Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

4 MEI 1999. - Koninklijk besluit houdende vaststelling van het regime en de werkingsmaatregelen, toepasbaar op de plaatsen gelegen op het Belgisch grondgebied, beheerd door de Dienst Vreemdelingenzaken, waar een vreemdeling wordt opgesloten, ter beschikking gesteld van de regering of vastgehouden, overeenkomstig de bepalingen vermeld in artikel 74/8, § 1, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. (vernietigd bij het arrest van de Raad van State nr. 96.807 van 21 juni 2001, afdeling administratie, XIde kamer ; zie B.S. 24.11.2001, p. 40408)



Inhoudstafel:

TITEL I. - Definities en algemene bepalingen.
Art. 1-4
TITEL II. - Reglementering inzake bewoners.
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 5-8
HOOFDSTUK II. - Regels bij aankomst in het centrum.
Art. 9-16
HOOFDSTUK III. - Regels tijdens het verblijf in het centrum.
Afdeling 1. - Briefwisseling en telefoongebruik.
1.1. Briefwisseling.
Art. 17-22
1.2. Telefoongebruik.
Art. 23-25
Afdeling 2. - Bezoek.
2.1. Algemene bepalingen.
Art. 26-28
2.2. Bezoek aan de bewoners.
2.2.1. Algemene modaliteiten.
Art. 29-31
2.2.2. Bezoek van de advocaten, de diplomatieke of consulaire vertegenwoordigers, en de leden van de uitvoerende en rechterlijke macht.
Art. 32-34
2.2.3. Bezoek van de familieleden.
Art. 35-37
2.2.4. Bezoek van andere personen.
Art. 38
2.3. Bezoek aan het centrum.
2.3.1. Algemene modaliteiten.
Art. 39-42
2.3.2. Door de parlementsleden.
Art. 43
2.3.3. Door bepaalde overheden en instellingen.
Art. 44-45
2.3.4. Door andere personen en organisaties.
Art. 46
Afdeling 3. - De morele en religieuze beleving in het centrum.
Art. 47-52
Afdeling 4. - De medische en sociale verzorging in het centrum, het materieel welzijn en de hygiëne.
4.1. De medische verzorging.
Art. 53-62
4.2. De sociale verzorging, de ontspanning en de algemene ontwikkeling.
Art. 63-68
4.3. De werking binnen de centra van niet-gouvernementele en andere organisaties.
Art. 69-70
4.4. Het materieel welzijn en hygiëne van de bewoners.
4.4.1. Verlichting, verwarming en verluchting.
Art. 71
4.4.2. Kledij en persoonlijke hygiëne.
Art. 72-74
4.4.3. Voeding.
Art. 75-76
TITEL III. - Leefregels en tuchtregime in het centrum.
HOOFDSTUK I. - De leefregels.
Art. 77-80
HOOFDSTUK II. - Het tuchtregime.
Afdeling 1. - Plichten van de bewoners van het centrum.
Art. 81-88
Afdeling 2. - Sancties.
Art. 89-95
Afdeling 3. - Dwangmaatregelen.
Art. 96
Afdeling 4. - Overbrenging naar een andere instelling.
Art. 97
TITEL IV. - Veiligheid en handhaving van de openbare orde.
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 98-103
HOOFDSTUK II. - Ontsnapping.
Art. 104-105
HOOFDSTUK III. - Risico op zelfmoord.
Art. 106-108
HOOFDSTUK IV. - Brand en bomalarm.
Art. 109-110
TITEL V. - Administratieve voorschriften.
HOOFDSTUK I. - Invrijheidstelling en verwijdering.
Art. 111-112
HOOFDSTUK II. - Geboorte.
Art. 113-114
HOOFDSTUK III. - Overlijden.
Art. 115-119
TITEL VI. - Individuele klachten van bewoners, toezicht op de centra en het jaarverslag.
Art. 120-122
TITEL VII. - Slotbepalingen.
Art. 123



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

TITEL I. - Definities en algemene bepalingen.
Artikel 1. <Zie nota onder opschrift> Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° de wet : de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;
  2° de Minister : de Minister die de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen onder zijn bevoegdheid heeft;
  3° centrum : plaats, beheerd door de Dienst Vreemdelingenzaken, gericht op de opvang van personen onderworpen aan een administratieve maatregel tot opsluiting, terbeschikkingstelling van de regering of vasthouding in toepassing van de bepalingen vermeld in artikel 74/8, § 1 van de wet;
  4° plaatsvervanger : de persoon die bij afwezigheid van de centrumdirecteur de verantwoordelijkheid draagt over het centrum;
  5° de Directeur-generaal : de Directeur-generaal van de Dienst Vreemdelingenzaken of zijn gemachtigde.

Art.2. <Zie nota onder opschrift> Dit besluit is van toepassing op alle plaatsen die ingericht zijn om op permanente wijze gebruikt te worden als één van de plaatsen bedoeld in artikel 74/8 van de wet, met uitzondering van de strafinstellingen.
  Elk centrum heeft een huishoudelijk reglement, opgesteld door de centrumdirecteur.
  Het huishoudelijk reglement regelt de uitvoeringsmodaliteiten van de bepalingen in dit besluit met betrekking tot de dagelijkse werking van het centrum.
  Dit huishoudelijk reglement moet worden goedgekeurd door de Directeur-generaal en bekrachtigd door de Minister.
  Het kan geen bepalingen bevatten die afwijken van dit besluit.

Art.3. <Zie nota onder opschrift> Het personeel van het centrum heeft als opdracht de vreemdelingen die in het centrum zijn ondergebracht :
  1° vast te houden in afwachting van, al naargelang het geval, een eventuele machtiging tot binnenkomst of verblijf in het Rijk of hun verwijdering;
  2° psychologisch en sociaal te begeleiden en voor te bereiden op hun verwijdering;
  3° aan te zetten tot naleving van de beslissing die aangaande hun verblijfssituatie is genomen.
  De organisatie en werking van het centrum dient hierop gericht te zijn.

Art.4. <Zie nota onder opschrift> De centra kunnen ingedeeld worden in :
  1° plaatsen van opvang gelegen in het grensgebied of daarmee gelijkgestelde plaatsen, voor vreemdelingen die ressorteren onder artikel 74/5, § 1, 2° van de wet;
  2° plaatsen van opvang voor vreemdelingen die ressorteren onder artikel 74/6 van de wet;
  3° plaatsen van opvang voor vreemdelingen, die ressorteren onder artikel 7, 25 en 27 van de wet.

TITEL II. - Reglementering inzake bewoners.
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art.5. <Zie nota onder opschrift> De bewoner heeft, onder de voorwaarden bepaald in dit besluit, recht op een individuele, medische, psychologische en sociale begeleiding. De bewoners van het centrum dienen elkaars mening en eigenheid op godsdienstig, filosofisch, cultureel en politiek vlak te respecteren.

Art.6. <Zie nota onder opschrift> Elke bewoner wordt door het personeel gelijkwaardig, correct en respectvol behandeld, met respect voor de persoonlijke levenssfeer, zonder onderscheid op basis van ras, geslacht, leeftijd, cultuur, nationaliteit of religie.

