3° het interimaire of ter beschikking gestelde personeel vermeld in de rubriek 617 van de minimumindeling van het rekeningenstelsel;
4° de overschrijvingslasten uit andere secties betreffende personeelskosten;
5° 80 % van de lasten uit andere instellingen bedoeld in artikel 5, 7° en 8° en in artikel 6, § 1, 7° en 8°, die betrekking hebben op het personeel.
De in het eerste lid bedoelde opbrengsten omvatten :
1° de toelagen en subsidies bedoeld in de rubrieken 1 tot 4;
2° de terugvorderingen inzake personeelskosten vermeld in de rubriek 5;
3° de opbrengsten van overschrijvingen naar de andere secties, betreffende personeelskosten;
4° 80 % van de opbrengsten die teruggekregen zijn van andere instellingen bedoeld in artikel 5, 7° en 8°, en in artikel 6, § 1, 7° en 8°, betreffende het personeel.]1
----------
(1)<BFG 2009-05-14/60, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 14-09-2009>
HOOFDSTUK III. - Balans.
Art.9.De jaarrekeningen omvatten een globale balans [1 van het tegoed, de rechten en vastleggingen]1 van de secties I tot VI, opgemaakt met verwijzing naar de minimumindeling van een algemeen rekeningenstelsel [1 , gevoegd als bijlage 5 bij dit besluit]1.
[1 De balans wordt opgemaakt na de verdeling, dit is rekening houdend met de beslissingen tot bestemming van het saldo van de resultatenrekeningen van het dienstjaar, de overgedragen resultaten en eventueel de opnemingen en andere bestemmingen op eigen middelen, geboekt binnen elke sectie.]1
Het minimaal rekeningenstelsel waarvan sprake in lid 1 is eveneens van toepassing op de resultatenrekeningen.
[1 lid opgeheven]1
----------
(1)<BFG 2009-05-14/60, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 14-09-2009>
HOOFDSTUK IV. - Verschillende bepalingen toepasselijk op de begroting en de rekeningen.
Art.10.De begroting en de rekeningen gaan samen met een syntheseverslag opgesteld door de universitaire overheden. In dit verslag wordt er gehandeld over :
1° de factoren die de opbrengsten en de kosten bepalen;
2° de factoren die de evoluties van de opbrengsten en de kosten bepalen t.o.v. :
a) de begroting van het vorig jaar indien het gaat over het verslag over de oorspronkelijke begroting;
b) de oorspronkelijke begroting van het jaar indien het gaat over het verslag over de aangepaste begroting;
c) de aangepaste begroting van het jaar en de rekeningen van het vorig jaar indien het gaat over het verslag over de rekeningen;
3° de hoofdopties aangenomen door de Raad van bestuur van de instelling, voor het betrokken dienstjaar;
4° de redenen van de overdrachten uitgevoerd vanuit of naar de verschillende begrotingen en de verschillende rekeningen en de aanrekeningen van opbrengsten en kosten vanuit of naar andere instellingen, waarvan sprake in artikel 5, 7° en 8° en in artikel 6, § 1, 7° en 8°;
5° de verrichtingen uitgevoerd krachtens de artikelen 6 en 7 wat de afschrijvingen, de waardeverminderingen, de voorzieningen en de reserves betreft en wat de meerwaarden inzake opwaardering betreft. [1 ...]1
6° de financiële toestand [1 ...]1 alsook die van de evolutie van de schuld.
----------
(1)<BFG 2009-05-14/60, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 14-09-2009>
Art.11.[1 De begroting van sectie I bedoeld in artikel 3, § 1, derde lid, wordt aangevuld met een informatie over de personeelsformatie en de personeelssterkte, voorgesteld in de vorm van bijlage 4 - bladzijde 1. ".
De begrotingen en rekeningen van de secties II, III en V bedoeld in artikel 3, § 1, vierde lid, worden aangevuld met een informatie over de personeelsformatie en de personeelssterkte, voorgesteld in de vorm van bijlage 4 - bladzijde 2. ".
De rekening van sectie IV bedoeld in artikel 4, § 1, wordt aangevuld met een informatie over de personeelssterkte, voorgesteld in de vorm van bijlage 4 - bladzijde 2.]1
----------
(1)<BFG 2009-05-14/60, art. 11, 002; Inwerkingtreding : 14-09-2009>
Art.12. De goedkeuring door de Minister van de Begroting en van de Rekeningen van Sectie I, waarbij de begrotingen van de secties II, III, VI en de rekeningen van de secties II tot VI worden gevoegd, impliceert de toestemming voor de overdrachten alsook voor de opbrengsten en de kosten bedoeld bij artikel 5, 7° en 8° en bij artikel 6, § 1, 7° en 8°.
