Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

9 JUNI 1999. - Koninklijk besluit tot omzetting van de verplichtingen die voortvloeien uit de van kracht zijnde richtlijn 97/67/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 1997 betreffende gemeenschappelijke regels voor de ontwikkeling van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap en de verbetering van de kwaliteit van de dienst.



Inhoudstafel:


Art. 1-20, 144quinquies, 144sexies, 144septies, 21, 144octies, 22, 144nonies, 144decies, 144undecies, 23, 144duodecies, 24
Afdeling I. - Voorwaarden voor het verstrekken van postdiensten die geen deel uitmaken van de universele dienst.
Art. 148bis, 148ter, 148quater, 148quinquies
Afdeling II. - Voorwaarden voor de levering van de niet-voorbehouden diensten die deel uitmaken van de universele dienst.
Art. 148sexies, 148septies, 25-29



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1867060850  1956122604  1991021064  1997014277 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Artikel 78 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, gewijzigd bij de wetten van 12 december 1994 en van 19 december 1997, wordt aangevuld als volgt :
  " 8° de terugbetaling van de kosten voor het beheer van het compensatiefonds voor de universele postdienst, volgens de bepalingen voorzien in artikel 144decies, § 2;
  9° de terugbetaling van de kosten voor het toezicht op de universele postdienst. ".

Art.2. Artikel 131 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " Art. 131. Voor de toepassing van deze Titel wordt verstaan onder :
  1° Postdiensten : de diensten met betrekking tot geadresseerde zendingen, die uit één van de volgende verrichtingen of uit een combinatie ervan bestaan :
  - de lichting;
  - het sorteren;
  - het vervoer;
  - de distributie.
  Worden niet beschouwd als een postdienst :
  - de verlening van postdiensten door de natuurlijke of rechtspersoon van wie de post afkomstig is;
  - de niet-dichtgeplakte vrachtbrieven en facturen in de mate dat zij slechts de vermeldingen bevatten die nodig zijn voor het afleveren van de erbij horende koopwaren;
  - de documentenuitwisseling.
  2° Lichting : de verrichting die bestaat in het ophalen van de postzendingen die bij de toegangspunten worden afgeleverd.
  3° Distributie : het proces gaande van de sortering in het distributiecentrum tot de bestelling van de postzendingen aan de geadresseerden.
  4° Toegangspunten : de fysieke installaties, meer bepaald de brievenbussen die ter beschikking van het publiek staan, hetzij op de openbare weg, hetzij in de lokalen van de leverancier van de universele dienst, waar de postzendingen door de klanten aan het openbaar postnetwerk kunnen worden toevertrouwd.
  5° Openbaar postnetwerk : het geheel van de organisatie en alle middelen waarvan door de leverancier van de universele dienst gebruik wordt gemaakt om een dienst behorend tot de universele dienst te verlenen, met name om :
  - op de toegangspunten op het gehele grondgebied de onder een verplichting tot universele-dienstverlening vallende postzendingen op te halen;
  - deze postzendingen tussen de punten van toegang tot het postnetwerk en het distributiecentrum te verzenden en te verwerken;
  - deze postzendingen op het vermelde adres te distribueren.
  6° Postzending : geadresseerde zending in de definitieve vorm die de leverancier van de universele dienst afhandelt;
  Naast brievenpost worden bijvoorbeeld als postzending aangemerkt : boeken, catalogi, kranten, tijdschriften en postpakketten die goederen met of zonder handelswaarde bevatten.
  7° Brievenpost : een op enigerlei fysieke drager aangebrachte schriftelijke mededeling die wordt vervoerd en besteld op het door de afzender op de zending zelf of op de omslag daarvan vermelde adres; boeken, catalogi, kranten en tijdschriften worden niet als brievenpost aangemerkt.
  8° Aangetekende zending : dienst die bestaat in het waarborgen op forfaitaire basis tegen de risico's van verlies, diefstal of beschadiging, waarbij de afzender, in voorkomend geval op zijn verzoek, een bewijs ontvangt van de afgifte en/of van de bestelling van de postzending aan de geadresseerde.
  9° Aangetekende zending in de loop van een gerechtelijke of administratieve procedure : zending waarvan de aantekening in het kader van een gerechtelijke of administratieve procedure door een wettelijke of reglementaire bepaling wordt voorgeschreven.
  10° Zending met aangegeven waarde : dienst die bestaat in de verzekering van de postzending voor de door de afzender aangegeven waarde tegen verlies, diefstal of beschadiging.
  11° Grensoverschrijdende post : post afkomstig uit of verzonden naar een andere Lidstaat van de Europese Unie of afkomstig uit of verzonden naar een derde land.
  12° Direct mail : een mededeling die uitsluitend uit reclame, marketing- of publiciteitsmateriaal bestaat, die dezelfde boodschap bevat, met uitzondering van de naam, het adres en het identificatienummer van de geadresseerde, alsmede andere variabelen/parameters die de aard van de boodschap niet wijzigen, en die aan een aanzienlijk aantal geadresseerden wordt toegezonden met het oog op vervoer naar en bestelling op het adres dat de afzender op de eigenlijke zending of op de verpakking ervan heeft vermeld.
  De Koning bepaalt, bij in Ministerraad overlegd besluit, op voorstel van het Instituut, wat dient te worden verstaan onder de uitdrukking "aanzienlijk aantal geadresseerden".
  Rekeningen, facturen, bankafschriften en andere niet-identieke boodschappen worden niet als direct mail aangemerkt; een mededeling waarbij direct mail in dezelfde verpakking is samengevoegd met andere zendingen, wordt niet als direct mail aangemerkt. Direct mail omvat zowel grensoverschrijdende als binnenlandse direct mail.
  13° Documentenuitwisseling : de levering van middelen, met inbegrip van het door derden verschaffen van ad hoc ruimte alsmede vervoer, voor zelfbestelling door de wederzijdse uitwisseling van postzendingen tussen gebruikers die zich op deze dienst abonneren.
  14° Leverancier van de universele dienst : De Post.
  15° Postoperator : elke natuurlijke of rechtspersoon die aan andere natuurlijke of rechtspersonen een postdienst verleent.
  16° Gebruiker : elke natuurlijke of rechtspersoon aan wie een dienst van de universele dienst geleverd wordt, als afzender of als geadresseerde.
  17° Essentiële eisen : de algemene redenen van niet-economische aard die de Staat ertoe kunnen leiden voorwaarden inzake de levering van postdiensten op te leggen; deze redenen zijn het vertrouwelijke karakter van de brievenpost, de veiligheid van het netwerk met betrekking tot het vervoer van gevaarlijke stoffen en, in gerechtvaardigde gevallen, de bescherming van gegevens, de bescherming van het leefmilieu en de ruimtelijke ordening; de gegevensbescherming omvat de bescherming van persoonsgegevens, het vertrouwelijke karakter van de informatie die wordt doorgegeven en/of opgeslagen, alsmede de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
  18° De Post : het autonome overheidsbedrijf bedoeld in artikel 1, § 4, 3°.
  19° Financiële postdiensten : de bewerkingen met chartale, scripturale of elektronische geldmiddelen, kosteloos of tegen betaling verwezenlijkt door De Post en uitgevoerd voor haar eigen rekening of voor rekening van derden.
  20° Instituut : het Belgisch Instituut voor Postdiensten en Telecommunicatie, afgekort B.l.P.T. zoals bedoeld in art. 71 van deze wet. ".

