1 MAART 1998. - Koninklijk besluit houdende verdeling van de inkomsten bedoeld in artikel 191, 7°, 8°, 9°, 13°, 14°, 15° en 18° van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994.
Art. 1-5
Artikel 1. Het gedeelte van de in artikel 191, 7° van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, bedoelde inkomsten dat voor de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging is bestemd, wordt verdeeld als volgt : 99,00 percent voor de algemene regeling en 1,00 percent voor de regeling voor de zelfstandigen.
Art.2. Het gedeelte van de in artikel 191, lid 1, 9°, 13°, 14°, 15° en 18°, van de voornoemde gecoördineerde wet, bedoelde inkomsten dat voor de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging is bestemd, wordt verdeeld als volgt : 90,33 percent voor de algemene regeling en (9,67) percent voor de regeling voor de zelfstandigen. <ERR. B.St. 12-06-1998>
Art.3. Artikel 9, § 2, van het koninklijk besluit van 3 februari 1975 tot uitvoering van artikel 191, lid 1, 8°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, wordt als volgt vervangen :
"§ 2. De Algemene raad van de Dienst voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering verdeelt de in § 1, eerste lid, bedoelde bedragen vooraf tussen de regeling voor de zeelieden en de regelingen van de verzekering voor geneeskundige verzorging, algemene regeling en regeling voor de zelfstandigen, naar rata van het aantal rechthebbenden, op 30 juni van elk lopend dienstjaar, in de regeling voor de zeelieden en in de andere twee regelingen samen. Het bedrag dat bestemd is voor de twee regelingen samen van de verzekering voor geneeskundige verzorging, wordt uitgesplitst op basis van de volgende verdeelsleutel : 90,33 percent voor de algemene regeling en 9,67 percent voor de regeling voor de zelfstandigen."
Art.4. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1996.
Art. 5. Onze Minister van Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 1 maart 1998.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Sociale Zaken,
Mevr. M. DE GALAN