19 DECEMBER 1997. - Wet houdende de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 1998. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 12-03-1998 en tekstbijwerking tot 01-09-2015)
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen.
Art. 1.01.1-1.01.9
HOOFDSTUK 2. - Bijzondere bepalingen der departementen.
Sectie 11. - Diensten van de Eerste Minister.
Art. 2.11.1-2.11.17
Sectie 12. - Ministerie van Justitie.
Art. 2.12.1-2.12.6
Sectie 13. - Ministerie van Binnenlandse Zaken.
Art. 2.13.1-2.13.4
Sectie 14. Ministerie van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel.
Art. 2.14.1-2.14.10
Sectie 15. - Ontwikkelingssamenwerking.
Art. 2.15.1-2.15.8
Sectie 16. - Ministerie van Landsverdediging.
Art. 2.16.1-2.16.24
Sectie 17. - Algemene Politiesteundienst en Rijkswacht.
Art. 2.17.1-2.17.11
Sectie 18. - Ministerie van Financiën.
Art. 2.18.1-2.18.14
Sectie 19. - Ministerie van Ambtenarenzaken.
Art. 2.19.1-2.19.16
Sectie 21. - Pensioenen.
Art. 2.21.1-2.21.7
Sectie 23. - Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid.
Art. 2.23.1-2.23.9
Sectie 26. - Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu.
Art. 2.26.1-2.26.13
Sectie 31. - Ministerie van Middenstand en Landbouw.
Art. 2.31.1-2.31.14
Sectie 32. - Ministerie van Economische Zaken.
Art. 2.32.1-2.32.4
Sectie 33. - Ministerie van Verkeer en Infrastructuur.
Art. 2.33.1-2.33.5
Sectie 51- Rijksschuld.
Art. 2.51.1-2.51.8
Sectie 52- Financiering van de Europese Unie.
Art. 2.52.1
HOOFDSTUK 3. - Terugbetalings- en toewijzingsfondsen.
Art. 3.01.1-3.01.2
HOOFDSTUK 4. - Staatsdiensten met afzonderlijk beheer.
Art. 4.01.1-4.01.4
BIJLAGEN.
Art. N1-N6
1998000364 1998003579 1998014221 1998014342 1998015190 1998022487 1998022525 1998022623 1998022752 1998022753 1998035070 1998035071 1999002002 1999002201 1999014028 1999022160 1999022163 1999022466 1999022715 1999022889
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen.
Art. 1.01.1. Deze wet regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 74, 3° van de Grondwet.
Art. 1.01.2. De Algemene uitgavenbegroting van het begrotingsjaar 1998 wordt goedgekeurd :
1° wat betreft de kredieten ingeschreven voor de dotaties, overeenkomstig de desbetreffende bij deze wet gevoegde tabel;
2° wat betreft de kredieten per programma, overeenkomstig de totalen van de programma's zoals vermeld in de bij deze wet gevoegde begrotingen per sectie en per basisallocatie.
De totalen van de kredieten per sectie van de begroting worden weergegeven in de navolgende synthesetabel.
(Tabel niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 12-03-1998, p. 6694-6696).
Art. 1.01.3. § 1. De kredieten voor de programma's die betrekking hebben op de werkingskosten van de administraties - bestaansmiddelenprogramma's genoemd - behelzen :
1. De bezoldigingen en allerhande toelagen van het actief en ter beschikking gesteld personeel, de bezoldigingen of lonen van het hulppersoneel, de toelagen voor hogere en bijzondere functies, de tussenkomst in de abonnementen op het gemeenschappelijk vervoer, de vergoedingen voor arbeidsongevallen - inbegrepen de uitkering van deze vergoedingen aan leden van de familie van het slachtoffer in geval van overlijden - alsook de verminderde bezoldigingen of lonen van het tijdelijk of hulppersoneel, in dienst door werkongeval getroffen.