Art.3. In artikel 133 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 12 december 1994, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° de woorden "van De Post" worden geschrapt;
  2° de woorden "voor De Post" worden vervangen door de woorden "voor de postdiensten";
  3° de woorden "en de financiële postdiensten" worden geschrapt;
  4° in de Franse tekst worden de woorden "et des services financiers postaux" geschrapt;
  5° de woorden "Het instituut staat de Minister bij in het opstellen van de regels die De Post moet naleven bij het organiseren van zijn boekhouding conform artikel 27, § 1 van deze wet. " worden geschrapt;
  6° het laatste lid wordt opgeheven.

Art.4. Artikel 134 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 12 december 1994 en 19 december 1997, wordt opgeheven.

Art.5. In artikel 135 worden de woorden "De Post" vervangen door de woorden "de leverancier van de universele dienst".

Art.6. In de Franse tekst van artikel 136 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 19 december 1997, wordt het woord "confisquer" vervangen door het woord "saisir".

Art.7. Artikel 137 van dezelfde wet wordt opgeheven.

Art.8. Artikel 136bis van dezelfde wet, ingevoegd door de wet van 19 december 1997, wordt artikel 137.

Art.9. Het opschrift van hoofdstuk IV van Titel IV van dezelfde wet wordt vervangen door het volgende opschrift : "Hoofdstuk IV - Raadgevend Comité voor de postdiensten".

Art.10. In artikel 139 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° de woorden "aanbidders van postdiensten" worden vervangen door het woord "postoperatoren";
  2° in de Franse tekst wordt het woord "usagers" vervangen door het woord "utilisateurs".

Art.11. Het opschrift van afdeling II van hoofdstuk V van titel IV van dezelfde wet wordt vervangen door het volgend opschrift : "Afdeling II. - Opdrachten van openbare dienst van De Post".

Art.12. Artikel 141 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " Art. 141. § 1. De Post is belast met volgende opdrachten van openbare dienst over het gehele grondgebied van het Rijk :
  A. De totaliteit van de universele postdienst.
  Onverminderd artikel 13, §§ 3 en 4, kan De Post, voor haar rekening en onder haar verantwoordelijkheid, een deel van die al dan niet voorbehouden universele dienst contractueel aan een derde toevertrouwen.
  De bepalingen van artikel 148sexies, § 1, punt 2°, zijn van toepassing op De Post voor alle verrichtingen die onder de, al of niet voorbehouden, universele dienst vallen.
  B. De financiële postdiensten en de verkoop van postzegels en andere postwaarden, die worden geregeld door het beheerscontract tussen de Staat en De Post.
  C. De Post kan door of krachtens een wettelijke of contractuele bepaling worden belast met andere opdrachten van openbare dienst.
  § 2. Als overgangsmaatregel, en zolang De Post de enige leverancier van de totaliteit van de universele dienst is en tot het aflopen van het huidige beheerscontract kan op dit contract beroep worden gedaan om de regels en bijzondere voorwaarden vast te leggen volgens dewelke deze de opdrachten van openbare dienst uitoefent die haar bij de wet zijn toevertrouwd.
  De bepalingen van het beheerscontract moeten verenigbaar zijn met de verplichtingen van richtlijn 97/67/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 1997 betreffende gemeenschappelijke regels voor de ontwikkeling van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap en de verbetering van de kwaliteit van de dienst. ".