Art.13. Voor de verhogingen of de verminderingen van de opbrengsten en de kosten bepaald in de oorspronkelijke begroting, wordt er een aangepaste begroting opgemaakt.
De aangepaste begroting wordt uiterlijk terzelfder tijd als de oorspronkelijke voorstellen voor het volgend jaar naar de Minister gezonden. Zij wordt goedgekeurd binnen de twee maanden die volgen op de ontvangst ervan.
Art.14. De universitaire instellingen stellen ter attentie van de commissaris en de afgevaardigden bedoeld bij artikel 15 een staat op over de uitvoering van hun begrotingsramingen en zij stellen terzelfder tijd de aangepaste begroting op bedoeld bij artikel 13.
Art.15. De begroting en de rekeningen van de universitaire instellingen worden aan de Minister overgemaakt via de commissaris of de afgevaardigde van de Regering.
Bij de begroting en de rekeningen worden opmerkingen en beschouwingen gevoegd van de commissaris of de afgevaardigde van de Regering alsook deze van de Inspecteur van Financiën, afgevaardigde van de Minister tot wiens bevoegdheid de Begroting behoort. De commissaris en de voornoemde afgevaardigden geven hun advies in het kader van de goedkeuring van de begroting bedoeld bij artikel 43, § 1 van de wet en in het kader van de goedkeuring van de rekeningen bedoeld bij artikel 43, § 2 van de wet.
Art.16. De Raad van bestuur van elke instelling stelt de regels vast die met naleving van de bepalingen van dit besluit, maar rekening houdend met haar eigen kenmerken, aan de basis liggen van het opmaken van de rekeningen, van de resultaten en van de balans, inzonderheid wat betreft de evaluaties van de gegevens van de balans, het uitwerken en de aanpassingen van afschrijvingen, de waardeverminderingen en voorzieningen voor risico's en kosten alsook de opwaarderingen.
Deze regels worden ter kennis gebracht van de commissaris en van de afgevaardigden bedoeld bij artikel 15.
Art.17. De rekeningen van de universitaire ziekenhuizen worden aan de Regering overgemaakt ter staving van de rekeningen bedoeld bij artikel 3, § 1, behoudens in de gevallen waar die ziekenhuizen een rechtspersoonlijkheid hebben die verschilt van deze van de universiteit en voor zover een decreet of een besluit van de Regering niet uitdrukkelijk bepaalt dat die rekeningen aan de Regering moeten bezorgd worden. Zij worden doorgezonden in de vorm bepaald door de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, en bij het koninklijk besluit van 14 augustus 1987 betreffende de minimumindeling van een algemeen rekeningenstelsel voor de ziekenhuizen. Zij vormen een Sectie VII.
Art.18.[1 De universitaire instellingen maken een inventaris op van de gebouwen bestemd voor onderwijs, onderzoek en bestuur.
Elk jaar zenden de universitaire instellingen de Minister, door toedoen van de commissaris of de afgevaardigde van de Regering bedoeld in artikel 15, ter staving van de rekeningen, de wijzigingen die aan dat inventaris gedurende het afgelopen dienstjaar werden aangebracht.]1
----------
(1)<BFG 2009-05-14/60, art. 12, 002; Inwerkingtreding : 14-09-2009>
Art.19.De universitaire instellingen die het wensen, kunnen een begroting en een globale resultatenrekening voorleggen voor de begrotingen en de rekeningen van de gewone kosten van het onderwijs, het onderzoek en het bestuur en het patrimonium zonder bestemming. [1 ...]1
----------
(1)<BFG 2009-05-14/60, art. 13, 002; Inwerkingtreding : 14-09-2009>
HOOFDSTUK V. - Overgangs- en slotbepalingen.
Art.20.§ 1. Voor het opmaken van de 1e balans volgens de datum vastgesteld krachtens artikel 24, worden de reeds vóór deze datum aangekochte vaste activa gevaloriseerd alsof de afschrijvingsregels bedoeld bij artikel 6, § 1, 7°, zouden toegepast geweest zijn sedert het dienstjaar dat overeenstemt met hun aankoop. Daarenboven wordt voor die vaste activa een " [1 voorziening]1 voor de afschrijvingen van de vaste activa aangekocht vóór de datum van het opmaken van de 1e balans " op het passief van de balans geboekt. Tijdens de volgende dienstjaren mag die [1 voorziening]1 geen dotaties toekennen, maar zij mag enkel opgebruikt worden tot wanneer zij volledig leeg is, om de afschrijving van deze vaste activa verder te zetten met overeenstemmende aanrekening van dotaties voor afschrijvingen op de resultatenrekeningen. Daartoe houden de universitaire instellingen een afschrijvingsplan voor elk element dat met die reserve te maken heeft ter beschikking van de commissaris en de afgevaardigden bedoeld bij artikel 15.