Art.7. <Zie nota onder opschrift> Het personeel van het centrum onderhoudt met de bewoners enkel het contact dat verantwoord is door de dienstopdracht. Een professionele houding is steeds vereist.

Art.8. <Zie nota onder opschrift> Indien de centrumdirecteur vaststelt dat er in hoofde van een bewoner ernstige elementen aanwezig zijn die de vrijlating van deze bewoner of het uitstel van diens vertrek kunnen verantwoorden, moet hij deze elementen ter beoordeling voorleggen aan de Directeur-generaal of de hiertoe door de Directeur-generaal aangeduide dienst of persoon.
  Personeelsleden die menen de aanwezigheid van dergelijke elementen te hebben vastgesteld, brengen hiervan onverwijld de centrumdirecteur op de hoogte.

HOOFDSTUK II. - Regels bij aankomst in het centrum.
Art.9. <Zie nota onder opschrift> De vreemdeling wordt onderworpen aan een grondige fouillering, uitgevoerd door het veiligheidspersoneel van het centrum. Deze fouillering gebeurt door het betasten van het lichaam en de kledij van de bewoner, alsook door de controle van zijn bagage.
  De fouillering wordt uitgevoerd door een lid van het veiligheidspersoneel van hetzelfde geslacht als de bewoner, of door een ander personeelslid van hetzelfde geslacht, in welk geval de fouillering gebeurt onder toezicht van de dienstverantwoordelijke.
  Metalen voorwerpen worden opgespoord met een metaaldetector.
  Deze fouillering heeft tot doel na te gaan of de bewoner in het bezit is van voorwerpen of stoffen die verboden zijn, of die gevaarlijk zijn voor hemzelf, voor de bewoners van het centrum, voor het personeel of voor de veiligheid van het centrum.
  De fouillering mag niet langer duren dan de daartoe noodzakelijke tijd en wordt uitgevoerd in opdracht van de centrumdirecteur of zijn plaatsvervanger.
  De bewoner is verplicht hieraan zijn volledige medewerking te verlenen.

Art.10. <Zie nota onder opschrift> De gevaarlijke en verboden voorwerpen worden in bewaring genomen. Voor verboden voorwerpen moeten de politiediensten gecontacteerd worden. Waardevolle voorwerpen kunnen in bewaring worden gegeven.
  Deze bewaargeving valt onder toezicht en verantwoordelijkheid van de centrumdirecteur.
  Er wordt een inventaris opgemaakt van de in bewaring gegeven goederen. De betrokken bewoner ontvangt een afschrift van de inventaris die hijzelf en twee daartoe bevoegde personeelsleden ondertekend hebben.

Art.11. <Zie nota onder opschrift> Na het veiligheidsonderzoek dient de bewoner gebruik te maken van de sanitaire inrichting, tenzij dit om medische of veiligheidsredenen niet aangewezen is.

Art.12. <Zie nota onder opschrift> De bewoner dient zijn medewerking te verlenen aan een medisch onderzoek. Dit onderzoek heeft plaats binnen de kortst mogelijke tijd.

Art.13. <Zie nota onder opschrift> De bewoner dient zijn medewerking te verlenen aan de op hem van toepassing zijnde administratieve procedures. Alle documenten die nuttig kunnen zijn voor de identificatie en de behandeling van het administratieve dossier van de bewoner, worden voor de duur van zijn verblijf in het centrum in bewaring genomen.
  De bewoner kan onderworpen worden aan het nemen van vingerafdrukken, overeenkomstig het artikel 51/3 van de wet.

Art.14. <Zie nota onder opschrift> Elke bewoner heeft recht op één gratis nationaal telefoongesprek van minimum tien minuten.

Art.15. <Zie nota onder opschrift> De bewoner kan te kennen geven welke godsdienstige of filosofische overtuiging hij belijdt, en of hij wil deelnemen aan de beoefening van een bepaalde eredienst in het centrum.

Art.16. <Zie nota onder opschrift> Dit besluit en het huishoudelijk reglement van het centrum moeten steeds ter beschikking gesteld worden van iedere persoon die deze wenst te consulteren gedurende zijn verblijf in het centrum.
  Elke bewoner wordt in het bezit gesteld van een brochure met de rechten en plichten betreffende zijn verblijf in het centrum. Hij wordt tevens op de hoogte gebracht van de wets- en verordeningsbepalingen waaraan hij onderworpen is.
  De centrumdirecteur, zijn plaatsvervanger of het personeelslid dat hij aanwijst, verduidelijkt aan de bewoner de reden van zijn opsluiting, zijn terbeschikkingstelling van de regering of zijn vasthouding, alsook de beroepsmogelijkheden die ertegen openstaan. Dit gebeurt in een taal die de bewoner begrijpt. Indien nodig wordt beroep gedaan op een tolk.
  De bewoner wordt er ook op gewezen dat hij recht heeft op de bijstand van een advocaat.

HOOFDSTUK III. - Regels tijdens het verblijf in het centrum.
Afdeling 1. - Briefwisseling en telefoongebruik.
1.1. Briefwisseling.
Art.17. <Zie nota onder opschrift> Onder briefwisseling wordt elke vorm van inkomende of uitgaande post verstaan.

Art.18. <Zie nota onder opschrift> Behoudens de bepalingen in artikel 20 hebben de bewoners het recht dagelijks onbeperkt briefwisseling te voeren.

Art.19. <Zie nota onder opschrift> Te allen tijde kan worden nagegaan of de inkomende briefwisseling andere voorwerpen dan brieven bevat. Dit gebeurt in aanwezigheid van de geadresseerde. Gevaarlijke of verboden voorwerpen worden in bewaring genomen.
  Behoudens de gevallen bepaald in artikel 20 mag het personeel van het centrum geen kennis nemen van de inhoud van de brieven.

Art.20. <Zie nota onder opschrift> Indien er ernstige aanwijzingen zijn dat de briefwisseling een gevaar vormt voor 's lands veiligheid, de openbare veiligheid of de openbare orde of indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van strafbare feiten, ter bescherming van de gezondheid, de goede zeden of de rechten en vrijheden van anderen of ter bescherming van de veiligheid van het centrum, kan de briefwisseling van of gericht aan een bewoner, voor de verzending of de overhandiging ervan, aan een inhoudelijke controle door de centrumdirecteur of diens plaatsvervanger worden onderworpen. Dit gebeurt in aanwezigheid van de betrokken bewoner.
  Indien blijkt dat de inhoud een ernstige bedreiging vormt voor 's lands veiligheid, de openbare veiligheid of de openbare orde of indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van strafbare feiten, ter bescherming van de gezondheid, de goede zeden of de rechten en vrijheden van anderen of ter bescherming van de veiligheid van het centrum, kan de centrumdirecteur of diens plaatsvervanger beslissen de briefwisseling niet te verzenden of te overhandigen. Hij dient de Minister hiervan onmiddellijk, via hiërarchische weg, op de hoogte te brengen.

Art.21. <Zie nota onder opschrift> Een door de centrumdirecteur of diens plaatsvervanger aangewezen personeelslid staat de bewoners, die de nodige kennis daartoe niet bezitten, bij met het opstellen of lezen van hun brieven, indien zij daarom zouden vragen.