Art.13. Een afdeling III met als opschrift "Afdeling III - inhoud en eisen in verband met de universele postdienst" wordt na artikel 141 van dezelfde wet ingevoegd.

Art.14. Artikel 142 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " Art. 142. § 1. De universele postdienst omvat de volgende verrichtingen :
  - het ophalen, het sorteren, het vervoer en de distributie van postzendingen tot 2 kg;
  - het ophalen, het sorteren, het vervoer en de distributie van postpakketten tot 10 kg;
  - de distributie van de postpakketten ontvangen vanuit andere Lidstaten tot 20 kg;
  - de diensten in verband met aangetekende zendingen en zendingen met aangegeven waarde.
  De universele postdienst omvat zowel de nationale als de grensoverschrijdende diensten.
  § 2. De levering van de universele dienst brengt de volgende verplichtingen met zich :
  1° in elke gemeente van het Rijk, met inbegrip van de gefusioneerde gemeenten die op 31 december 1971 een afzonderlijke bestuurlijke eenheid vormden, dient zich ten minste één toegangspunt te bevinden voor het deponeren van postzendingen bedoeld in § 1;
  2° per gemeente bedoeld in punt 1° dient er minimaal vijf dagen per week, behalve op zondag en de wettelijke feestdagen, ten minste één lichting, één verzending en één bestelling van die postzendingen te geschieden;
  3° bij de bestelling van de postzendingen moeten alle woningen van het Rijk worden betrokken voor zover zij voorzien zijn van een brievenbus binnen handbereik geplaatst aan de grens van de openbare weg en beantwoordend aan de reglementering uitgevaardigd door de Minister, op voorstel van het Instituut.
  Deze verplichting wordt uitgebreid tot de pakketten bedoeld in § 1, tweede streepje. Zo het aangeboden pakket niet in ontvangst is kunnen genomen worden door de bestemmeling, wordt het bewaard op een plaats in de gemeente van de geadresseerde, waarbij die laatste daarvan op de hoogte wordt gebracht door een bericht dat in zijn bus wordt gestoken. Die plaats moet ten minste vijf dagen per week, behalve op zondag en de wettelijke feestdagen toegankelijk zijn.
  § 3. De levering van de universele dienst beantwoordt aan de volgende eisen :
  - de essentiële eisen worden nageleefd;
  - aan de gebruikers die zich in vergelijkbare omstandigheden bevinden, wordt een identieke dienstverlening geboden;
  - er wordt niet gediscrimineerd, met name op grond van politieke, religieuze of levensbeschouwelijke overtuiging;
  - de dienst wordt, behoudens wegens overmacht, niet onderbroken of beëindigd;
  - de dienst evolueert overeenkomstig de technische, economische en sociale ontwikkeling en de behoeften van de gebruikers.
  § 4. In geval van onderbreking of stopzetting van de verrichtingen van de universele dienst, is de leverancier verplicht de Minister en het Instituut onmiddellijk, en de gebruikers zo snel mogelijk daarvan op de hoogte te stellen. ".

Art.15. In artikel 143 van dezelfde wet worden de tweede en derde paragraaf opgeheven.

Art.16. Artikel 144 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " Art. 144. De algemene en bijzondere voorwaarden inzake het aanbod van de diensten en leveringen die tot de universele dienst behoren, alsook de tarieven, maken het voorwerp uit van een "Catalogus van de diensten aangeboden door de leverancier van de universele dienst", die in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt. De wijzigingen aan deze catalogus worden eveneens in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. ".

Art.17. Een artikel 144 bis, luidend als volgt, wordt in dezelfde wet ingevoegd :
  " Art.144bis. § 1. De leverancier van de universele dienst verstrekt aan de gebruikers precieze, actuele en volledige informatie met betrekking tot de producten en diensten die deel uitmaken van de universele dienst.
  Inlichtingen betreffende de toegang tot de dienst, het tarief, het kwaliteitsniveau, de aansprakelijkheidsregeling en de klachtenprocedure moeten mondeling kunnen verstrekt worden. De karakteristieken van een product moeten kunnen worden opgesomd.
  Behalve hetgeen in artikel 144 is behaald, afficheert hij op duidelijke en leesbare wijze de openingstijden van de kantoren aan de buitenkant ervan, en de belangrijkste tarieven aan de binnenkant van deze laatste.
  Hij verstrekt eveneens in alle kantoren brochures met een beschrijving per product of dienst dat of die deel uitmaakt van de universele dienst, van de toegangsvoorwaarden, de basistarieven, de kortingen, de standaardtoeslagen, de aansprakelijkheidsregeling en de klachtenprocedure, de naam en het adres van zijn hoofdzetel.
  § 2. Elke wijziging die wordt aangebracht in de aanbiedingsvoorwaarden van de producten en diensten moet, voordat zij van toepassing wordt, ter kennis worden gebracht van de gebruikers. ".