2. Bestendige uitgaven voor aankopen van niet-duurzame goederen en van diensten :
- Erelonen van advocaten en geneesheren - Gerechtskosten inzake burgerlijke, administratieve en strafzaken - Presentiegelden, reis- en verblijfkosten van niet tot de Rijksdiensten behorende personen - Bezoldigingen van niet tot de Administratie behorende deskundigen en prestaties van derden;
- Verbruiksuitgaven met betrekking tot het bezetten van de lokalen - met inbegrip van de uitgaven voor energieverbruik "stookolie, gas, benzine, elektriciteit, kolen" - en uitgaven voor onderhoud. - Bureaukosten, huur van informatica-uitrustingen, vervoer, belastingen, retributies, publicaties van het departement, beroepsscholing, kleding en andere kleine bestuursuitgaven;
- Allerhande vergoedingen aan het Rijkspersoneel voor werkelijke lasten en materiële schade, de vervoerskosten betreffende dienstreizen en de verzekeringspremies der afgevaardigden van het departement die zich naar het buitenland begeven.
3. Uitgaven voor uitzonderlijke aankopen van niet-duurzame goederen en van diensten, waaronder werken en leveringen voor de inrichting van nieuwe lokalen en de verhuiskosten.
4. Huur van onroerende goederen en daarmee verband houdende belastingen van de verschillende diensten van het departement, betaald zonder de tussenkomst van de Regie der Gebouwen.
5. Andere uitgaven met betrekking tot de werking van de diensten waarvan de gedetailleerde omschrijving in de bestaansmiddelenprogramma's wordt weergegeven.
6. Uitgaven voor de aankoop van duurzame roerende goederen : machines, meubilair, materieel en vervoermiddelen te land.
§ 2. - In afwijking van het artikel 15 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, mogen de basisallocaties met betrekking tot de bezoldigingen en allerhande toelagen "11 03 - Vast en stagedoend statutair personeel" en "11 04 - Ander dan statutair personeel", binnen éénzelfde sectie van de begroting onder en uitsluitend onder elkaar herverdeeld worden.
Art. 1.01.4. In afwijking van artikel 40 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, gebeurt de betaling van de geboortetoelagen en van de vergoedingen voor begrafeniskosten overeenkomstig de regelen bepaald in artikel 41, 1ste lid, van dezelfde wetten.
Art. 1.01.5. Ten behoeve van de bestellingen die worden gedaan door toedoen van het Federaal Aankoopbureau, mogen provisionele stortingen worden uitgevoerd ten bate van de begroting van die instelling door middel van ordonnanties van betaling door overschrijving in de schrifturen van de Thesaurie.
Art. 1.01.6. Machtiging wordt verleend provisies toe te staan aan advocaten, experten en gerechtsdeurwaarders die voor rekening van de Staat optreden.
Art. 1.01.7. In afwijking van de artikelen 5 en 34 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, mogen ten laste van de bij onderhavige wet geopende kredieten schuldvorderingen van vorige jaren worden aangezuiverd met betrekking tot :
- erelonen van advocaten en geneesheren;
- gerechtskosten inzake burgerlijke, administratieve en strafzaken;
- presentiegelden, reis- en verblijfkosten van niet tot de Rijksdiensten behorende personen;
- bezoldiging van niet tot de Administratie behorende deskundigen en prestaties van derden (met inbegrip van de provisionele voorschotten);
- allerhande schadevergoedingen aan derden voortvloeiend uit het opnemen door de Staat van zijn verantwoordelijkheid ten overstaan van door zijn organen en door zijn bedienden gepleegde daden;
- bedragen verschuldigd aan de controleorganen van de Staat bij en voor rekening van instellingen van openbaar nut.
Art. 1.01.8. De Schatkist mag voorschotten toekennen wanneer de verrichtingen met betrekking tot een rekening "Bezoldigingen en andere vaste uitgaven voor het gesubsidieerd contractueel personeel" (artikelen 93 tot 101 van de Programmawet van 30 december 1988) van de sectie "Ordeverrichtingen van de Diensten van de Schatkist", een debettoestand veroorzaken.
Art. 1.01.9. In afwijking van het artikel 12, § 1 van de wet van 8 juni 1976 tot oprichting van het Nationaal Geografisch Instituut, wordt de last van de Staatstoelage voor het begrotingsjaar 1998 volledig gedragen door de kredieten van de Sectie 16 - Landsverdediging.