Art.22. <Zie nota onder opschrift> Het centrum stelt kosteloos briefpapier ter beschikking van de bewoners. Indien de bewoners in de onmogelijkheid verkeren zelf de verzendingskosten te dragen, worden de brieven gefrankeerd op kosten van het centrum.

1.2. Telefoongebruik.
Art.23. <Zie nota onder opschrift> De bewoners hebben het recht dagelijks tussen acht uur 's morgens en tien uur 's avonds op eigen kosten te telefoneren. De centrumdirecteur ziet erop toe dat iedere bewoner dit recht in de praktijk op gelijke wijze kan genieten.
  Het telefonisch contact met hun advocaat is gratis.

Art.24. <Zie nota onder opschrift> De advocaten hebben het recht op ieder ogenblik met hun cliënt in contact te treden.

Art.25. <Zie nota onder opschrift> In het belang van 's lands veiligheid, de openbare veiligheid, de bescherming van de openbare orde, of ter voorkoming van strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden, de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen of ter bescherming van de veiligheid van het centrum, kan de centrumdirecteur of zijn plaatsvervanger het telefonisch contact verbieden. Hij dient de Minister hiervan onmiddellijk, via hiërarchische weg, op de hoogte te brengen.
  Het telefonisch contact tussen een bewoner en zijn advocaat kan niet verboden worden. Indien er ernstige aanwijzingen zijn dat oneigenlijk gebruik of misbruik wordt gemaakt van dit recht, wordt de Stafhouder van de balie van het rechtsgebied waar de advocaat is ingeschreven daarvan onmiddellijk op de hoogte gebracht.

Afdeling 2. - Bezoek.
2.1. Algemene bepalingen.
Art.26. <Zie nota onder opschrift> De bezoekers moeten in het bezit zijn van een geldig identiteitsbewijs of -document dat bij het begin van een bezoek dient voorgelegd te worden.
  De centrumdirecteur of zijn plaatsvervanger kan hierop evenwel een uitzondering toestaan.

Art.27. <Zie nota onder opschrift> De bezoekers kunnen onderworpen worden aan een grondige fouillering, uitgevoerd door het veiligheidspersoneel van het centrum. Deze fouillering gebeurt door het betasten van het lichaam en de kledij van de bezoeker, alsook door de controle van zijn bagage.
  De fouillering wordt uitgevoerd door een lid van het veiligheidspersoneel van hetzelfde geslacht als de bezoeker, of door een ander personeelslid van hetzelfde geslacht, in welk geval de fouillering gebeurt onder toezicht van de dienstverantwoordelijke.
  Metalen voorwerpen worden opgespoord met een metaaldetector.
  Deze fouillering heeft tot doel na te gaan of de bezoeker in het bezit is van voorwerpen of stoffen die verboden zijn, of die gevaarlijk zijn voor hemzelf, voor de bewoners, voor het personeel of voor de veiligheid van het centrum.
  De fouillering mag niet langer duren dan de daartoe noodzakelijke tijd en wordt uitgevoerd in opdracht van de centrumdirecteur of zijn plaatsvervanger.
  De bezoeker is verplicht hieraan zijn volledige medewerking te verlenen.

Art.28. <Zie nota onder opschrift> Bezoekers worden in het bezoekersregister ingeschreven.

2.2. Bezoek aan de bewoners.
2.2.1. Algemene modaliteiten.
Art.29. <Zie nota onder opschrift> De bewoner moet ongestoord met zijn bezoeker of bezoekers kunnen praten. Tijdens het bezoek leggen de toezichthoudende personeelsleden de grootst mogelijke discretie aan de dag.
  Een individueel bezoek van een advocaat, een diplomatieke of consulaire vertegenwoordiger, leden van een administratieve overheid of de gerechtelijke macht, gaat door in een afzonderlijke ruimte, zonder de aanwezigheid van personeelsleden van het centrum.

Art.30. <Zie nota onder opschrift> Wanneer een bewoner zodanig ziek is dat hij zich niet naar de bezoekruimte kan begeven, kan de centrumdirecteur of zijn plaatsvervanger hem toestaan om, onder de voorwaarden bepaald in artikel 29, zijn bezoekers in zijn kamer of de ziekenzaal te ontvangen.

Art.31. <Zie nota onder opschrift> Wanneer er ernstige aanwijzingen zijn dat het contact tussen een bewoner en een bezoeker een gevaar vormt voor 's lands veiligheid, de openbare veiligheid of de openbare orde of indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van strafbare feiten, ter bescherming van de gezondheid of de goede zeden, ter bescherming van de rechten en vrijheden van anderen of ter bescherming van de veiligheid van het centrum, kan de centrumdirecteur of zijn plaatsvervanger ten aanzien van de bezoeker één van de volgende maatregelen nemen :
  1° een mondelinge waarschuwing;
  2° het bezoek doen afbreken;
  3° de toegang tot het centrum weigeren.
  Indien de sancties bedoeld in 2° en 3° genomen worden ten aanzien van de personen bedoeld in de artikelen 33 en 34, dient de centrumdirecteur de Minister hiervan onmiddellijk, via hiërarchische weg, op de hoogte te brengen.
  Indien een bezoeker een ontvluchting tracht voor te bereiden of te vergemakkelijken, stelt de centrumdirecteur of zijn plaatsvervanger hem ter beschikking van de politiediensten.
  Het bezoek door de advocaat kan niet verboden worden. Indien er ernstige aanwijzingen zijn dat oneigenlijk gebruik of misbruik wordt gemaakt van dit recht, wordt de Stafhouder van het rechtsgebied waar de advocaat is ingeschreven daarvan onmiddellijk op de hoogte gebracht.

2.2.2. Bezoek van de advocaten, de diplomatieke of consulaire vertegenwoordigers, en de leden van de uitvoerende en rechterlijke macht.
Art.32. <Zie nota onder opschrift> De advocaten en de beëdigde tolken die de advocaat bijstaan, hebben dagelijks en minstens tussen acht uur 's morgens en tien uur 's avonds toegang tot het centrum indien zij er een cliënt hebben en voor zover zij hun hoedanigheid door middel van een geldige beroepskaart kunnen aantonen.
  Aan de advocaten die niet in een van de lidstaten van de Europese Unie gevestigd zijn, wordt toegang verleend mits de Minister, op advies van de Procureur des Konings en van de Stafhouder van de orde der advocaten van het arrondissement waar het centrum gelegen is, een bijzondere machtiging heeft gegeven.
  Indien er misbruiken worden vastgesteld, wordt deze Stafhouder op de hoogte gebracht.

Art.33. <Zie nota onder opschrift> De bewoners hebben het recht bezoek te ontvangen van de diplomatieke of consulaire vertegenwoordigers van de staat waarvan zij onderdaan zijn, en dit dagelijks minstens tussen acht uur 's morgens en tien uur 's avonds.

Art.34. <Zie nota onder opschrift> De leden van de uitvoerende en rechterlijke macht die zich in het centrum aanmelden, mogen met één of meerdere op voorhand te identificeren bewoners in verbinding komen na bij de centrumdirecteur of zijn plaatsvervanger van hun hoedanigheid te hebben doen blijken, en indien zij aantonen dat het een handeling van hun ambt of hun functie betreft waarvoor een bezoek aan die bewoner of die bewoners nodig is.