Art.18. Een artikel 144ter, luidend als volgt, wordt in dezelfde wet ingevoegd :
  " Art. 144ter. § 1. De tarieven voor elk van de diensten die deel uitmaken van de verlening van de universele dienst worden vastgesteld met inachtneming van de volgende beginselen :
  1° de prijzen moeten betaalbaar zijn en van die aard dat alle gebruikers toegang hebben tot de aangeboden diensten;
  2° de tarieven moeten op de kosten van de universele dienst gebaseerd zijn;
  3° de tarieven moeten transparant en niet-discriminerend zijn;
  4° de tarieven zijn identiek over het gehele grondgebied van het Rijk, ongeacht de plaats van ophaling en distributie.
  § 2. Onverminderd § 1 mogen er individuele tariefakkoorden worden gesloten om rekening te houden met de omvang en de aard van de respectievelijke verrichtingen van de partijen.
  § 3. De tarieven bedoeld in §§ 1 en 2 evolueren volgens een, bij in Ministerraad overlegd koninklijk besluit, op advies van het Instituut, vastgestelde formule.
  De leverancier van de universele dienst deelt in geval van een wijziging van de tarieven voor de voorbehouden universele dienst alle documenten met betrekking tot de kostprijsberekening mee aan het Instituut. ".

Art.19. Een art. 144quater, luidend als volgt, wordt in dezelfde wet ingevoegd :
  " Art. 144quater. § 1. De Koning stelt, op advies van het Instituut, bij in Ministerraad overlegd besluit, de kwaliteitsnormen vast voor de universele dienst en bepaalt de inlichtingen die de leverancier moet verstrekken om de controle ervan mogelijk te maken.
  Deze kwaliteitsnormen hebben met name betrekking op de verzendingsduur, de regelmaat en de betrouwbaarheid van de binnenlandse en grensoverschrijdende diensten.
  De naleving van die normen wordt minstens één keer per jaar door het Instituut gecontroleerd.
  § 2. Het instituut publiceert een jaarverslag over de controle op de prestaties.
  Dat verslag bevat eveneens informatie over het aantal klachten ingediend bij de leverancier van de universele dienst en over de manier waarop die zijn behandeld.
  § 3. De Koning stelt, op advies van het Instituut, de correctiemaatregelen vast die kunnen worden genomen indien door de leverancier van de universele dienst niet is voldaan aan de kwaliteitsnormen bedoeld in § 1 of aan de kwaliteitsnormen voor de grensoverschrijdende diensten, die vastgesteld worden door het Europees Parlement en de Raad en waarvan de toepassing gecontroleerd wordt door de Commissie. ".
  § 4. De Koning bepaalt op advies van het Instituut, bij in Ministerraad overlegd koninklijk besluit, de boekhoudkundige elementen waarmee rekening moet worden gehouden bij de berekening van de kost van de universele dienst.

Art.20. In dezelfde wet wordt in titel IV een hoofdstuk Vbis ingevoegd, dat de artikelen 144quinquies tot 144septies bevat, luidend als volgt :
  " Hoofdstuk Vbis. - De boekhouding

Art. 144quinquies. Uiterlijk op 1 januari 2000 houdt de leverancier van de universele dienst in zijn interne boekhouding gescheiden rekeningen voor ten minste elk van de diensten die deel uitmaken van de voorbehouden dienst, enerzijds, en voor de niet-voorbehouden diensten anderzijds.
  De rekeningen voor de niet-voorbehouden diensten moeten een duidelijk onderscheid maken tussen de diensten die onder de universele dienst vallen en de diensten die er niet onder vallen.
  Deze interne boekhouding steunt op de samenhangende toepassing van de principes van de analytische boekhouding, die objectief gerechtvaardigd kunnen worden.

Art. 144sexies. § 1. Onverminderd § 2 worden in de in artikel 144quinquies bedoelde boekhouding de kosten als volgt aan elk van de voorbehouden en de niet-voorbehouden diensten toegerekend :
  a) de kosten die aan een specifieke dienst toegerekend kunnen worden, worden daaraan toegerekend;
  b) de gemeenschappelijke kosten, dit zijn die welke niet aan een specifieke dienst toegerekend kunnen worden, worden als volgt toegerekend :
  - telkens wanneer dat mogelijk is, worden de gemeenschappelijke kosten toegerekend op grond van een rechtstreekse analyse van de herkomst van de kosten zelf;
  - wanneer een rechtstreekse analyse niet mogelijk is, worden de gemeenschappelijke kostencategorieën toegerekend op grond van een indirecte band met een categorie van kosten of met een andere groep van kostencategorieën waarvoor een rechtstreekse toewijzing of aanrekening mogelijk is; de indirecte band steunt op vergelijkbare kostenstructuren;
  - wanneer niet kan worden overgegaan tot een directe of indirecte toerekening, wordt de kostencategorie toegerekend op grond van een algemene verdeelsleutel waarbij de verhouding wordt weergegeven tussen enerzijds alle uitgaven die rechtstreeks of onrechtstreeks toegewezen zijn op elk van de voorbehouden diensten en, anderzijds, alle uitgaven die rechtstreeks of onrechtstreeks toegewezen of aangerekend zijn op de overige diensten.
  § 2. Andere systemen van analytische boekhouding mogen slechts worden toegepast als ze compatibel zijn met de bepalingen van artikel 144quinquies en als zij door het Instituut zijn goedgekeurd.

