Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

4 MEI 1999. - Koninklijk besluit tot bepaling van de wijze van verdeling onder de Gewesten en de Gemeenschappen van de quotiteit die hen ten laste valt in bepaalde verkiezingsuitgaven, in de verschillende gevallen van gelijktijdige verkiezingen, voorzien in artikel 4 van de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur en tot aanvulling van de kieswetgeving met betrekking tot de Gewesten en Gemeenschappen(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 29-05-1999 en tekstbijwerking tot 26-03-2014)



Inhoudstafel:


Art. 1-5



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1995000264 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1.§ 1. In het geval van gelijktijdige verkiezingen, voorzien in artikel 4, derde lid, van de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur en tot aanvulling van de kieswetgeving met betrekking tot de Gewesten en Gemeenschappen, wordt de quotiteit die ten laste valt van deze overheden in de uitgavencategorieën die erin opgesomd worden, op de volgende manier verdeeld onder deze Gewesten en Gemeenschappen :
  1° het Vlaamse Gewest neemt [1 50 %]1 ten laste van het bedrag dat wordt verkregen door de totale uitgaven van iedere categorie te vermenigvuldigen met het quotiënt van de deling van het aantal kiezers dat ingeschreven is in de gemeenten die tot het Vlaamse Gewest behoren, door het aantal kiezers van het hele Rijk;
  2° het Waalse Gewest neemt enerzijds [1 50 %]1 ten laste van het bedrag dat wordt verkregen door de totale uitgaven van iedere categorie te vermenigvuldigen met het quotiënt van de deling van het aantal kiezers dat ingeschreven is in de gemeenten die tot het Waalse Gewest behoren, waarvan het aantal kiezers wordt afgetrokken dat ingeschreven is in de gemeenten die tot het Duitse taalgebied behoren, door het aantal kiezers van het hele Rijk en anderzijds [1 25 %]1 van het bedrag dat wordt verkregen door de totale uitgaven van iedere categorie te vermenigvuldigen met het quotiënt van de deling van het aantal kiezers dat ingeschreven is in de gemeenten die tot het Duitse taalgebied behoren, door het aantal kiezers van het hele Rijk;
  3° het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest neemt [1 50 %]1% ten laste van het bedrag dat wordt verkregen door de totale uitgaven van iedere categorie te vermenigvuldigen met het quotiënt van de deling van het aantal kiezers dat ingeschreven is in de gemeenten die tot het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest behoren, door het aantal kiezers van het hele Rijk;
  4° de Duitstalige Gemeenschap neemt [1 25 %]1 ten laste van het bedrag dat wordt verkregen door de totale uitgaven van iedere categorie te vermenigvuldigen met het quotiënt van de deling van het aantal kiezers dat ingeschreven is in de gemeenten die tot het Duitse taalgebied behoren, door het aantal kiezers van het hele Rijk.
  In het geval van gelijktijdige verkiezingen, voorzien in artikel 4, vierde lid, van de voormelde bijzondere wet van 16 juli 1993, wordt de quotiteit die ten laste valt van de Gewesten en de Gemeenschappen in de in het derde lid van hetzelfde artikel opgesomde uitgavencategorieën, verdeeld onder deze Gewesten en Gemeenschappen op de manier zoals beschreven in het eerste lid van deze paragraaf [1 ...]1.
  In het geval van gelijktijdige verkiezingen, voorzien in artikel 4, vijfde lid, van de voormelde bijzondere wet van 16 juli 1993, wordt de quotiteit die ten laste valt van de Gewesten en de Gemeenschappen in de in het derde lid van hetzelfde artikel opgesomde uitgavencategorieën, verdeeld onder deze Gewesten en Gemeenschappen op de manier zoals [1 de percentages 50 % en 25 % telkens vervangen worden door respectievelijk 35 % en 17,5]1.
  § 2. Voor de toepassing van § 1, dient onder " kiezers van het hele Rijk ", het totaal aantal kiezers verstaan te worden die in die hoedanigheid ingeschreven zijn op de kiezerslijst die opgesteld is door het college van burgemeester en schepenen van elke gemeente met het oog op de verkiezingen, met inbegrip van :
  1° de in het buitenland gevestigde Belgen die ingeschreven zijn op de in artikel 11, § 2, van het Kieswetboek bedoelde kiezerslijst, voor de gevallen van gelijktijdige verkiezingen, voorzien in artikel 4, derde en vijfde lid, van de voormelde bijzondere wet van 16 juli 1993;
  2° de niet-Belgische burgers van de Europese unie die in België verblijven en die ingeschreven zijn op de kiezerslijst, overeenkomstig artikel 3, tweede lid, tweede zin, van de wet van 23 maart 1989 betreffende de verkiezing van het Europese Parlement, voor de gevallen van gelijktijdige verkiezingen, voorzien in artikel 4, vierde en vijfde lid, van de voormelde bijzondere wet van 16 juli 1993.
  ----------
  (1)<KB 2014-03-21/06, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 25-05-2014,op de dag van de verkiezingen voor de Kamer van volksvertegenwoordigers die zullen worden gehouden op dezelfde dag als de verkiezingen voor de Gemeenschaps- en Gewestparlementen in 2014>

Art.2. De uitgavencategorieën bedoeld in artikel 4, derde lid, van de voormelde bijzondere wet van 16 juli 1993, met uitzondering van die welke bedoeld wordt in artikel 3 van dit besluit, zijn na afloop van de verkiezingen het voorwerp van schuldvorderingen van Onze Minister van Binnenlandse Zaken aan de betrokken gewest- en gemeenschapsoverheden.

Art.3. Het presentiegeld van de leden van de kiesbureaus en de kosten die verbonden zijn aan de betaling ervan worden door de Post rechtstreeks aan de betrokken overheden gefactureerd, met inachtneming van de in artikel 1 vastgestelde verdeelsleutel.

Art.4. Het koninklijk besluit van 3 april 1995 tot bepaling van de wijze van verdeling onder de Gewesten en de Gemeenschappen van de te hunnen laste vallende quotiteit van de verkiezingsuitgaven in geval van gelijktijdige verkiezingen voor de federale Kamers en de Gemeenschaps- en Gewestraden, wordt opgeheven.

Art. 5. Onze Eerste Minister, Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Financiën zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Brussel, 4 mei 1999.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Eerste Minister,
  J.-L. DEHAENE
  De Minister van Binnenlandse Zaken,
  L. VAN DEN BOSSCHE
  De Minister van Financiën,
  J.-J. VISEUR