HOOFDSTUK 2. - Bijzondere bepalingen der departementen.
Sectie 11. - Diensten van de Eerste Minister.
A. Gemeenschappelijke bepalingen voor de sector Eerste Minister en voor de Federale diensten voor wetenschappelijke, technische en culturele aangelegenheden
Art. 2.11.1. In afwijking van het artikel 15 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof, mogen geldvoorschotten verleend worden :
- tot een maximumbedrag van 15 000 000 F aan de buitengewone rekenplichtige van de Kanselarij van de Eerste Minister;
- tot een maximumbedrag van 15 000 000 F aan de buitengewone rekenplichtige van de Federale diensten voor wetenschappelijke, technische en culturele aangelegenheden (D.W.T.C.) en aan de buitengewone rekenplichtigen van de instellingen die ervan afhangen;
- tot een maximumbedrag van 1 000 000 F aan de andere buitengewone rekenplichtigen van de Diensten van de Eerste Minister.
Door middel van deze voorschotten mogen de buitengewone rekenplichtigen schuldvorderingen van allerlei aard, met inbegrip van de aankoop van roerende patrimoniumgoederen, betalen die niet hoger zijn dan 100 000 F.
Art. 2.11.2. In afwijking van artikel 15 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof, mogen opeenvolgende geldvoorschotten van ten hoogste 100 000 F toegestaan worden aan de rekenplichtige die belast is met de vereffening van de hulpgelden en toelagen van sociale aard.
Art. 2.11.3. Binnen de perken van de betrokken basisallocaties, kunnen de volgende toelagen worden toegekend :
PROGRAMMA 40/1 - FEDENET
Subsidie aan de Belgische Federale Voorlichtingsdienst (FVD.) voor de verspreiding van gegevens van Fedenet naar alle openbare besturen, inclusief de pilootprojecten.
PROGRAMMA 40/2 - BELGA
Toelage aan het Belgisch pers-telegraafagentschap BELGA
PROGRAMMA 40/3 - SOCIALE TUSSENKOMSTEN
1. Toelage aan de Belgische Stichting van de Roeping;
2. Bijdrage van België aan de werkingskosten van een Internationaal Centrum voor de Pers te Brussel;
3. Toelage aan de Koning Boudewijnstichting tot bevordering van de kwaliteit van het leven;
4. Dotatie vakbondspremies.
(5. Bijdrage aan het permanent secretariaat van het overlegcomité Europese voetbalkampioenschappen in het jaar 2000.) <W 1998-07-05/66, art. 2.11.1, 002; Inwerkingtreding : 17-10-1998>
PROGRAMMA 40/4 - BELGISCHE FEDERALE VOORLICHTINGSDIENST
Toelage voor de werking en activiteiten van de Belgische Federale Voorlichtingsdienst (FVD).
PROGRAMMA 56/1 - CENTRUM VOOR GELIJKHEID VAN KANSEN EN VOOR RACISMEBESTRIJDING
Toelage aan het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding.
PROGRAMMA 57/1 - EUROPEES CENTRUM VOOR VERMISTE EN MISBRUIKTE KINDEREN
Toelage aan het Europees Centrum voor vermiste en misbruikte kinderen.
PROGRAMMA 60/0 - BESTAANSMIDDELEN
1. Toelage aan de Nationale Stichting voor de Financiering van het Wetenschappelijk Onderzoek.
2. Toelage aan de sociale dienst van de Federale diensten voor wetenschappelijke, technische en culturele aangelegenheden.
PROGRAMMA 60/1 - O & O OP NATIONAAL VLAK
1. Financiering van de programma's regeringsinitiatieven voor O & O op nationaal vlak.
2. Financiering van de interuniversitaire attractiepolen.
3. O & O-fases van militaire projecten.
4. Financiering van studies, onderzoek en opdrachten voor derden.
5. Toelage aan de Academia Belgica te Rome.
6. Toelage aan het patrimonium van de Academie voor Overzeese Wetenschappen.
7. Toelage aan de nationale organismen die onder de gezamenlijke auspiciën geplaatst zijn van de Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België en de Academie royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique.