Art. 144septies. Het Instituut waakt erover dat :
  - de in artikel 144quinquies bedoelde rekeningen worden gecontroleerd door een bevoegde instelling die onafhankelijk is van de leverancier van de universele dienst;
  jaarlijks een conformiteitverklaring wordt gepubliceerd. ".

Art.21. In dezelfde wet wordt in titel IV een hoofdstuk Vter ingevoegd, dat het artikel 144octies bevat, luidend als volgt :
  " Hoofdstuk Vter. - Voorbehouden diensten

Art. 144octies. § 1. De volgende diensten worden omwille van het behoud van de universele postdienst bedoeld in artikel 142 van deze wet, uitsluitend aan De Post voorbehouden :
  - het ophalen, het sorteren, het vervoer en de distributie van binnenlandse postzendingen, al dan niet per snelpost, met een prijs van minder dan vijfmaal het openbare tarief van brievenpost van de laagste gewichtsklasse van de snelste standaardcategorie, voor zover het gewicht lager is dan 350 gram;
  - de grensoverschrijdende post en de direct mail, binnen dezelfde prijs- en gewichtsgrenzen.
  § 2. Omwille van de bescherming van het algemeen belang en van de openbare orde, is de dienst van aangetekende zendingen in de loop van gerechtelijke of administratieve procedures, eveneens aan De Post voorbehouden en dat ongeacht de drager ervan.
  § 3. De documentenuitwisseling is niet beoogd in § 1.

Art.22. In dezelfde wet wordt in titel IV een hoofdstuk Vquater ingevoegd, dat de artikelen 144nonies tot 144unodecies bevat, luidend als volgt :
  " Hoofdstuk Vquater. - Compensatiefonds voor de universele postdienst

Art. 144nonies. § 1. Voor de financiering van de universele postdienst bedoeld in artikel 142 wordt een compensatiefonds opgericht.
  De Koning stelt bij een in Ministerraad overlegd besluit, op advies van het Instituut, de organisatie van het compensatiefonds, de datum alsook de nadere regels voor de uitvoering ervan vast.
  § 2. Beroep op het fonds is slechts toegelaten vanaf de datum bedoeld in § 1 van dit artikel en op voorwaarde dat de leverancier van de universele dienst, meer bepaald op grond van boekhoudkundige gegevens bedoeld in de artikelen 144quinquies en sexies, aantoont dat de verplichtingen van universele dienst een onevenredige last voor hem uitmaken, rekening houdend met de diensten die aan hem voorbehouden zijn.
  § 3. Aan het compensatiefonds wordt rechtspersoonlijkheid toegekend. Het fonds wordt beheerd en vertegenwoordigd door de leidinggevende ambtenaar van het Instituut, bijgestaan door de door hem aangewezen ambtenaren van het instituut.
  De jaarrekening en het jaarverslag van het compensatiefonds en het verslag over het beheer van dit fonds worden samen met die van het instituut gepubliceerd.

