24 JULI 1998. - Ministerieel besluit tot bepaling van de procedure van toepassing van artikel 4, paragraaf 6 van het koninklijk besluit van 5 februari 1997 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector.
Art. 1-10
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit, wordt verstaan onder :
1° het koninklijk besluit : het koninklijk besluit van 5 februari 1997 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector;
2° de R.S.Z.-P.P.O. : de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten;
3° het bestuur der gezondheidszorgen : het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu bestuur der gezondheidszorgen;
4° de cel Sociale maribel : het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid dienst van de collectieve arbeidsbetrekkingen cel Sociale maribel;
5° de R.S.Z. : de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.
Art.2. Ieder verzoek tot afwijking bedoeld in artikel 4, paragraaf 6 van het koninklijk besluit wordt per een ter poste aangetekende brief ingediend bij :
- het bestuur der gezondheidszorgen voor wat betreft de ziekenhuizen en de psychiatrische verzorgingstehuizen;
- de R.S.Z.-P.P.O. voor wat de werkgevers betreft aangesloten bij deze Rijksdienst andere dan deze bedoeld in de vorige streep;
- de cel Sociale maribel voor wat de werkgevers betreft aangesloten bij de R.S.Z. andere dan deze bedoeld in de eerste streep van dit artikel.
Art.3. Het verzoek tot afwijking bedoeld in artikel 4, paragraaf 6 van het koninklijk besluit moet bevatten :
- de motivering van het verzoek ten aanzien van onder anderen de bepalingen van artikel 4, paragraaf 6 van het koninklijk besluit en van de bepalingen van de toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomst, van het toepasselijke raamakkoord of van het toepasselijk gemengd privé/openbaar protocolakkoord;
- de datum vanaf wanneer de wijzigingen die het verzoek tot afwijking verantwoorden zullen plaatsvinden;
- de datum vanaf wanneer de instelling wenst dat de afwijking in werking treedt;
- in de sector van de ziekenhuizen en van de psychiatrische verzorgingstehuizen, de goedkeuring van het verzoek tot afwijking door de werknemersvertegenwoordigers zoals omschreven in artikel 4 van dit besluit;
- in de andere sectoren, het advies betreffende het verzoek tot afwijking uitgebracht door de werknemersvertegenwoordigers zoals omschreven in artikel 4 van dit besluit.
Art.4. § 1. Indien de werkgever onderworpen is aan de bepalingen van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel zijn de werknemersvertegenwoordigers de leden die de werknemers vertegenwoordigen in de schoot van het bevoegde bijzondere onderhandelingscomité.
§ 2. Indien de werkgever aan de bepalingen van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités onderworpen is zijn de werknemersvertegenwoordigers :
- de leden die de werknemers vertegenwoordigen in de schoot van de ondernemingsraad;
- bij ontstentenis van ondernemingsraad, de syndicale afgevaardigden;
- bij ontstentenis van ondernemingsraad en van syndicale afvaardiging, de werknemersvertegenwoordigers bepaald door de collectieve arbeidsovereenkomst gesloten ter uitvoering van artikel 3, paragraaf 8 van het koninklijk besluit in de schoot van het paritair comité waaronder de werkgever ressorteert.
Art.5. Het verzoek tot afwijking wordt aan de bevoegde Ministers overgemaakt door, naargelang het geval, het bestuur der gezondheidszorgen, de R.S.Z.-P.P.O. of de cel Sociale maribel.
De bevoegde Ministers kunnen elke bijkomende informatie opvragen.
Art.6. De bepalingen van dit artikel zijn van toepassing op de sectoren waarin de federale overheid geen bevoegdheid heeft.
Het verzoek tot afwijking wordt voor advies voorgelegd aan de bevoegde Minister van de gemeenschaps- of gewestregering of het College van de Gemeenschapscommissies. Dit advies wordt uitgebracht binnen een termijn van 30 dagen. Bij ontstentenis van advies uitgebracht binnen de gestelde termijn wordt het geacht negatief te zijn.
Art.7. De Minister van Tewerkstelling en Arbeid en de Minister van Sociale Zaken betekenen aan de werkgever de beslissing genomen ten aanzien van het verzoek tot afwijking. Zij betekenen een afschrift van de beslissing, naargelang het geval, aan het bestuur der gezondheidszorgen, aan de R.S.Z.-P.P.O. of aan de cel Sociale maribel.
Art.8. De toetredingsakten ingediend door de instellingen die de afwijking bedoeld in artikel 4, paragraaf 6 van het koninklijk besluit aanvragen hebben slechts uitwerking na betekening van de beslissing genomen door de Minister van Tewerkstelling en Arbeid en door de Minister van Sociale Zaken.
Indien de instelling de toepassing van artikel 4, paragraaf 6 van het koninklijk besluit aanvraagt nadat ze toegetreden was moet ze een nieuwe toetredingsakte indienen. Deze nieuwe toetredingsakte heeft slechts uitwerking na betekening van de goedkeuring van deze toetredingsakte door de Minister van Tewerkstelling en Arbeid en door de Minister van Sociale Zaken.
De bepalingen van artikel 4, paragraaf 2, derde lid en van artikel 4, paragraaf 3, vierde lid van het ministerieel besluit van 20 mei 1998 bepalend de modaliteiten bedoeld in artikel 2, tweede lid van het koninklijk besluit van 5 februari 1997 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling zijn niet van toepassing op de gevallen bedoeld in dit artikel.
Art.9. In de sectoren waar de Minister van Volksgezondheid bevoegd is, wordt deze toegevoegd aan de Minister van Tewerkstelling en Arbeid en aan de Minister van Sociale Zaken voor de bepalingen bedoeld in dit besluit.
Art. 10. Dit besluit heeft uitwerking met ingang op 1 juli 1998.
Brussel, 24 juli 1998.
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid,
Mevr. M. SMET
De Minister van Sociale Zaken,
Mevr. M. DE GALAN
De Minister van Volksgezondheid,
M. COLLA