Details





Titel:

2 APRIL 1998. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 33 van de wet van 22 december 1995 houdende maatregelen tot uitvoering van het meerjarenplan voor werkgelegenheid. (NOTA : opgeheven door het Waals Gewest bij <BWG2024-06-06/14, art. 18, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2025>) (NOTA : opgeheven door het Vlaams Gewest bij DVR2016-12-09/06, art. 35; Inwerkingtreding : 01-01-2017) (NOTA : art. 1 gewijzigd in de toekomst door BESL2019-05-23/15, art. 22; Inwerkingtreding : 01-01-2020)(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 11-04-1998 en tekstbijwerking tot 29-07-2024)



Inhoudstafel:


Art. 1
Art. 1 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 2-4



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1996022330 



Uitvoeringsbesluit(en):

2019013063 



Artikels:

Artikel 1. § 1. De bijkomende financiële middelen voortvloeiend uit de vrijstelling van de werkgeversbijdragen, bedoeld in artikel 33, § 1, van de wet van 22 december 1995 houdende maatregelen tot uitvoering van het meerjarenplan voor werkgelegenheid, dienen volledig besteed te worden aan het tewerkstellingsbeleid van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, de sociaal-professionele vorming inbegrepen, en zulks op de wijze bepaald in de volgende paragrafen.
  § 2. De openbare centra voor maatschappelijk welzijn die, op 1 januari van het voorlaatste jaar, als werkgever minder dan tien personen tewerkstelden in het kader van artikel 60, § 7, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, dienen de financiële middelen voortvloeiend uit de vrijstelling van de werkgeversbijdragen volledig te besteden aan het realiseren van betrekkingen door middel van gelijk welke tewerkstellingsformule en/of aanvullende vorming in verband met tewerkstelling, die toegankelijk zijn voor gerechtigden op het bestaansminimum of op financiële maatschappelijke dienstverlening.
  § 3. De openbare centra voor maatschappelijk welzijn die, op 1 januari van het voorlaatste jaar, als werkgever ten minste tien personen tewerkstelden in het kader van artikel 60, § 7, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, dienen de financiële middelen voortvloeiend uit de vrijstelling van de werkgeversbijdragen verplicht in onderstaande volgorde aan te wenden :
  1. Bij voorrang ofwel het voltijds aanwerven van ten minste één begeleider voor de personen tewerkgesteld in het kader van voornoemd artikel 60, § 7, ofwel het voltijds aanstellen van een personeelslid van het centrum voor deze taak, gecompenseerd door een nieuwe voltijdse aanwerving.
  2. Het saldo van de financiële middelen volledig besteden aan het realiseren van betrekkingen door middel van gelijk welke tewerkstellingsformule en/of aanvullende vorming in verband met tewerkstelling, die toegankelijk zijn voor gerechtigden op het bestaansminimum of op financiële maatschappelijke dienstverlening.

Art.1_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.   [1 § 1. De bijkomende financiële middelen voortvloeiend uit de vrijstelling van de werkgeversbijdragen, bedoeld in artikel 33, § 1, van de wet van 22 december 1995 houdende maatregelen tot uitvoering van het meerjarenplan voor werkgelegenheid moeten volledig besteed worden aan het beroepsinschakelingsbeleid van het centrum, en dat volgens de in de volgende paragraaf voorziene modaliteiten.   § 2. Het centrum moet de financiële middelen voortvloeiend uit de vrijstelling van de werkgeversbijdragen prioritair besteden aan:   - het nastreven van de implementering van een inschakelingsbetrekkingsbeleid in toepassing van artikel 60, § 7, tweede lid van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn op het grondgebied van het centrum voor minstens 10% van het gemiddelde jaarlijkse aantal rechthebbenden op maatschappelijke integratie en op maatschappelijke hulp gelijk aan die van het voorgaande jaar;   - de aanwerving van een voltijdsequivalent-begeleider per schijf van 50 arbeidsplaatsen voor inschakelingsbetrekkingen als jaarlijks gemiddelde met toepassing van artikel 60, § 7, tweede lid van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;   Het centrum besteedt de rest van de financiële middelen integraal bedoeld in het vorige lid aan de uitvoering van de acties voor socioprofessionele inschakeling van de rechthebbenden via om het even welke begeleidings-, opleidings- of tewerkstellingsformule die toelaat het aantal kansen om de arbeidsmarkt te betreden te vergroten.]1
  ----------
  (1)<BESL 2019-05-23/15, art. 22, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


Art.2. Het koninklijk besluit van 28 mei 1996 tot uitvoering van artikel 33 van de wet van 22 december 1995 houdende maatregelen tot uitvoering van het meerjarenplan voor werkgelegenheid, wordt opgeheven.

Art.3. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1998.

Art. 4. Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Onze Minister van Volksgezondheid, Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Onze Minister van Sociale Zaken en Onze Staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.