15 MAART 1999. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de bijzondere voorwaarden voor de erkenning van en de toekenning van toelagen aan de gespecialiseerde opvangcentra (VERTALING). - (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 01-06-1999 en tekstbijwerking tot 20-03-2014)
HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - De opdrachten.
Art. 2-3
HOOFDSTUK III. - De betoelaging.
Afdeling 1. - Algemene bepalingen betreffende de toelagen voor personeels- en werkingskosten.
Art. 4
Afdeling 2. - Toelagen voor personeelskosten.
Art. 5-6
Afdeling 3. - Toelagen voor werkingskosten.
Art. 7
Afdeling 4. - Veranderlijk gedeelte van de toelagen.
Art. 8
HOOFDSTUK III/1.
Art. 8/1, 8/2, 8/3, 8/4
HOOFDSTUK IV. - Overgangsbepalingen.
Art. 9
HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen.
Art. 10-11
HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied.
Artikel 1. De bijzondere voorwaarden voor de erkenning van en de toekenning van toelagen aan de gespecialiseerde opvangcentra die in aanmerking komen onder de instellingen die logement bezorgen aan de jongeren, vermeld in de artikelen 1, 14°, en 43 van het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd, worden in dit besluit vastgelegd.
HOOFDSTUK II. - De opdrachten.
Art.2.[2 Het gespecialiseerd opvangcentrum, hierna" het centrum "genoemd, heeft als opdracht een opvang van 15 jongeren te organiseren die een bijzondere en gespecialiseerde hulp nodig hebben gelet op hun agressieve of gewelddadige gedragingen, hun zware psychologische problemen of herhaaldelijk begane feiten, met inbegrip van de jongeren die de bovenvermelde hulp nodig hebben en voor wie een opvang na hun plaatsing in een overheidsinstelling nodig blijkt.]2
Het centrum werkt eveneens mede aan de uitwerking en de begeleiding van programma's voor hulpverlening die ten uitvoer kunnen gebracht worden op het einde van de opvang door een centrum met het oog op zijn familiale wederopneming of een poging om zelfstandig en onder supervisie gehuisvest te zijn.
[2 ...]2
----------
(1)<BFG 2009-05-14/73, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 17-10-2009>
(2)<BFG 2014-01-16/23, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Art.3.§ 1. Het centrum werkt op mandaat van een beslissingsinstantie d.i. de adviseur voor de hulpverlening aan de jeugd of de directeur voor de hulpverlening aan de jeugd of de jeugdrechtbank, in het kader van de toepassing van het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd [2 , van de ordonnantie van 29 april 2004]2 of van de wet van 8 april 1965 [2 ...]2.
§ 2. [2 Het mandaat vermeldt de nagestreefde doelstellingen, de motieven, de duur ervan en de aard van de verleende hulp. Het mandaat bepaalt ook of het over de hulpverlening gaat bedoeld in artikel 2, eerste lid of over de hulpverlening bedoeld in het tweede lid. Een mandaat mag niet op meer dan een jongere betrekking hebben.]2
§ 3. [2 ...]2 Stuurt het centrum een verslag naar de beslissingsinstantie binnen de twee maanden die volgen op de datum van het mandaat. In dit verslag worden de verzoeken van de beslissingsinstantie en eventueel die van de gerechtigden vermeld, waarbij een analyse van de situatie en de bijzonderheden van het programma van de overwogen hulpverlening worden gevoegd.
Een bijkomend verslag wordt ten minste om de zes maanden naar de beslissingsinstantie gezonden en elke keer dat deze erom verzoekt.
Wanneer het centrum door de jeugdrechtbank gemachtigd is, zendt het een afschrift van de verslagen naar de dienst voor gerechtelijke bescherming.
§ 4. Voor de toepassing van dit besluit moet verstaan worden onder aantal situaties bedoeld bij het opvoedingsproject het gemiddeld aantal situaties die gelijktijdig kunnen behandeld worden.
Het aantal effectieve situaties wordt bepaald door de mandaten toevertrouwd aan het centrum. De aanvang van de tenlasteneming stemt overeen met de datum van het mandaat.
§ 5. [3 Het percentage van de tenlasteneming voor de opvang van de jongeren bedoeld in artikel 2, eerste lid, wordt ten minste op 60 % van de erkende capaciteit vastgesteld.]3
§ 6. [2 ...]2
§ 7. [2 ...]2
----------
(1)<BFG 2009-05-14/73, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 17-10-2009>
(2)<BFG 2014-01-16/23, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
(3)<BFG 2014-01-16/23, art. 2,4°, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
HOOFDSTUK III. - De betoelaging.