Art. 144decies. § 1. Ten vroegste op de datum die wordt vastgesteld bij het besluit, bedoeld in artikel 144nonies, § 1, zijn alle ondernemingen die een vergunning gekregen hebben krachtens artikel 148sexies voor het verstrekken van niet-voorbehouden postdiensten die deel uitmaken van de universele dienst, waarmee deze ondernemingen een omzet halen van meer dan 50 miljoen Belgische frank, verplicht bij te dragen in het compensatiefonds.
  Die bijdrage staat in verhouding tot de omzet die zij behaald hebben met diensten zoals gedefinieerd in het vorige lid verstrekt aan gebruikers die hun zetel, vaste inrichting, woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats in België hebben. De eerste 50 miljoen worden voor de berekening van de behaalde omzet niet in aanmerking genomen.
  § 2. De bijdrage wordt als volgt berekend : de kosten van de resterende universele postdienst, rekening houdende met de voorbehouden diensten, vermeerderd met de kosten voor het beheer van het compensatiefonds, worden vermenigvuldigd met de breuk die wordt verkregen door de omzet van de bijdrager, bedoeld in § 1, te delen door de som van de omzetcijfers van de bijdragers, bedoeld in § 1.
  De kosten voor het beheer van het compensatiefonds bestaan uit alle kosten die verband houden met de werking van het fonds en die gedragen worden door het Instituut. Dat bedrag wordt vastgesteld door het Instituut en vormt een bijzonder artikel op de begroting van het Instituut. De Koning stelt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, het maximumbedrag vast van de kosten voor het beheer van het fonds.
  De omzetcijfers worden berekend op grond van de jaarrekening die betrekking heeft op het jaar waarvoor de kostprijs van de universele postdienst wordt berekend.
  Om de omzetcijfers bedoeld in § 1 vast te stellen, doen de bijdragers in het compensatiefonds aan het Instituut op zijn verzoek en binnen de door hem voorgeschreven termijn alle documenten toekomen die het Instituut nodig acht. Indien deze gegevens niet worden meegedeeld zal het Instituut de omzet van de betreffende onderneming vaststellen enkel op grond van de elementen waarover het beschikt.
  § 3. Het Instituut publiceert jaarlijks vóór 30 juni de lijst van de ondernemingen die moeten bijdragen.
  § 4. De betrokken ondernemingen storten gedurende het lopende jaar voorschotten in het compensatiefonds, volgens het onderstaande tijdschema :
  - eerste voorschot vóór 31 maart;
  - tweede voorschot vóór 30 juni;
  - derde voorschot vóór 30 september;
  - vierde voorschot vóór 31 december.
  § 5. Om het bedrag van de in § 4 van dit artikel bedoelde voorschotten te bepalen, maken de betrokken ondernemingen een raming van hun omzet voor het lopende kwartaal. Het bedrag van de voorschotten stemt overeen met hetgeen had moeten worden betaald, rekening houdend met de geschatte omzet, op grond van het niveau van deelname van het laatste jaar waarover de kosten van de universele dienst zijn gepubliceerd.
  § 6. De ontvangen voorschotten, waarvan het bedrag is afgetrokken dat overeenstemt met de kosten voor het beheer van het compensatiefonds, worden in de maand die volgt op de in § 4 bedoelde data, door het fonds overgemaakt aan de leverancier van de universele dienst.
  Het deel van de voorschotten dat overeenstemt met de kosten voor het beheer van het compensatiefonds wordt door dat fonds aan het Instituut betaald in de maand die volgt op de in § 4 bedoelde data.
  § 7. Vóór 30 juni van het jaar dat volgt op het jaar dat het voorwerp uitgemaakt heeft van voorschotten, publiceert het Instituut het definitieve bedrag van de participatie van elk van de bijdragers in het compensatiefonds, alsmede de eventuele procedure voor aanzuivering van de rekeningen.
  § 8. In de maand van de in § 7 van dit artikel bedoelde publicatie worden de rekeningen betreffende de universele dienst aangezuiverd. Daartoe ontvangt en verdeelt het compensatiefonds de eventuele bedragen ter vereffening.
  § 9. Indien blijkt dat de voorschotten die een bijdrager heeft gestort 10 % lager liggen dan het definitieve bedrag van de bijdrage zoals het berekend is door het Instituut en dat dit verschil toe te schrijven is aan een onderschatting van de omzet, is op het verschil een intrest verschuldigd die op jaarbasis berekend wordt tegen een tarief dat gelijk is aan het percentage van de verhoging in geval van uitblijvende of onvolledige voorafbetalingen op de belasting voor natuurlijke personen.
  De bedragen die deze intresten vertegenwoordigen, alsook de eventuele intresten op de aan het compensatiefonds betaalde sommen, worden het volgende jaar in mindering gebracht van de kosten van de universele dienst.

Art. 144undecies. § 1. Het instituut berekent jaarlijks de kosten van de universele dienst.
  De Koning stelt, bij een in de Ministerraad overlegd besluit, op advies van het Instituut, de methode vast voor de berekening van die kosten, evenals de modaliteiten voor de publicatie ervan.
  Het Instituut mag zich voor die berekening laten bijstaan door onafhankelijke deskundigen.
  Het Instituut wordt voor de berekening terugbetaald door de leverancier van de universele dienst op grond van de kostprijs der prestaties bedoeld in voorgaand lid.
  De Koning stelt, bij een in de Ministerraad overlegd besluit, op advies van het Instituut, de regels vast voor die terugbetaling. De leverancier voert dat bedrag in bij zijn kosten.
  De leverancier van de universele dienst verstrekt aan het Instituut of aan de onafhankelijke deskundige alle gevraagde inlichtingen, om de berekening mogelijk te maken van de kosten van de resterende universele postdienst.
  Indien de leverancier van de universele dienst de gevraagde inlichtingen niet verstrekt binnen de door het Instituut gestelde termijn of ze onvolledig verstrekt, kan hij geen aanspraak maken op een tegemoetkoming vanwege het compensatiefonds.
  § 2. De Koning stelt, bij een in de Ministerraad overlegd besluit, op advies van het Instituut, de voorwaarden vast voor de tegemoetkoming van het compensatiefonds. ".