8. Financiering van de operationele centra van de D.W.T.C.
9. Toelage bestemd voor de aanwerving van extra onderzoekers in de universiteiten en de federale wetenschappelijke instellingen in het kader van de maatregelen voor de ondersteuning van het onderzoekbeleid dat deel uitmaakt van het meerjarenplan voor de werkgelegenheid.
10. Dekken van de O & O uitgaven van de vliegtuigen in het kader van Airbus.
11. Toelage aan het Nationaal Centrum voor wetenschappelijke en technische documentatie.
12. Dotatie aan de Dienst voor wetenschappelijke en technische informatie (D.W.T.I.).
(13. Toelage aan de vzw "Stichting Prins Laurent".
14. Financiering van de programma's voor veiligheidsobservatie- en telecommunicatiesatellieten.) <W 1998-07-05/66, art. 2.11.2, 002; Inwerkingtreding : 17-10-1998>
PROGRAMMA 60/2 - O & O OP INTERNATIONAAL VLAK
1. Financiering van de programma's regeringsinitiatieven voor O & O op internationaal vlak.
2. Belgische deelname aan de activiteiten van het Europees Ruimtevaart Agentschap.
3. Belgische deelname aan de bilaterale of multilaterale ruimtevaartprojecten (buiten ESA) : SPOT, MIRAS, SPICAM enz.
4. Samenwerking met het "Institut de la recherche scientifique et technique" te Butare-Rwanda.
5. Toelagen aan de intergouvernementele organisaties voor onderzoek en wetenschappelijke dienstverlening.
6. Toelagen aan de internationale organisaties, groeperingen en centra voor onderzoek en wetenschappelijke dienstverlening.
7. Deelname van België aan internationale activiteiten inzake wetenschapsbeleid.
8. Toelage aan de "European Organization for Research and Treatment of Cancer".
(9. Toelagen aan de volgende internationale organisaties :
- European Society for Aquaculture;
- Society for Cognitive Sciences of Music;
- International Federation for Information Processing;
- Conseil européen des académies des beaux-arts;
- Conseil international des musées.) <W 1998-07-05/66, art. 2.11.2, 002; Inwerkingtreding : 17-10-1998>
PROGRAMMA 60/3 - FEDERALE WETENSCHAPPELIJKE INRICHTINGEN EN DAARMEE GELIJKGESTELDE INSTELLINGEN
1. Dotaties aan de federale wetenschappelijke instellingen, die afhangen van de Minister van Wetenschapsbeleid.
2. Toelage aan de centra bij de federale wetenschappelijke instellingen.
3. Toelage aan het Studie- en Documentatiecentrum "Oorlog en Hedendaagse Maatschappij".
4. Financiering van de O & O-acties van de Federale wetenschappelijke instellingen.
5. Toelage aan het Centrum voor informatieverwerking op het gebied van de tropische landbouw en de ontwikkeling.
6. Toelage aan de Dienst voor documentatie in tropische landbouwkunde en in plattelandsontwikkeling.
7. Onderzoek op ministerieel initiatief voor de federale wetenschappelijke instellingen.
8. Uitzonderlijke dotatie aan de Musea voor Kunst en Geschiedenis voor de inrichting van het Instrumentenmuseum.
9. Specifieke dotatie aan de federale wetenschappelijke instellingen.
PROGRAMMA 60/4 - ONDERWIJS - VORMING; EDUCATIEVE ACTIVITEITEN
1. Toelage aan het Europa College (Brugge).
2. Toelage aan de Stichting Biermans-Lapôtre (Parijs).
3. Uitzonderlijke toelage aan de Stichting Biermans-Lapôtre voor het dekken van de terugbetaling van de lening.
4. Toelage aan het Europees Universitair Instituut (Firenze) : bijdragen en beurzen Belgische studenten.
5. Toelagen aan de Universitaire Stichting.
6. Toelage aan de "Belgian-American Educational Foundation".
PROGRAMMA 61/1 - GEMEENSCHAPPELIJKE CULTURELE ACTIVITEITEN
1. Dotatie aan de Nationale Dienst voor Congressen.
2. Toelage aan de Federatie van de Vrienden van de Belgische Musea en andere verenigingen voor culturele ondersteuning.
3. Toelage aan het Museum van het Kind.
4. Toelage aan het Koninklijk Filmarchief.
5. Toelage aan de Filharmonische Vereniging van Brussel.
6. Toelage aan het Belgische Centrum voor Muziekdocumentatie (CEBEDEM).
7. Toelage aan de concertverenigingen die voldoen aan de criteria vastgesteld door het K.B. van 20 januari 1956 tot regeling van de toelagen aan de concertverenigingen.
