3 MEI 1999. - Koninklijk besluit tot vaststelling van het normaal loon voor de toepassing van artikel 51, § 7, derde en vierde lid van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.
Art. 1-4
Artikel 1. Voor de toepassing van artikel 51, § 7, derde en vierde lid van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, dient onder normaal loon te worden verstaan :
- tijdens een periode van zeven dagen vanaf de eerste dag van de werkelijke schorsing van de uitvoering van de overeenkomst krachtens artikel 51 van de wet van 3 juli 1978, het normaal loon in de zin van artikel 56 van dezelfde wet;
- in de daaropvolgende periode, voor de dagen tijdens welke de uitvoering van de overeenkomst krachtens artikel 51 van de wet van 3 juli 1978 werkelijk geschorst is, het normaal loon in de zin van artikel 56 van dezelfde wet, met een maximum gelijk aan de grens tot beloop waarvan het loon in aanmerking wordt genomen voor de berekening van de werkloosheidsuitkeringen.
Art.2. De werkgever die zich niet gedraagt naar de in artikel 51, § 7, eerste en derde lid van de wet van 3 juli 1978 bedoelde bepalingen, is gehouden aan de werkman :
- tijdens een periode van zeven dagen vanaf de eerste dag van de werkelijke schorsing van de uitvoering van de overeenkomst krachtens artikel 51 van de wet van 3 juli 1978, het normaal loon in de zin van artikel 56 van dezelfde wet te betalen;
- in de daaropvolgende periode van zeven dagen, voor de dagen tijdens welke de uitvoering van de overeenkomst krachtens artikel 51 van de wet van 3 juli 1978 werkelijk geschorst is, het normaal loon in de zin van artikel 56 van dezelfde wet te betalen;
- in de daaropvolgende periode, voor de dagen tijdens welke de uitvoering van de overeenkomst krachtens artikel 51 van de wet van 3 juli 1978 werkelijk geschorst is, zijn normaal loon in de zin van artikel 56 van dezelfde wet te betalen, met een maximum gelijk aan de grens tot beloop waarvan het loon in aanmerking wordt genomen voor de berekening van de werkloosheidsuitkeringen.
Art.3. Dit besluit treedt in werking op 1 oktober 1999.
Art. 4. Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 3 mei 1999.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid,
Mevr. M. SMET