Art.23. In dezelfde wet wordt in titel IV een hoofdstuk Vquinquies ingevoegd, dat het artikel 144duodecies bevat, luidend als volgt :
  " Hoofdstuk Vquinquies. - Sancties

Art. 144duodecies. § 1. In geval van niet-nakoming van de krachtens deze titel opgelegde verplichtingen, richt het Instituut een omstandige ingebrekestelling aan de overtreders.
  De overtreder beschikt over een termijn van 14 kalenderdagen om zijn verdedigingsmiddelen te laten gelden.
  § 2. Indien het verzuim blijft bestaan kan het Instituut, na de betrokkene gehoord te hebben, een administratieve geldboete opleggen ten bedrage van minimaal 10 000 frank en maximaal 100 000 frank indien de betrokkene een natuurlijke persoon is of ten bedrage van minimaal 0,5 % en maximaal 5 % van het omzetcijfer behaald met de postdiensten, indien de betrokkene een rechtspersoon is.
  Bovendien kan de Minister, op advies van het instituut, naar gelang van het geval de individuele vergunning intrekken en of de betrokken postoperator van de lijst waarvan sprake in artikel 148ter schrappen.
  Zo het verzuim de reglementaire, wettelijke of conventionele bepalingen betreft inzake fiscale of sociale aangelegenheden, kan het Instituut de overtreders slechts in gebreke stellen op grond van de vaststellingen gedaan door de bevoegde diensten.
  Het instituut legt een administratieve boete van 10 000 BEF minimum en van 100 000 BEF maximum op aan eenieder die op herhaalde wijze, en na ingebrekestelling, een verbintenis aangaat met een postoperator die niet of niet meer op de lijst voorkomt die in het Belgisch Staatsblad bekend gemaakt wordt overeenkomstig artikel 148ter of artikel 148sexies.
  § 3. In afwijking van § 2, in geval van een gebrekkige uitvoering door de leverancier van de universele dienst van de in afdeling III van hoofdstuk V van titel IV van deze wet vastgelegde verplichtingen met betrekking tot de universele dienst, vastgesteld op grond van controles verricht door het Instituut, zal de Minister, op advies van het Instituut op het einde van elk kalenderjaar de leverancier van de universele dienst voor elke soort van tekortkoming de betaling kunnen opleggen van een schadevergoeding die niet meer mag bedragen dan in totaal 1 % van de omzet die inzake universele dienstverlening is behaald.
  De Minister kan, op advies van het Instituut, dezelfde maatregel opleggen indien de ingeroepen oorzaak bedoeld in art. 142, § 3, vierde streepje, van deze wet volgens het Instituut niet kan gekwalificeerd worden als overmacht.
  § 4 In de gevallen voorzien in § 3, is de procedure voorzien in § 1 van toepassing. ".

Art.24. In dezelfde wet wordt in titel IV een hoofdstuk VIIbis ingevoegd, dat de artikelen 148bis tot 148septies bevat, luidend als volgt :
  " Hoofdstuk Vllbis. - Algemene bepalingen met betrekking tot het verstrekken van postdiensten

Afdeling I. - Voorwaarden voor het verstrekken van postdiensten die geen deel uitmaken van de universele dienst.
Art. 148bis. § 1. Het verstrekken van een postdienst die geen deel uitmaakt van de universele dienst is aan de volgende voorwaarden onderworpen :
  1° elke persoon die een desbetreffende dienst wil verstrekken of reeds verstrekt, doet hiervan aangifte bij het Instituut bij een ter post aangetekende brief;
  2° de aangifte houdt de verbintenis vanwege de aangever in om hetgeen volgt na te leven en te doen naleven door de onderaannemers en door elke persoon die hem personeel levert :
  - de essentiële eisen;
  - de wettelijke, reglementaire of conventionele bepalingen inzake fiscale en sociale aangelegenheden;
  - het verbod om zendingen te vervoeren of te bestellen die aan de buitenkant vermeldingen dragen die duidelijk in strijd zijn met de goede zeden of de openbare orde;
  - het verbod om de postdienst te leveren die onder de voorbehouden diensten ressorteert.
  § 2. De Koning stelt de praktische regels van de aangifte vast op advies van het Instituut.
  Deze aangifte moet uiterlijk vier weken voor het begin van de verstrekking van de dienst gedaan worden voor elke onderneming die een dergelijke dienst wil verstrekken en uiterlijk drie maanden na de publicatie in het Belgisch Staatsblad van het koninklijk besluit voor elke onderneming die reeds een dergelijke dienst verstrekt.
  § 3. Binnen de drie weken volgend op de ontvangst door het Instituut van de in § 1 bedoelde aangifte, meldt het Instituut aan de betrokken onderneming bij een ter post aangetekende brief de goede ontvangst van de aangifte en de eventuele opmerkingen met betrekking tot de aangegeven diensten.

Art. 148ter. De aangifte bedoeld in art. 148bis van deze wet wordt opgenomen in een minstens één keer per jaar bijgewerkte lijst die in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 148quater. De overdracht van een dienst die onderworpen is aan een aangifte is vrij, voor zover die overdracht uiterlijk zeven vrije dagen na de overdracht met een ter post aangetekende brief bij het Instituut wordt aangegeven.

