9 DECEMBER 1998. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 2 april 1965 houdende vaststelling van de modaliteiten tot inrichting van de dringende geneeskundige hulpverlening en houdende aanwijzing van de gemeenten als centra van het eenvormig oproepstelsel.
Art. 1-3
Artikel 1. In het koninklijk besluit van 2 april 1965 houdende vaststelling van de modaliteiten tot inrichting van de dringende geneeskundige hulpverlening en houdende aanwijzing van het eenvormig oproepstelsel, wordt een artikel 7bis ingevoegd, luidend als volgt :
"Art. 7bis. Zolang de Minister voor het werkingsgebied van een Commissie bij toepassing van artikel 6, eerste lid, nog geen erkende functie "gespecialiseerde spoedgevallenzorg" heeft opgenomen in de werking van de dringende geneeskundige hulpverlening en uiterlijk tot 30 april 1999, duidt de aangestelde aan de persoon die effectief voor de werking van de ambulancedienst instaat, in afwijking van artikel 7, tweede lid, het dichtsbijgelegen ziekenhuis aan, beschikkend over een behoorlijk ingerichte dienst, waarheen het slachtoffer of de zieke moet vervoerd worden.".
Art.2. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1999.
Art. 3. Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken, Onze Minister van Volksgezondheid Pensioenen en Onze Staatssecretaris voor Veiligheid, Maatschappelijke Integratie en Leefmilieu zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 9 december 1998.
ALBERT
Van Koningswege :
De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken,
L. VAN DEN BOSSCHE
De Minister van Volksgezondheid en Pensioenen,
M. COLLA
De Staatssecretaris voor Veiligheid, Maatschappelijke integratie en Leefmilieu,
J. PEETERS