2.2.3. Bezoek van de familieleden.
Art.35. <Zie nota onder opschrift> De bewoner mag volgens de regels bepaald in artikel 36 elke dag en op de uren bepaald in het huishoudelijk reglement, gedurende een half uur het bezoek ontvangen van zijn bloed- en aanverwanten in de rechte lijn, van zijn voogd, van zijn echtgenoot of levenspartner, van zijn broers en zussen, ooms en tantes.
  Deze personen moeten hun verwantschap, of samenwoonst voor wat de levenspartner betreft, met de bewoner kunnen bewijzen, doch de centrumdirecteur zijn plaatsvervanger of het personeelslid dat hij hiertoe aanwijst, kan hierop een uitzondering toestaan.

Art.36. <Zie nota onder opschrift> De centrumdirecteur ziet erop toe dat iedere bewoner dit recht in de praktijk op gelijke wijze kan genieten. Met het oog op de organisatie van het bezoek dient een afspraak gemaakt te worden bij de centrumdirecteur, zijn plaatsvervanger of het personeelslid dat hij hiertoe aanwijst.
  Maximum twee bezoekers zijn per bewoner en per bezoekbeurt toegelaten.
  De centrumdirecteur of zijn plaatsvervanger kan hierop evenwel een uitzondering toestaan.

Art.37. <Zie nota onder opschrift> Gezien de specifieke reglementering die geldt op het grondgebied van de Nationale Luchthaven, kunnen de artikels 35 en 36 van dit besluit niet toegepast worden voor het Transitcentrum 127, gelegen aan de Haachtsesteenweg 127, te 1820 Melsbroek.

2.2.4. Bezoek van andere personen.
Art.38. <Zie nota onder opschrift> Alle andere personen hebben niet het recht een bewoner te bezoeken, tenzij de centrumdirecteur of zijn plaatsvervanger hiervoor vooraf de machtiging verleent.

2.3. Bezoek aan het centrum.
2.3.1. Algemene modaliteiten.
Art.39. <Zie nota onder opschrift> Bezoek aan het centrum is, behoudens de bepalingen in artikelen 43 tot en met 46, onderworpen aan de toelating van de Directeur-generaal.

Art.40. <Zie nota onder opschrift> De bezoekers aan het centrum worden steeds vergezeld door de centrumdirecteur, zijn plaatsvervanger of het personeelslid dat hij hiertoe aanwijst.

Art.41. <Zie nota onder opschrift> De bewoners mogen niet aan publieke belangstelling onderworpen worden.
  Zij mogen zonder hun instemming niet onderworpen worden aan vragen van journalisten of derden, noch mogen er van hen beeldopnamen gemaakt worden.

Art.42. <Zie nota onder opschrift> Indien er ernstige aanwijzingen zijn dat het bezoek aan het centrum door een concrete bezoeker een gevaar vormt voor 's lands veiligheid, de openbare veiligheid of de openbare orde of indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van strafbare feiten, ter bescherming van de gezondheid of de goede zeden, ter bescherming van de rechten en vrijheden van anderen of ter bescherming van de veiligheid van het centrum, kan de centrumdirecteur of zijn plaatsvervanger ten aanzien van de bezoeker één van de volgende maatregelen nemen :
  1° een mondelinge waarschuwing;
  2° het bezoek doen afbreken;
  3° de toegang tot het centrum weigeren.
  Indien de directeur of zijn plaatsvervanger de sancties bedoeld in 2° en 3° oplegt, dient hij de Minister hiervan onmiddellijk via hiërarchische weg op de hoogte te brengen.
  Indien een bezoeker een ontvluchting tracht voor te bereiden of te vergemakkelijken, stelt de centrumdirecteur of zijn plaatsvervanger hem ter beschikking van de politiediensten.

2.3.2. Door de parlementsleden.
Art.43. <Zie nota onder opschrift> De leden van de Kamer van Volksvertegenwoordigers, van de Senaat en van de Gemeenschaps- en Gewestraden hebben tussen acht uur 's morgens en zeven uur 's avonds steeds toegang tot het centrum door van hun hoedanigheid te doen blijken.

2.3.3. Door bepaalde overheden en instellingen.
Art.44. <Zie nota onder opschrift> De volgende overheden hebben in het kader van de uitoefening van hun ambt tussen acht uur 's morgens en zeven uur 's avonds steeds toegang tot het centrum :
  - de provinciegouverneur bevoegd voor het grondgebied waar het centrum gelegen is;
  - de burgemeester bevoegd voor het grondgebied waar het centrum gelegen is.

Art.45. <Zie nota onder opschrift> De volgende personen of instellingen en hun leden, hebben in het kader van het volbrengen van hun opdracht toegang tot het centrum :
  - het Hoog Commissariaat voor de Vluchtelingen van de Verenigde Naties;
  - de Europese Commissie voor de Rechten van de Mens;
  - het Europees Comité ter voorkoming van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing;
  - het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding;
  - de Vaste Beroepscommissie voor Vluchtelingen;
  - het Commissariaat-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen.

2.3.4. Door andere personen en organisaties.
Art.46. <Zie nota onder opschrift> De Minister of de Directeur-generaal kan aan andere instellingen, organisaties of personen dan die bedoeld in de artikelen 44 en 45, het recht geven één of meerdere centra te bezoeken voor de duur en onder de voorwaarden die hij bepaalt.

Afdeling 3. - De morele en religieuze beleving in het centrum.
Art.47. <Zie nota onder opschrift> De bewoners die verklaard hebben te willen deelnemen aan een erkende eredienst ontvangen op hun verzoek morele en religieuze bijstand van de bedienaars van deze eredienst.
  De bewoners die morele bijstand wensen, kunnen een beroep doen op een moreel consulent die een niet-confessionele overtuiging vertegenwoordigt.
  Deze bedienaars en consulenten worden door hun meerderen voorgedragen aan de Minister of zijn gemachtigde.
  Zij worden in het bezit gesteld van een identificatiekaart die door de Minister of zijn gemachtigde wordt afgeleverd.

Art.48. <Zie nota onder opschrift> Op vraag van een bewoner kan de Minister of zijn gemachtigde toegang tot het centrum verlenen aan de bijstandsverleners van een niet door de Staat erkende eredienst.

Art.49. <Zie nota onder opschrift> De bewoner dient de centrumdirecteur in kennis te stellen indien hij een andere eredienst beoefent dan initieel aangegeven.

Art.50. <Zie nota onder opschrift> De bedienaars van de erkende erediensten en de morele consulenten bezoeken slechts die bewoners die het wensen.

Art.51. <Zie nota onder opschrift> Voor de morele en religieuze beleving wordt een aangepast lokaal ter beschikking gesteld.
  Indien de gekozen religie van de bewoner bepaalde eetvoorschriften bepaalt, dient de centrumdirecteur te garanderen dat de betrokken bewoner deze kan respecteren.

