4 MEI 1999. - Wet tot beperking van de cumulatie van het ambt van bestendig afgevaardigde met andere ambten en tot harmonisering van het financieel en fiscaal statuut van de bestendig afgevaardigde.
HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Wijzigingen van de provinciewet.
Art. 2-4
HOOFDSTUK III. - Wijzigingen van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.
Art. 5-6
HOOFDSTUK IV. - Inwerkingtreding.
Art. 7
HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling.
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
HOOFDSTUK II. - Wijzigingen van de provinciewet.
Art.2. In artikel 61, eerste lid, van de provinciewet, gewijzigd bij de wet van 6 januari 1984, wordt de tweede volzin vervangen als volgt :
" Met uitzondering van de leden van de bestendige deputatie, ontvangen de provincieraadsleden presentiegeld als zij deelnemen aan de vergaderingen van de provincieraad en aan de vergaderingen van de commissies en van de afdelingen. ".
Art.3. In dezelfde wet wordt een artikel 97bis ingevoegd, luidende :
" Art. 97bis. Het ambt van lid van de bestendige deputatie kan worden gecumuleerd met ten hoogste één bezoldigd uitvoerend mandaat.
Als bezoldigde uitvoerende mandaten in de zin van het vorige lid worden beschouwd :
1° elk mandaat in een openbare of particuliere instelling, uitgeoefend als vertegenwoordiger van het Rijk van een gemeenschap, van een gewest, van een provincie of van een gemeente, voor zover dat mandaat meer bevoegdheid verleent dan het loutere lidmaatschap van de algemene vergadering of van de raad van bestuur van die instelling en ongeacht het daaraan verbonden inkomen;
2° elk mandaat in een openbare of particuliere instelling, uitgeoefend als vertegenwoordiger van het Rijk, van een gemeenschap, van een gewest, van een provincie of van een gemeente, voor zover dat mandaat een maandelijks belastbaar bruto-inkomen oplevert van minstens 20 000 frank. Dat bedrag wordt jaarlijks aangepast aan het indexcijfer van de consumptieprijzen. ".
Art.4. Artikel 105 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 24 april 1958 en 6 juli 1987, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Art. 105. § 1. De leden van de bestendige deputatie genieten een wedde waarvan het bedrag gelijk is aan dat van de parlementaire vergoeding voor het mandaat van senator.
§ 2. Zij ontvangen een forfaitaire vergoeding die alle kosten dekt verbonden aan de uitoefening van hun ambt.
Het bedrag van die vergoeding is gelijk aan de forfaitaire vergoeding die voor de in het raam van het mandaat van senator gemaakte kosten wordt toegekend.
De leden van de bestendige deputatie die buiten de provinciehoofdplaats verblijven, ontvangen evenwel een reiskostenvergoeding overeenkomstig de door de provincieraad vastgesteld regels.
§ 3. Het bedrag van de vergoedingen, wedden of presentiegelden, ontvangen als bezoldiging voor de door het lid van de bestendige deputatie naast zijn mandaat als bestendig afgevaardigde uitgeoefende activiteiten, mag de helft van het bedrag van de in § 1 vastgestelde wedden niet overschrijden.
Voor de berekening van het bedrag komen in aanmerking de vergoedingen, wedden of presentiegelden voortvloeiend uit de uitoefening van een openbaar mandaat, openbare functie of openbaar ambt van politieke aard.
Zo het in het eerste lid vastgestelde plafond wordt overschreden, wordt het bedrag van de in het tweede lid bedoelde vergoedingen, wedden of presentiegelden die voortvloeien uit de uitoefening van een openbaar mandaat, openbaar functie of openbaar ambt van politieke aard, verminderd tot het passende beloop.
Nemen de in het eerste en tweede lid vermelde activiteiten een aanvang of een einde tijdens de duur van het mandaat, dan brengt het betrokken lid van de bestendige deputatie de voorzitter van de provincieraad daarvan op de hoogte.
§ 4. De provincieraad stelt het bedrag van de wedden en van de forfaitaire vergoeding, bedoeld in § 1 en § 2, eerste lid, vast.
Bovendien stelt de raad het bedrag vast van de vergoeding waarin § 2, derde lid, voorziet.
De raad regelt de wijze waarop de in § 3 omschreven regels worden toegepast.
§ 5. De gewezen leden van de bestendige deputatie of hun rechtverkrijgenden ontvangen een pensioen, waarvan de provincieraad de voorwaarden en de wijze van toekenning vaststelt. ".
HOOFDSTUK III. - Wijzigingen van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.
Art.5. In artikel 27, tweede lid, 5°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, worden na de woorden " en het Europees Parlement " de woorden " en de provincieraden " ingevoegd.
Art.6. Artikel 31 van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met het volgende lid :
" Als bezoldigingen zijn eveneens belastbaar, de wedden en vergoedingen van de leden van de bestendige deputatie, met uitzondering van de terugbetaling van de kosten verbonden aan de uitoefening van het ambt. ".
HOOFDSTUK IV. - Inwerkingtreding.
Art. 7. Deze wet treedt in werking bij de eerstvolgende algehele vernieuwing van de provincieraden, met uitzondering van artikel 3, dat in werking treedt op 31 januari 2001.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 4 mei 1999.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Binnenlandse Zaken,
L. VAN DEN BOSSCHE
De Minister van Financiën,
J.-J. VISEUR
Met 's Lands zegel gezegeld :
De Minister van Justitie,
T. VAN PARYS