[1 lid 2 opgeheven]1
§ 2. Voor het opmaken van de 1e balans volgens de datum vastgesteld krachtens artikel 24, zijn de universitaire instellingen uitzonderlijk ertoe gemachtigd vaste activa die reeds werden aangekocht vóór de datum van het opmaken van de 1e balans te herwaarderen op basis van een algemene expertise van die vaste activa, om het voorlopig verlies op te slorpen dat zal voortvloeien uit de toepassing van de nieuwe regels ingevoerd door dit besluit. In de gevallen waar de herwaarderingen verband houden met vaste activa waarvoor afschrijvingen zijn bepaald, wordt er een " [1 voorziening]1 voor afschrijvingen van de vaste activa die werden herwaardeerd tijdens het opmaken van de 1e balans " op het passief van de balans geboekt volgens de regels die identiek zijn met deze die bepaald zijn voor de in § 1 bedoelde reserve.
[1 § 3. De middelen voor de voorzieningen waarvan sprake in de paragrafen 1 en 2 worden opnieuw ingedeeld als kapitaalsubsidie in een rekening van " herwaarderingssubsidie BRFG van 19/04/1999 ". Die herwaarderingssubsidie wordt jaarlijks overgeschreven naar de resultatenrekening via de rubriek I, D van de resultatenrekening.]1
----------
(1)<BFG 2009-05-14/60, art. 14, 002; Inwerkingtreding : 14-09-2009>
Art.21. Voor het eerste dienstjaar waarin de universitaire instellingen de nieuwe bepalingen van dit besluit inzake budgettaire en boekhoudkundige aanrekeningen toepassen, overeenkomstig artikel 24, voegen zij bij hun begroting en rekeningen, ter vergelijking, de tabellen van de resultaten vermeld in bijlage I van dit besluit, buiten de voormelde nieuwe regels toegepast krachtens dit besluit. Zij geven bovendien in het bij artikel 10 bedoelde verslag, aan de hand van gecijferde gegevens, commentaar over de voornaamste redenen van de vastgestelde afwijkingen. Die afwijkingen worden niet in aanmerking genomen voor de goedkeuring van de begroting en de rekeningen bedoeld bij artikel 43, § 1 en § 2 van de wet.
Art.22. Geen enkele prestatie ten bate van derden met inbegrip van de terbeschikkingstelling van de lokalen, materieel of diensten is toegelaten zonder de toestemming van het bevoegd beheersorgaan van de instelling. Dit orgaan stelt de regels op volgens welke die prestaties worden bezoldigd.
Art.23. Het koninklijk besluit van 15 december 1977 houdende vaststelling van de aanvullende regels voor het opmaken en de vorm van de begroting en de rekeningen van de universitaire instellingen en het koninklijk besluit van 8 april 1976 tot vaststelling van de samenstellende elementen van de ontvangsten en uitgaven van het patrimonium van de universitaire instellingen, gewijzigd bij de koninklijk besluiten van 20 februari 1978, 3 augustus 1982 en 5 juni 1987, worden opgeheven.
Art.24. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1999, behoudens de nieuwe bepalingen van dit besluit inzake budgettaire en boekhoudkundige aanrekeningen t.o.v. deze die vroeger door de universitaire instellingen toegepast werden en inzonderheid artikel 4, artikel 5, 4°, lid 2, artikel 5, 6°, leden 2, 4 en 6, artikel 6, § 1, 7°, buiten wat de overdrachtskosten betreft, artikel 6, § 2 en § 3, artikel 7, 2°, b) wat de waardeverminderingen betreft, artikel 7, 3° wat de afschrijvingen en de waardeverminderingen betreft, artikel 9, die in werking treden tussen 1 januari 1999 en 1 januari 2002 de dag die enkel van de vrije keuze van de universitaire instellingen afhangt.
Art.25. De Minister tot wiens bevoegdheid het Hoger Onderwijs behoort, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 12 april 1999.
Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap :
De Minister van Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek,
W. ANCION
BIJLAGEN.
Art. N1.[1 Bijlagen 1 tot 6 niet vertaald.]1
----------
(1)<BFG 2009-05-14/60, art. 15 en 16, 002; Inwerkingtreding : 14-09-2009>