Art.52. <Zie nota onder opschrift> Het is de personen belast met de morele en religieuze bijstand aan de bewoners verboden feiten bekend te maken die zij bij de uitoefening van hun ambt mochten hebben vernomen; dit verbod blijft na hun ontheffing uit het ambt of ontslag gelden.
  Bij de bijstand die zij geven dienen zij een neutrale houding aan te nemen ten aanzien van het vreemdelingenbeleid van de Regering en de werking van de centra.

Afdeling 4. - De medische en sociale verzorging in het centrum, het materieel welzijn en de hygiëne.
4.1. De medische verzorging.
Art.53. <Zie nota onder opschrift> Elk centrum beschikt over een medische dienst, die toegankelijk is op de tijdstippen bepaald in het huishoudelijk reglement en steeds in dringende gevallen.

Art.54. <Zie nota onder opschrift> De zieke bewoner ontvangt van de medische dienst en onder de bevoegdheid van de geneesheer van het centrum, de verzorging die zijn toestand vereist.
  De bewoner mag, op eigen kosten, een beroep doen op door hem gekozen geneesheer. Hij dient de geneesheer verbonden aan het centrum daarvan op de hoogte te stellen.
  De medicatie en de behandeling zijn in dat geval te zijnen laste.
  De aard van de voorgeschreven medicatie en behandeling die voorgeschreven worden door de niet tot het centrum behorende geneesheer, worden meegedeeld aan de geneesheer die aan het centrum verbonden is voor de opvolging van de behandeling.
  Indien de niet tot het centrum behorende geneesheer en de geneesheer aan het centrum verbonden het niet eens zijn over de behandeling, wordt de betwisting voor beslissing voorgelegd aan een derde geneesheer, aangeduid door de Directeur-generaal.

Art.55. <Zie nota onder opschrift> Enkel de geneesheer verbonden aan het centrum beslist of de zieke bewoner in de leefgroep kan worden verzorgd of naar de ziekenzaal moet worden overgebracht.
  Deze geneesheer en/of zijn medewerkers tekenen op de medische steekkaart van de bewoner de onderzoeken en de voorschriften aan, die op deze laatste betrekking hebben.

Art.56. <Zie nota onder opschrift> Indien de geneesheer verbonden aan het centrum vaststelt dat de bewoner aangetast is door een aandoening die niet behoorlijk in het centrum kan behandeld worden, of ingeval van bevalling of stervensgevaar wordt de bewoner naar een gespecialiseerd medisch centrum overgebracht. De centrumdirecteur of zijn plaatsvervanger dient de Directeur-generaal hiervan op de hoogte te brengen.

Art.57. <Zie nota onder opschrift> Indien een bewoner naar een gespecialiseerd medisch centrum wordt overgebracht, zorgt de centrumdirecteur in samenspraak met de directie van het ziekenhuis voor de eventuele bewaking van de overgebrachte bewoner.

Art.58. <Zie nota onder opschrift> Indien nodig voor het geneeskundig onderzoek van de toestand van een bewoner kan de geneesheer verbonden aan het centrum zich laten bijstaan door een geneesheer-specialist.

Art.59. <Zie nota onder opschrift> Bij vaststelling van ernstige aandoeningen, een besmettelijke ziekte of epidemie, dient de geneesheer verbonden aan het centrum zo spoedig mogelijk de centrumdirecteur of diens plaatsvervanger te informeren over de te nemen maatregelen.
  In de gevallen door het departement van Volksgezondheid bepaald, brengt de geneesheer verbonden aan het centrum onmiddellijk de gezondheidsinspecteur van de provincie op de hoogte.
  De centrumdirecteur dient hiervan verslag uit te brengen aan de Directeur-generaal.

Art.60. <Zie nota onder opschrift> Indien een bewoner in een afzonderingsruimte wordt geplaatst, dient onmiddellijk een lid van de medische dienst op de hoogte gebracht te worden. Hij bezoekt de betrokkene zo snel mogelijk en volgt hem daarna dagelijks op.

Art.61. <Zie nota onder opschrift> De medische dienst houdt de verschillende registers, staten en documenten bij, die betrekking hebben op de geneeskundige dienst. De geneesheer verbonden aan het centrum beslist over de inzage van deze documenten.

Art.62. <Zie nota onder opschrift> Indien de geneesheer verbonden aan het centrum medische bezwaren formuleert bij de verwijdering van een bewoner, legt de centrumdirecteur deze, via hiërarchische weg, ter beslissing voor aan de Directeur-generaal. Deze beslist na eventueel het advies te hebben ingewonnen van een door hem aangeduide geneesheer.
  De centrumdirecteur of diens plaatsvervanger dient de dienst die de verwijderingen organiseert hiervan onmiddellijk op de hoogte te brengen.

4.2. De sociale verzorging, de ontspanning en de algemene ontwikkeling.
Art.63. <Zie nota onder opschrift> Elk centrum beschikt over een sociale dienst, die toegankelijk is op de tijdstippen bepaald in het huishoudelijk reglement.

Art.64. <Zie nota onder opschrift> De sociale dienst begeleidt de bewoner gedurende zijn verblijf, bekommert zich in samenwerking met de medische dienst om zijn geestelijke gezondheid en bereidt hem voor op zijn eventuele verwijdering. De sociale dienst zet de bewoner aan tot naleving van de beslissing die aangaande zijn verblijfssituatie is genomen.

Art.65. <Zie nota onder opschrift> De centrumdirecteur dient de algemene ontwikkeling van de bewoners te bevorderen. Te dien einde mag hij leden van het personeel ermee belasten verschillende activiteiten te organiseren waardoor dit doel kan worden bereikt.

Art.66. <Zie nota onder opschrift> In functie van de infrastructuur en de mogelijkheden van elk centrum organiseert de sociale dienst of de leden van het personeel die de centrumdirecteur hiermee belast, recreatieve, culturele en sportieve activiteiten voor de bewoners.

Art.67. <Zie nota onder opschrift> Er bestaat in elk centrum een bibliotheek, waarvan de werken ter beschikking gesteld worden van de bewoners.

Art.68. <Zie nota onder opschrift> De bewoners hebben dagelijks toegang tot de informatie van de verschillende media, onder de voorwaarden bepaald in het huishoudelijk reglement. In geval van misbruik, of in het belang van 's lands veiligheid, de openbare veiligheid, of ter bescherming van de openbare orde, of indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van strafbare feiten, of ter bescherming van de gezondheid, de goede zeden, de rechten en vrijheden van anderen of de veiligheid van het centrum, kan de centrumdirecteur of zijn plaatsvervanger deze toegang beperken. Hij dient de Minister hiervan onmiddellijk, via hiërarchische weg, op de hoogte te brengen.

4.3. De werking binnen de centra van niet-gouvernementele en andere organisaties.
Art.69. <Zie nota onder opschrift> De Minister kan aan organisaties en individuen de toelating verlenen een werking op te starten binnen het centrum onder de volgende voorwaarden :
  1° de doelstelling van de organisatie mag niet in tegenspraak zijn met het regeringsbeleid inzake de centra of inzake verwijdering van vreemdelingen;
  2° onder werking wordt verstaan : het op regelmatige basis en op professionele wijze ontplooien van activiteiten ten behoeve van bewoners;
  3° een jaarlijks werkingsplan dient aan de Minister voorgelegd te worden;
  4° de organisatie dient garanties te bieden inzake continuïteit van de werking;
  5° er dient in samenspraak met de centrumdirecteur gewerkt te worden;
  6° de werking van de betrokken organisatie zal onderworpen worden aan een jaarlijkse evaluatie.