8. Toelage aan de vzw "Europalia".
9. Toelage aan de vzw "Decentralisatie van de klassieke en hedendaagse films".
10. Toelage aan het Filmmuseum.
11. Toelage aan de Muziekkapel "Koningin Elisabeth".
12. Toelage aan de vereniging voor tentoonstellingen van het Paleis voor Schone Kunsten.
13. Internationale wedstrijd Koningin Elisabeth - Prijs van de Regering.
14. Archieven voor historische films en actualiteitsbeelden.
15. Toelage aan de vzw "Jonge Filharmonie".
16. Kosten met betrekking tot de promotie van de muziek.
17. Kosten met betrekking tot de openstelling voor het publiek van het Koninklijk Paleis.
18. Financiering van de bibliotheek van het Koninklijk Muziekconservatorium.
PROGRAMMA 61/2 - BUITENLANDSE BETREKKINGEN
1. Toelagen aan internationale instellingen voor de Jeugd.
2. Belgische bijdrage aan de financiering van de "Commission for Educational Exchanges USA, Belgium, Luxemburg".
3. Toelage aan het Secretariaat Internationale Federatie der verenigingen "Jeugd en Muziek".
4. Diverse internationale toelagen en bijdragen.
5. Belgische bijdrage aan de UNESCO.
6. Toelage aan het internationaal studiecentrum voor het behoud en de restauratie van cultuurgoederen (I.C.C.R.O.M.).
7. Aankoop van publicaties en kunstwerken voor culturele propaganda in het buitenland.
PROGRAMMA 61/3 - NATIONALE CULTURELE INSTELLINGEN
Toelage aan het Paleis voor Schone Kunsten.
PROGRAMMA 61/4 - ONDERWIJS - VORMING (buiten Wetenschapsbeleid) EN SCHOOLINVESTERINGEN
Toelage aan de Internationale school SHAPE.
Art. 2.11.4. In afwijking van de artikelen 12 en 14 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit gecoördineerd op 17 juli 1991, mogen alle uitgaven van de Diensten van de Eerste Minister met betrekking tot schadevergoedingen aan derden voortvloeiend uit het opnemen door de Staat van de verantwoordelijkheid, aangerekend worden op de B.A. 01.34.02 van de organisatieafdeling 40 - Kanselarij van de Eerste Minister.
B. BEPALINGEN MET BETREKKING TOT DE SECTOR EERSTE MINISTER
Art. 2.11.5. De Eerste Minister is gemachtigd om, in het belang van de Schatkist en mits naleving van de wetgeving op de overheidsopdrachten, ruilovereenkomsten af te sluiten teneinde de vernieuwing van de FEDENET-uitrustingen te bevorderen.
Art. 2.11.6. Aan de Belgische Federale Voorlichtingsdienst (FVD) wordt toegestaan een bedrijfsfonds van maximaal 30 miljoen F aan te houden.
Dit bedrijfsfonds wordt samengesteld uit :
a) de subsidie-overschotten en de saldi van de voorschotten van de programma-opdrachten;
b) de eigen inkomsten.
Art. 2.11.7. Binnen de perken van de kredieten ingeschreven in het programma 1 "FEDENET" mogen - naast de recurrente werkingskosten en de investeringen - ook allerhande uitgaven vereffend worden die verband houden met gepresteerde diensten en met de installatie en het onderhoud van software en hardware bij de diverse diensten-gebruikers die aangesloten zijn op het Fedenet.