Afdeling 1. - Algemene bepalingen betreffende de toelagen voor personeels- en werkingskosten.
Art.4. De tenlastenemingen van jongeren die door andere instanties worden toevertrouwd dan die bedoeld bij artikel 3, § 1 zijn niet toegelaten.
Afdeling 2. - Toelagen voor personeelskosten.
Art.5.De provisionele jaarlijkse toelage voor personeelskosten bedoeld bij de artikelen 31 tot 33 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 maart 1999 betreffende de algemene voorwaarden voor de erkenning van en de toekenning van toelagen aan de diensten bedoeld bij artikel 43 van het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd, wordt toegekend op basis van de volgende bestandsnormen :
1° 12 opvoeders onder wie eventueel een coördinator [2 barema A]2, indien andere erkende opvoedingsprojecten in het werk gesteld worden door [2 dezelfde inrichtende macht]2;
2° 1,5 psycho-sociaal;
3° 0,5 administratief;
4° 1,5 technisch;
5° 1 directeur, wanneer het gespecialiseerd opvangcentrum [2 het enig erkend pedagogische project behorend tot de inrichtende macht]2 is.
6° [2 ...]2
----------
(1)<BFG 2009-05-14/73, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 17-10-2009>
(2)<BFG 2014-01-16/23, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Art.6.Voor de verantwoording van de provisionele jaarlijkse toelage bedoeld bij vorig artikel, komen enkel de volgende ambten in aanmerking in de personeelscategorieën vermeld in bijlage 3 van het bij artikel 5 bedoelde besluit :
A. Opvoedingspersoneel : alle ambten.
B. Psycho-sociaal personeel : maatschappelijk assistent of maatschappelijk assistent in de strafinrichtingen of assistent in de psychologie of [1 de licentiaten of masters bedoeld in de bovenvermelde bijlage 3, behoudens de licentie of master in de rechten]1.
C. Administratief personeel : klerk, opsteller of huismeester.
D. Directiepersoneel : directeur met de weddeschaal A [1 ...]1.
[1 E. Technisch personeel : technisch personeel.]1
----------
(1)<BFG 2014-01-16/23, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Afdeling 3. - Toelagen voor werkingskosten.
Art.7.De provisionele jaarlijkse toelage voor werkingskosten bedoeld bij de artikelen 35 en 36 van het besluit bedoeld bij artikel 5, toegekend aan het gespecialiseerd opvangcentrum, wordt vastgesteld op het indexeerbaar bedrag van F 1 854 538.
[2 ...]2
----------
(1)<BFG 2009-05-14/73, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 17-10-2009>
(2)<BFG 2014-01-16/23, art. 5, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Afdeling 4. - Veranderlijk gedeelte van de toelagen.
Art.8. De dagvergoeding om de gewone kosten voor onderhoud en opvoeding van de jongeren te dekken zoals bepaald bij het besluit van 15 maart 1999 waarbij het veranderlijk gedeelte van de toelagen voor kosten voor de tenlasteneming van de jongeren wordt vastgesteld, wordt met (4,50 eruos) verhoogd. <BFG 2001-11-08/51, art. 45, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
HOOFDSTUK III/1.
Art. 8/1.
<Opgeheven bij BFG 2014-01-16/23, art. 6, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Art. 8/2.
<Opgeheven bij BFG 2014-01-16/23, art. 6, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Art. 8/3.
<Opgeheven bij BFG 2014-01-16/23, art. 6, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Art. 8/4.
<Opgeheven bij BFG 2014-01-16/23, art. 6, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
HOOFDSTUK IV. - Overgangsbepalingen.
Art.9.<BFG 2004-06-17/52, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 15-09-2004> Voor de diensten die op 1 juni 1999 erkend waren en een overeenkomst hadden gesloten op basis van het besluit van 7 december 1987 en die hogere refertenormen genoten inzake personeelsbestand, worden deze normen behouden tot de natuurlijke afvloeiing van het personeel dat overtallig is ten opzichte van de normen bepaald bij dit besluit.
[1 Voor de diensten die erkend waren op 1 juni 1999 op basis van het besluit van 7 december 1987 en die de provisionele subsidie verantwoordden voor de directiepersoneelskosten op basis van het ambt van directeur met barema B, wordt deze verantwoording behouden tot de natuurlijke afvloeiing van het betrokken personeel.]1
----------
(1)<BFG 2014-01-16/23, art. 7, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen.
Art.10. De Minister tot wiens bevoegdheid de hulpverlening aan de jeugd behoort, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 11. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt