16 FEBRUARI 1998. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 6 november 1967 betreffende de voorwaarden van toekenning en intrekking van de arbeidsvergunningen en arbeidskaarten voor werknemers van vreemde nationaliteit.
Art. 1-5
Artikel 1. In artikel 13, eerste lid, 1° en 2°, van het koninklijk besluit van 6 november 1967 betreffende de voorwaarden van toekenning en intrekking van de arbeidsvergunningen en arbeidskaarten voor werknemers van vreemde nationaliteit, vervangen door het koninklijk besluit van 5 oktober 1979, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
A. de 1°, vijfde lid, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Komen niet in aanmerking de jaren arbeid gedekt door arbeidskaarten die werden toegekend :
- op basis van de artikels 17, 18 en 21;
- tijdens een verblijf dat werd toegestaan om studies te doen;
- tijdens een verblijf dat werd toegestaan om een persoon te vergezellen wiens verblijf voor studies werd toegestaan;
- aan werknemers die door een arbeidsovereenkomst met een in het buitenland gevestigde werkgever verbonden blijven;
- tijdens een verblijf dat werd toegestaan om een werknemer te vergezellen die verbonden blijft door een arbeidsovereenkomst met een in het buitenland gevestigde werkgever;
- om te werken als navorser of gasthoogleraar aan een universiteit, een instelling van hoger onderwijs of een erkende wetenschappelijke instelling;
- tijdens een verblijf dat werd toegestaan om de persoon te vergezellen die als navorser of gasthoogleraar werkt aan een universiteit, een instelling van hoger onderwijs of een erkende wetenschappelijke instelling. "
B. de 2°, derde lid, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Komen niet in aanmerking de periodes tijdens dewelke het verblijf werd toegestaan :
- om de prestaties voorzien in de artikelen 17, 18 en 21 te verrichten;
- om studies te doen;
- om een persoon te vergezellen wiens verblijf voor studies werd toegestaan;
- om arbeidsprestaties te verrichten terwijl men verbonden blijft door een arbeidsovereenkomst met een in het buitenland gevestigde werkgever;
- om een persoon te vergezellen wiens verblijf werd toegestaan om arbeidsprestaties te verrichten en verbonden blijft door een arbeidsovereenkomst met een in het buitenland gevestigde werkgever;
- om te werken als navorser of gasthoogleraar aan een universiteit, een instelling van hoger onderwijs of een erkende wetenschappelijke instelling;
- om een persoon te vergezellen wiens verblijf werd toegestaan om te werken als navorser of gasthoogleraar aan een universiteit, een instelling van hoger onderwijs of een erkende wetenschappelijke instelling. "
Art.2. Artikel 17 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Artikel 17. § 1. Voor de toepassing van dit artikel verstaat men onder stage de opleiding bij een werkgever, als voortzetting van een voorafgaandelijke opleiding bevestigd door een diploma.
§ 2. De arbeidsvergunning en de arbeidskaart met betrekking tot een stagiair worden slechts toegekend op voorwaarde dat de betrokkene :
1° tussen de achttien en dertig jaar oud is;
2° de verbintenis aangaat gedurende zijn stageperiode geen andere dienstbetrekking in België te bekleden dan deze voor dewelke de vergunning werd toegekend, en na afloop van zijn stage het land te verlaten.
§ 3. De stage moet beantwoorden aan de volgende voorwaarden :
1° ze dient voltijds te zijn;
2° de duur mag de twaalf maanden niet overschrijden en mag desgevallend slechts worden verlengd voor zover de totale tewerkstellingsduur de twaalf maanden niet overschrijdt;
3° ze dient het voorwerp uit te maken van een stageovereenkomst vertaald in de moedertaal van de betrokkene en die met name het aantal uren van opleiding vermeldt alsook het bedrag van het loon dat niet lager mag zijn dan het toepasselijk wettelijk gewaarborgd minimumloon, hierbij inbegrepen het bedrag van eventuele beurzen;
4° ze dient vergezeld te zijn van een opleidingsprogramma.
§ 4. Paragraaf 2, 1° is niet van toepassing op stagiairs aangeworven door een universiteit, een instelling van hoger onderwijs of een erkende wetenschappelijke instelling.
§ 5. Afwijkingen op § 2, 1° en § 3, 2° kunnen worden toegestaan, bij gemotiveerde beslissing, voor individuele behartigenswaardige gevallen. "
Art.3. Het artikel 21 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Artikel 21. De bepalingen van de artikelen 2, 5 en 6 zijn niet van toepassing op de tewerkstelling :
1° van de monteerders-specialisten die door een arbeidsovereenkomst verbonden blijven met een werkgever die in het buitenland gevestigd is, en die naar België komen om over te gaan tot de montage, het op gang brengen of de herstelling van een in het buitenland bij die werkgever vervaardigde installatie;
2° van werknemers die verbonden blijven door een arbeidsovereenkomst met een in het buitenland gevestigd werkgever en die een specifieke beroepsopleiding volgen in een Belgisch bedrijf in het kader van een commercieel contract gesloten tussen dit Belgisch bedrijf en een buitenlandse firma, voor zover de duur van deze opleiding de zes maanden niet overschrijdt. "
Art.4. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 5. Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 16 februari 1998.
ALBERT Van Koningswege :
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid,
Mevr. M. SMET