Art.70. <Zie nota onder opschrift> De centrumdirecteur kan beroep doen op gespecialiseerd personeel dat niet tot de Dienst Vreemdelingenzaken behoort voor het organiseren van activiteiten vernoemd in artikel 65 en 66.

4.4. Het materieel welzijn en hygiëne van de bewoners.
4.4.1. Verlichting, verwarming en verluchting.
Art.71. <Zie nota onder opschrift> De plaatsen waar de veiligheid en het comfort het vereisen, worden van valavond tot 's morgens verlicht.
  In alle lokalen dient er een gepaste temperatuur te zijn.
  Alle schikkingen dienen genomen te worden om een goede verluchting en hygiëne van het centrum te verzekeren.

4.4.2. Kledij en persoonlijke hygiëne.
Art.72. <Zie nota onder opschrift> De bewoners behouden hun eigen kledij, tenzij de centrumdirecteur, in het belang van de veiligheid, de zedelijkheid of de hygiëne er anders over beslist.
  De bewoners mogen, op eigen kosten, de kledij laten brengen die zij nodig hebben.
  Indien de kledij niet aangepast is, stelt het centrum kosteloos kleding ter beschikking.

Art.73. <Zie nota onder opschrift> De kleding en het beddegoed van de bewoners moeten in overeenstemming zijn met de seizoentemperatuur. Deze worden net en in goede staat gehouden. Te dien einde worden deze regelmatig gewassen.
  Het linnengoed van de ziekenboeg wordt afzonderlijk gereinigd.

Art.74. <Zie nota onder opschrift> De bewoners krijgen dagelijks de gelegenheid zich te wassen. Tevens worden kosteloos de noodzakelijke toiletartikelen ter beschikking gesteld.

4.4.3. Voeding.
Art.75. <Zie nota onder opschrift> Elke bewoner krijgt driemaal per dag een maaltijd. Op geneeskundig advies kan een voedselsupplement of een dieetmaaltijd worden aangeboden. Varkensvlees wordt nooit geserveerd.

Art.76. <Zie nota onder opschrift> Het gebruik en verbruik van alcoholische, verboden of gevaarlijke produkten is verboden.

TITEL III. - Leefregels en tuchtregime in het centrum.
HOOFDSTUK I. - De leefregels.
Art.77. <Zie nota onder opschrift> De dagindeling van de bewoners, de regeling en de opeenvolging van de activiteiten worden bepaald in het huishoudelijk reglement.

Art.78. <Zie nota onder opschrift> Elke bewoner heeft recht op ten minste twee uur wandeling per dag.
  Om medische redenen of in het belang van de bewoner kan de centrumdirecteur of diens plaatsvervanger beslissen dat hiervan wordt afgeweken.
  Omwille van tuchtmaatregelen kan de duur beperkt worden. In ieder geval heeft de bewoner steeds de mogelijkheid tot één uur wandeling.

Art.79. <Zie nota onder opschrift> Het regime in het centrum wordt tijdens de dag gekenmerkt door het leven in groepsverband.
  Alleenstaande mannen en vrouwen worden in ieder geval gescheiden bij sanitaire- en slaapaangelegenheden.
  Minderjarigen in de zin van het Verdrag inzake de Rechten van het Kind van 20 november 1989 mogen niet worden ondergebracht in een gesloten centrum, behalve indien zij behoren tot een van de volgende categorieën :
  1° de minderjarige die werd tegengehouden aan de grens en wordt vastgehouden in afwachting van een beslissing over zijn asielaanvraag;
  2° de minderjarige die begeleid wordt door één of beide ouders of door zijn wettelijke vertegenwoordiger, indien deze zich ook in het centrum bevinden. In dit geval verblijft de minderjarige in het centrum in hetzelfde vertrek als een van deze personen.
  De centrumdirecteur stelt de nodige infrastructuur ter beschikking om aan de privacy-noden van de bewoners tegemoet te komen.
  Indien er zich minderjarigen bevinden in het centrum, dient de nodige aangepaste infrastructuur ter beschikking gesteld te worden, opdat deze zich kunnen ontspannen.

Art.80. <Zie nota onder opschrift> In de volgende gevallen kan er op het groepsregime een uitzondering gemaakt worden :
  - omwille van de speciale categorie van bewoners :
  . de afzondering om medische redenen, zoals bepaald in artikel 55 van dit besluit;
  . de opvang van families;
  - omwille van sanctie- of veiligheidsmaatregelen :
  . de afzondering op beslissing van de centrumdirecteur van de bewoner die door zijn gedrag de veiligheid of de rust van de groep in gevaar brengt;
  . de afzondering als sanctie, overeenkomstig artikel 90;
  - in het kader van de verwijdering van een bewoner :
  . de afzondering onmiddellijk voorafgaand aan de effectieve verwijdering van de bewoner.

HOOFDSTUK II. - Het tuchtregime.
Afdeling 1. - Plichten van de bewoners van het centrum.
Art.81. <Zie nota onder opschrift> De bewoner moet zich houden aan de leefregels beschreven in dit besluit en het huishoudelijk reglement van het centrum waarin zij verblijven. Hij dient de richtlijnen van het personeel op te volgen, teneinde de goede orde binnen het centrum te bewaren en de reglementen uit te voeren.

Art.82. <Zie nota onder opschrift> De bewoner moet steeds in het bezit zijn van het identificatiebewijs, dat hij overeenkomstig het huishoudelijk reglement verkregen heeft.

Art.83. <Zie nota onder opschrift> De bewoner verzorgt zijn kleding en zijn persoonlijke hygiëne.

Art.84. <Zie nota onder opschrift> Het is de bewoner verboden de goede staat en de netheid van de roerende en onroerende goederen van het centrum aan te tasten.
  De bewoners zorgen er steeds voor dat de vertrekken waarin zij verblijven te allen tijde in orde zijn en voldoen aan de voorschriften zoals bepaald in het huishoudelijk reglement.
  De schade die bewoners opzettelijk aanrichten, kan op hen verhaald worden.

Art.85. <Zie nota onder opschrift> Alle handelingen die de veiligheid, orde en de goede werking van het centrum verstoren, zijn verboden.

Art.86. <Zie nota onder opschrift> De bewoner volgt de voorgeschreven procedures met betrekking tot het gebruik van scheermateriaal en andere gevaarlijke voorwerpen, waarvan misbruik zou kunnen gemaakt worden. Deze procedures worden beschreven in het huishoudelijk reglement.

Art.87. <Zie nota onder opschrift> De bewoners volgen de dagindeling en de groepsbewegingen zoals beschreven in het huishoudelijk reglement.

Art.88. <Zie nota onder opschrift> Het is de bewoners verboden goederen onder elkaar te kopen of te verkopen.

Afdeling 2. - Sancties.
Art.89. <Zie nota onder opschrift> Een overtreding is elke daad van ongehoorzaamheid, van tuchteloosheid of van weerspannigheid, elke inbreuk op de reglementen of elk misbruik van hetgeen daarin wordt toegestaan. Overtredingen worden naargelang de omstandigheden en volgens de ernst van het geval gesanctioneerd volgens de regels vermeld in artikel 90.

