10 AUGUSTUS 1998. - Wet houdende instemming met het Verdrag betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen, opgemaakt te `s Gravenhage op 25 oktober 1980, tot opheffing van de artikelen 2 en 3 van de wet van 1 augustus 1985 houdende goedkeuring van het Europees Verdrag betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen over het gezag over kinderen en betreffende het herstel van het gezag over kinderen, opgemaakt te Luxemburg op 20 mei 1980, alsook tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek.
Art. 1-6
BIJLAGE.
Art. N
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art.2. Het Verdrag betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen, opgemaakt te 's-Gravenhage op 25 oktober 1980, zal volkomen uitwerking hebben.
Art.3. In Deel IV, Boek IV, van het Gerechtelijk Wetboek wordt een Hoofdstuk XIIbis ingevoegd, luidend als volgt :
"HOOFDSTUK XIIbis. - Verzoeken betreffende de bescherming van het grensoverschrijdend hoederecht en bezoekrecht.".
"Art. 1322bis. Verzoeken gegrond op het Verdrag van 's-Gravenhage van 25 oktober 1980 betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen, die gericht zijn op de onmiddellijke terugkeer van het kind, de naleving van het hoederecht of het bezoekrecht geldend in een andere Staat, of op de regeling van het bezoekrecht, alsmede verzoeken gegrond op het Europees Verdrag van 20 mei 1980 betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen inzake het gezag over kinderen en betreffende het herstel van het gezag over kinderen worden bij de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg ingediend op de wijze omschreven in de artikelen 1034bis tot 1034quinquies.".
"Art. 1322ter. Het verzoekschrift wordt ingediend bij de griffie van de rechtbank van eerste aanleg van de verblijfplaats van het kind op het tijdstip dat het verzoekschrift wordt ingediend, of wordt bij aangetekende brief toegezonden aan de griffier van voornoemd gerecht.
Indien het kind geen verblijfplaats in België heeft, wordt het verzoekschrift ingediend bij de griffie van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel of aan die griffie toegezonden.".
"Art. 1322quater. De partijen worden door de griffier bij gerechtsbrief opgeroepen om, binnen acht dagen te rekenen van de inschrijving van het verzoek op de algemene rol, te verschijnen op de zitting die de rechter bepaalt.
In spoedeisende gevallen kan de voorzitter evenwel bij een beschikking toestaan om binnen een termijn van drie dagen ter terechtzitting te dagvaarden.".
"Art. 1322quinquies. Indien het verzoek wordt ingediend door de centrale autoriteit aangewezen op grond van een van de Verdragen bedoeld in artikel 1322bis, wordt het ondertekend en aan de voorzitter van de rechtbank voorgelegd door het openbaar ministerie.
In geval van een belangenconflict in hoofde van deze wordt het verzoekschrift ondertekend en aan de voorzitter van de rechtbank voorgelegd door de advocaat aangewezen door de centrale autoriteit.".
"Art. 1322sexies. De voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg doet in de zaken bedoeld in artikel 1322bis uitspraak zoals in kort geding.".
"Art. 1322septies. De artikelen 1038 tot 1041 zijn toepasselijk behalve wat het bepaalde in artikel 1039 betreft dat de beschikkingen in kort geding geen nadeel toebrengen aan de zaak zelf.".
"Art. 1322octies. Wat de toepassing van dit hoofdstuk betreft, kan de verweerder zelf geen tegenvordering instellen.".
Art.4. Artikel 728 van het Gerechtelijk Wetboek wordt aangevuld met paragraaf 5 luidend als volgt :
"§ 5. In het geval bedoeld in artikel 1322quinquies lid 1 kan de verzoeker worden vertegenwoordigd door het openbaar ministerie.".
Art.5. Indien het verzoek is ingediend door bemiddeling van de centrale autoriteit worden de kosten en het ereloon van de deskundigen, overeenkomstig de regels in de hoofdstukken betreffende het deskundigenonderzoek en het getuigenverhoor gesteld, voorgeschoten en gedragen door de Staat in de mate vastgesteld in het Verdrag van 's Gravenhage van 1980, volgens de procedure omschreven in het algemeen reglement op de gerechtskosten in strafzaken.
Art.6. De artikelen 2 en 3 van de wet van 1 augustus 1985 houdende goedkeuring van het Europees Verdrag betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen inzake het gezag over kinderen en betreffende het herstel van het gezag over kinderen, opgemaakt te Luxemburg op 20 mei 1980, worden opgeheven.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 10 augustus 1998.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Buitenlandse Zaken,
E. DERYCKE
De Minister van Justitie,
T. VAN PARYS
Met 's Lands zegel gezegeld :
De Minister van Justitie
T. VAN PARYS
BIJLAGE.
Art. N. Verdrag betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen.
(Voor het verdrag, zie %%1980-10-25/30%%).