Art. 148quinquies. De Koning stelt, op advies van het Instituut, het bedrag vast van de vergoeding die van de ondernemingen wordt gevraagd om de administratiekosten te dekken die voortvloeien uit de aangifte en de actualisering van de aangifte.

Afdeling II. - Voorwaarden voor de levering van de niet-voorbehouden diensten die deel uitmaken van de universele dienst.
Art. 148sexies. § 1. De levering van een niet-voorbehouden dienst die deel uitmaakt van de universele dienst is aan de volgende voorwaarden onderworpen :
  1° de leverancier van de universele dienst uitgezonderd, moet elke postoperator die een dergelijke dienst wenst te verstrekken of die reeds verstrekt, bij het Instituut, met een ter post aangetekende brief, een aanvraag indienen voor een individuele vergunning, volgens de voorwaarden die de Koning, op voorstel van het Instituut, bepaalt;
  2° de toekenning van de individuele vergunning is afhankelijk van de verbintenis vanwege de aanvrager om hetgeen volgt na te leven en te doen naleven door de onderaannemers en, indien het geval zich voordoet, door elke persoon die hem personeel levert :
  - de kwaliteitsnormen bepaald bij in Ministerraad overlegd koninklijk besluit; deze normen hebben met name betrekking op de verzendingsduur, de regelmaat, de inachtneming van het te dekken geografische gebied en de betrouwbaarheid van de diensten;
  - de essentiële eisen;
  - de tarifaire principes bepaald in artikel 144ter;
  - de wettelijke, reglementaire of conventionele bepalingen inzake fiscale en sociale aangelegenheden;
  - het verbod om zendingen te vervoeren of te bestellen die aan de buitenkant vermeldingen dragen die duidelijk in strijd zijn met de goede zeden of de openbare orde;
  - onverminderd artikel 141, § 1, A, het verbod om de postdienst te leveren die onder de voorbehouden diensten ressorteert;
  - de verplichting om jaarlijks aan het Instituut de omzet mee te delen, en in het bijzonder de omzet met betrekking tot de postdiensten;
  - de verplichting een transparante, eenvoudige en goedkope procedure in te stellen voor de billijke en snelle behandeling van klachten van gebruikers.
  § 2. De Koning stelt op advies van het Instituut bij een in Ministerraad overlegd besluit, de procedure vast voor de toekenning, de weigering en intrekking van de individuele vergunning, alsmede de voorwaarden voor de overdracht ervan.
  Deze procedure moet transparant, niet-discriminerend en evenredig zijn, en gebaseerd op objectieve criteria. Zij moet bovendien voorzien in een mogelijkheid tot beroep bij gedeeltelijke of volledige weigering, alsook bij intrekking van de individuele vergunning.
  § 3. De naam van elke postoperator die houder is van een individuele vergunning wordt opgenomen in een minstens één keer per jaar bijgewerkte lijst die in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 148septies. De Koning stelt de bedragen van de rechten vast die de aanvragers van een individuele vergunning aan het Instituut moeten betalen.
  Die bedragen hangen af van de omvang van de diensten waarvoor een individuele vergunning is aangevraagd.

Art.25. Een artikel 154ter, luidend als volgt, wordt in dezelfde wet ingevoegd :
  " Art. 154ter. § 1. Worden opgeheven in de wet van 26 december 1956 op de postdienst :
  1° artikel 16, vervangen bij de wet van 21 maart 1991 en bij besluit nr. 437 van 5 augustus 1986;
  2° artikel 17, vervangen bij de wet van 21 maart 1991;
  3° artikel 18, gewijzigd bij de wet van 21 maart 1991;
  4° artikel 19, gewijzigd bij de wet van 9 juli 1976;
  5° artikel 21, gewijzigd bij de wet van 9 juli 1976 en vervangen bij de wet van 21 maart 1991;
  6° artikel 22, gewijzigd bij de wet van 9 juli 1976 en vervangen bij de wet van 21 maart 1991;
  7° artikel 23, vervangen bij de wet van 21 maart 1991.
  § 2. In artikel 26 van de wet van 26 december 1956 op de postdienst vervallen de woorden "en van artikel 134, § 2, en 141, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven".
  § 3. In artikel 28 van de wet van 26 december 1956 op de postdienst wordt het woord "Postbeambten" vervangen door de woorden "personeelsleden van een postoperator" en worden de woorden "De Post" vervangen door de woorden "een postoperator".
  § 4. In artikel 29 van de wet van 26 december 1956 op de postdienst worden de woorden "De Post" vervangen door de woorden "een postoperator". ".

Art.26. Het koninklijk besluit van 9 december 1997 tot vaststelling van de voorwaarden van de snelpost wordt opgeheven.

Art.27. In artikel 460 van het Strafwetboek worden de woorden "aan de post" vervangen door de woorden "aan een postoperator" en de woorden "van de posterijen" vervangen door de woorden "een personeelslid van een postoperator of een persoon die voor zijn rekening optreedt".

Art.28. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 29. Onze Minister van Telecommunicatie is belast met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Brussel, 9 juni 1999.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Telecommunicatie,
  E. DI RUPO