Art.90. <Zie nota onder opschrift> De sancties zijn :
  1° mondelinge waarschuwing;
  2° opgelegde taken in functie van orde en netheid van het centrum;
  3° intrekking van gunsten zoals de toegang tot de bibliotheek en recreatieve ruimte, kantine, rookmogelijkheid, culturele of sport- of ontspanningsactiviteiten, en van andere, krachtens dit besluit of het huishoudelijk reglement verleende gunsten;
  4° plaatsing in een afzonderingsruimte.
  De sancties bedoeld in 1° en 2° kunnen opgelegd worden door de centrumdirecteur, zijn plaatsvervanger of de personeelsleden die daartoe in het huishoudelijk reglement werden aangewezen.
  De sancties bedoeld in 3° en 4° kunnen enkel door de centrumdirecteur zelf of door zijn plaatsvervanger opgelegd worden.
  De mondelinge waarschuwing wordt gegeven wanneer de bewoner een overtreding begaat, maar men twijfelt aan de opzettelijkheid daarvan.
  De taken in functie van orde en netheid worden opgelegd wanneer de bewoner een overtreding begaat, maar hierbij geen agressie gebruikt.
  De verschillende gunsten kunnen worden ingetrokken wanneer de bewoner de ingevolge een vorige overtreding opgelegde taken in functie van de orde en netheid van het centrum weigert uit te voeren of een tweede maal een zelfde overtreding begaat.
  De plaatsing in een afzonderingsruimte kan worden opgelegd bij fysieke agressie of vandalisme of wanneer een bewoner een derde maal dezelfde overtreding begaat.

Art.91. <Zie nota onder opschrift> De in artikel 90, eerste alinea, 3° vermelde sancties kunnen hetzij afzonderlijk, hetzij samen worden opgelegd. Zij kunnen voorwaardelijk worden opgelegd. Zij kunnen tijdens de uitvoering door de centrumdirecteur of diens plaatsvervanger worden opgeheven.

Art.92. <Zie nota onder opschrift> De duur van de onder artikel 90, eerste alinea, 2° en 3° vermelde sancties mag niet meer bedragen dan vijf dagen. In geval van herhaling is de maximumduur tien dagen.

Art.93. <Zie nota onder opschrift> De maximumduur van de plaatsing in een afzonderingsruimte is vierentwintig uur. Indien het gedrag van de bewoner de integratie in de leefgroep onmogelijk maakt, kan de Directeur-generaal tweemaal beslissen deze termijn met vierentwintig uur te verlengen.
  Zodra die termijn verstreken is, kan alleen de Minister beslissen de afzondering te verlengen.

Art.94. <Zie nota onder opschrift> De afzonderingsruimte moet minimaal een matras en toiletgelegenheid bevatten alsook een oproepsysteem waarmee de bewoner een personeelslid kan oproepen.

Art.95. <Zie nota onder opschrift> De bewoner behoort vooraf in kennis te worden gesteld van de feiten die hem ten laste worden gelegd en er wordt geen enkele sanctie getroffen alvorens hij gehoord is.

Afdeling 3. - Dwangmaatregelen.
Art.96. <Zie nota onder opschrift> Dwang kan enkel gebruikt worden indien het gedrag van de bewoner een risico vormt voor hemzelf, voor de andere bewoners, voor de personeelsleden, voor de veiligheid, de orde of de goederen van het centrum of van derden. Het gebruik van dwang moet redelijk zijn en in verhouding tot het nagestreefde doel.
  Dwangmiddelen zijn geen sancties, maar middelen om de bewoner onder controle te krijgen.
  De toegelaten dwangmiddelen zijn :
  - de fysieke aansporing;
  - de houdgreep;
  - de hand- en/of voetboeien.
  Elk dwangmiddel mag slechts worden gebruikt als het vorige dwangmiddel heeft gefaald.
  Er kan van hand- en/of voetboeien slechts gebruik gemaakt worden in opdracht van de centrumdirecteur of diens plaatsvervanger.
  Elk geval waarin dwang wordt gebruikt, moet aan de centrumdirecteur worden gemeld.

Afdeling 4. - Overbrenging naar een andere instelling.
Art.97. <Zie nota onder opschrift> Indien een bewoner door zijn gedrag zijn veiligheid, de veiligheid van andere bewoners, van de personeelsleden of van het centrum in het gedrang brengt of wanneer hij de goede werking van het centrum in gevaar brengt, of na een verwijderingspoging, kan de centrumdirecteur of diens plaatsvervanger beslissen dat de bewoner naar een ander centrum of instelling moet worden overgebracht.
  De overbrenging van een bewoner naar een ander centrum of een andere instelling moet steeds in overleg met de directeur van dit centrum of die instelling of zijn plaatsvervanger gebeuren.

TITEL IV. - Veiligheid en handhaving van de openbare orde.
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art.98. <Zie nota onder opschrift> De centrumdirecteur zorgt ervoor dat het minimum aantal personeelsleden steeds aanwezig is, zodat de veiligheid van het centrum niet in het gedrang komt.

Art.99. <Zie nota onder opschrift> De centrumdirecteur inspecteert regelmatig het centrum om er op toe te zien dat de reglementering door bewoners, personeelsleden en derden stipt nageleefd wordt.

Art.100. <Zie nota onder opschrift> Op onregelmatige tijdstippen of op vraag van de centrumdirecteur worden de woonvertrekken geïnspecteerd door het veiligheidspersoneel van het centrum op gevaarlijke of verboden voorwerpen. Deze inspectie wordt steeds door minstens twee leden van het veiligheidspersoneel uitgevoerd. Indien nodig worden ook de bewoners gecontroleerd, conform de bepalingen in artikel 9.

Art.101. <Zie nota onder opschrift> Bij ernstige veiligheidsincidenten kan de centrumdirecteur of zijn plaatsvervanger autonoom en onmiddellijk maatregelen treffen om het hoofd te bieden aan de problemen. Hij dient de Directeur-generaal hiervan zo snel mogelijk op de hoogte te brengen.
  Het personeel volgt hierbij de specifieke bepalingen vastgesteld in het huishoudelijk reglement.

Art.102. <Zie nota onder opschrift> Wanneer hij het voor de veiligheid van het centrum nodig acht, vordert de centrumdirecteur of zijn plaatsvervanger de bijstand van de politiediensten.

Art.103. <Zie nota onder opschrift> De infrastructuur van het centrum wordt jaarlijks door een lid van de Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het werk geïnspecteerd.

HOOFDSTUK II. - Ontsnapping.
Art.104. <Zie nota onder opschrift> Bij vaststelling van een ontsnapping of een ontsnappingspoging dient de centrumdirecteur of zijn plaatsvervanger hiervan onmiddellijk op de hoogte gebracht te worden. Hij dient de Directeur-generaal daarvan onmiddellijk in kennis te stellen.

Art.105. <Zie nota onder opschrift> Bij een ontsnapping worden onmiddellijk de politiediensten ingelicht en worden volgende gegevens doorgegeven : het aantal ontsnapten, hun naam, voornaam, geboortedatum, dossiernummer, nationaliteit en foto.

HOOFDSTUK III. - Risico op zelfmoord.
Art.106. <Zie nota onder opschrift> De bewoners waarbij er een ernstig risico bestaat op zelfmoord kunnen worden gescheiden van hun leefgroep. Zij worden regelmatig gecontroleerd door het personeel van het centrum en nauwlettend opgevolgd door de medische en sociale dienst.

Art.107. <Zie nota onder opschrift> De centrumdirecteur mag betrouwbare medebewoners plaatsen bij de bewoner die zijns inziens een bijzondere neiging tot zelfmoord vertoont.

Art.108. <Zie nota onder opschrift> In geval van een zelfmoordpoging wordt onmiddellijk de medische dienst en, indien nodig, de hulpdiensten opgeroepen. De centrumdirecteur dient hiervan onmiddellijk op de hoogte gebracht te worden. Hij stelt een verslag op en brengt de Directeur-generaal zo snel mogelijk op de hoogte.

HOOFDSTUK IV. - Brand en bomalarm.
Art.109. <Zie nota onder opschrift> Het personeelslid dat de brand opmerkt, een bommelding ontvangt of een verdacht pakket opmerkt, dient zo snel mogelijk de brandweer te verwittigen. Vervolgens start men de brandbestrijdings- en evacuatieprocedure zoals beschreven in het huishoudelijk reglement.
  De centrumdirecteur dient onmiddellijk op de hoogte gebracht te worden. Hij begeeft zich ter plaatse, stelt verslag op en brengt de Directeur-generaal zo snel mogelijk op de hoogte.
  Minstens één maal per jaar worden waarschuwings-, alarm- en evacuatie-oefeningen georganiseerd.

Art.110. <Zie nota onder opschrift> Indien het centrum omwille van brand onbruikbaar is geworden, zullen de bewoners overgebracht worden naar een andere plaats.

TITEL V. - Administratieve voorschriften.
HOOFDSTUK I. - Invrijheidstelling en verwijdering.
Art.111. <Zie nota onder opschrift> Bij zijn invrijheidstelling of verwijdering worden aan de bewoner, behoudens de gevaarlijke en verboden voorwerpen, de goederen teruggegeven, die hij overeenkomstig artikel 10 van dit besluit in bewaring heeft gegeven.

Art.112. <Zie nota onder opschrift> Bij zijn invrijheidstelling of verwijdering worden aan de onvermogende bewoner de nodige middelen verstrekt om te voorzien in zijn basisbehoeften gedurende de eerstvolgende dagen.

HOOFDSTUK II. - Geboorte.
Art.113. <Zie nota onder opschrift> Een verslag vergezeld van een getuigschrift van de geneesheer verbonden met het centrum wordt dadelijk bezorgd aan de Directeur-generaal door de centrumdirecteur of zijn plaatsvervanger in verband met elke vrouw waarvan de bevalling voorzien is tijdens haar vasthoudingsperiode.

Art.114. <Zie nota onder opschrift> De centrumdirecteur of zijn plaatsvervanger doet binnen de drie dagen aangifte van de geboorte van het kind aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de plaats waar het kind is geboren, zoals bepaald in artikel 55 van het Burgerlijk Wetboek.

HOOFDSTUK III. - Overlijden.
Art.115. <Zie nota onder opschrift> Nadat een arts het overlijden van een bewoner heeft vastgesteld en er de oorzaak van heeft opgegeven, meldt de centrumdirecteur dit dadelijk aan de Directeur-generaal, de politiediensten en aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de plaats van overlijden, overeenkomstig de artikelen 80 en 84 van het Burgerlijk Wetboek.

Art.116. <Zie nota onder opschrift> Het stoffelijk overschot van de bewoner wordt in een mortuarium geplaatst.

Art.117. <Zie nota onder opschrift> De centrumdirecteur maakt een inventaris op van de bezittingen en documenten van de overleden bewoner.

Art.118. <Zie nota onder opschrift> Indien de verwanten van de overledene het lijk wensen mee te nemen, dragen zij de begrafeniskosten. Als de verwanten het lijk niet wensen in ontvangst te nemen dan vallen de begrafeniskosten ten laste van de Dienst Vreemdelingenzaken. Deze dienst kan in dit geval de begrafeniskosten verhalen op het vermogen van de overledene. De teraardebestelling heeft dan plaats op de begraafplaats van de gemeente van de plaats waar het centrum zich bevindt, conform de bepalingen van artikel 77 van het Burgerlijk Wetboek.

Art.119. <Zie nota onder opschrift> Het eventueel saldo van het vermogen, evenals de voorwerpen die aan de overledene toebehoren, worden ter beschikking gesteld van zijn erfgenamen. Als de erfgenamen zich na zes maanden niet hebben aangeboden wordt dat saldo gestort bij de Deposito- en consignatiekas en worden de goederen overhandigd aan de Administratie der Domeinen. Deze worden verkocht en de opbrengst wordt eveneens gestort bij de Deposito- en consignatiekas.

TITEL VI. - Individuele klachten van bewoners, toezicht op de centra en het jaarverslag.
Art.120. <Zie nota onder opschrift> Elke bewoner heeft het recht de centrumdirecteur of zijn plaatsvervanger te spreken. Hij vraagt hiertoe een afspraak via de sociale dienst.

Art.121. <Zie nota onder opschrift> De Minister richt een commissie op, die wordt belast met een permanent toezicht op de kwaliteit van de verblijfsomstandigheden in de centra.
  De commissie wordt voorgezeten door een magistraat en bestaat minstens uit volgende leden :
  1° twee afgevaardigden van het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding;
  2° twee afgevaardigden van de Dienst Vreemdelingenzaken.
  Indien de commissie zulks nodig acht, kan ze de Minister vragen de bijstand te krijgen van deskundigen.
  Deze deskundigen kunnen al dan niet permanent toegevoegd worden aan de commissie, maar zijn er geen lid van.

Art.122. <Zie nota onder opschrift> Elk centrum maakt een jaarverslag op.
  Hierin zijn minstens opgenomen :
  - het totaal aantal ingeschreven bewoners, uitgesplitst naar nationaliteit;
  - de gemiddelde verblijfsduur per bewoner, uitgesplitst naar nationaliteit;
  - het totaal aantal ontsnappingen;
  - het totaal aantal overbrengingen naar strafinstellingen, andere centra of andere instellingen;
  - het totaal aantal terugdrijvingen en repatriëringen, uitgesplitst naar nationaliteit;
  - het totaal aantal vrijstellingen en de redenen daarvan, uitgesplitst naar nationaliteit;
  - het aantal plaatsingen in afzondering, hun gemiddelde duur en de redenen daartoe, uitgesplitst naar nationaliteit;
  - de gemiddelde kostprijs per bewoner.
  Dit verslag wordt overgemaakt aan de Minister en aan de Commissie bedoeld in artikel 121.

TITEL VII. - Slotbepalingen.
Art. 123. <Zie nota onder opschrift> Onze Minister bevoegd voor de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen is belast met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Brussel, 4 mei 1999.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Binnenlandse Zaken,
  L. VAN DEN BOSSCHE