C. BEPALINGEN MET BETREKKING TOT DE FEDERALE DIENSTEN VOOR WETENSCHAPPELIJKE, TECHNISCHE EN CULTURELE AANGELEGENHEDEN
Art. 2.11.8. In afwijking van de artikelen 5 en 34 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, mogen ten laste van de bij deze wet geopende kredieten schuldvorderingen van vorige jaren worden aangezuiverd met betrekking tot :
- de Belgische deelname aan de activiteiten van het Europees Ruimtevaart Agentschap (programma 60/2);
- de Belgische bijdrage in de werkingskosten van de Eureka-secretariaten ("technologie" en audiovisueel) (programma 60/2);
- uitgaven van alle aard betreffende de lasten van het verleden Onderwijs/Education nationale (programma 61/5);
- regularisatie-ordonnanceringen ten gevolge van de tarifering van bankkosten of van wisselkoerswijzigingen tussen het ogenblik van de aanvraag tot betaling en de effectieve betaling.
Art. 2.11.9. Bij beslissing(en) van de Ministerraad worden de vastleggingskredieten bestemd voor de volgende uitgaven :
- regeringsinitiatieven voor O & O op nationaal vlak (programma 60/1);
- interuniversitaire attractiepolen (programma 60/1);
- dekken van de O & O-uitgaven va de vliegtuigen van de Airbus-groep (programma 60/1);
- Belgische deelname aan de bilaterale of multilaterale ruimtevaartprojecten buiten ESA (programma 60/2).
Art. 2.11.10. De Minister van Wetenschapsbeleid is gemachtigd om, conform de door België aangegane verbintenissen, ter aanvulling van de Belgische bijdrage aan de begroting van het EUREKA Secretariaat "Technologie", ten laste van zijn begroting de huur en de kosten ten laste van de huurder (met inbegrip van de elektriciteits- en verwarmingsuitgaven) te dragen van het EUREKA Secretariaat "Technologie" en de helft van de huur van het EUREKA Secretariaat AUDIOVISUEEL, alsook om aan de genoemde secretariaten het bedrag terug te betalen van de door hen betaalde belasting over de toegevoegde waarde voor elke uitgave die zij gedaan hebben en van de roerende voorheffing op de interesten die zij ontvangen hebben.
Art. 2.11.11. De Minister van Wetenschapsbeleid is, overeenkomstig de eenparige verbintenissen van de lidstaten van het Europees Ruimtevaartagentschap, gemachtigd af te zien van het invorderen van de nationale rechten en belastingen die toepasselijk zijn op de prijs van werken en leveringen uitgevoerd in België voor die organisatie en waarvan de betaling in nationale munt of in ECU ten laste van zijn begroting werd voorgeschoten; hij is eveneens gemachtigd aan die organisatie, ter aanvulling van de Belgische bijdrage, het bedrag terug te betalen van de nationale rechten en belastingen die voornoemd Agentschap eventueel voor dergelijke werken of leveringen heeft betaald in nationale munt of in ECU.
Art. 2.11.12. In afwijking van artikelen 15 van de gecoördineerde wetten op de Rijkscomptabiliteit en van artikel 1-01-3, § 2 van deze wet, mogen de kredieten van de basisallocaties 60.11.11.16, 60.11.11.17, 60.21.11.18 en 61.11.41.16 door middel van herverdelingen van basisallocaties, overgedragen worden naar basisallocatie 60.01.11.03 voor de bedragen die overeenstemmen met de bezoldigingen van de contractuele betrekkingen die worden omgezet in statutaire betrekkingen.
Art. 2.11.13. In afwijking van artikel 1-01-3, § 2 van deze wet, mogen de kredieten van de basisallocaties 11.60.36.41.06 en 11.60.36.41.08, door middel van herverdelingen van basisallocaties, overgedragen worden naar de basisallocaties 11.60.30.11.03 en 11.60.30.11.04 ten belope van de bedragen die overeenstemmen met de bezoldigingen van contractuele posten die in statutaire posten worden omgezet.
Art. 2.11.14. In afwijking van artikel 15 van de gecoördineerde wetten op de Rijkscomptabiliteit mogen de kredieten van de basisallocaties 60.11.11.16, 60.11.11.17 en 60.21.11.18 door middel van herverdelingen van basisallocaties onderling overgeschreven worden.
Art. 2.11.15. De kredieten van de basisallocaties 60.11.12.17, 60.11.12.59, 60.11.74.17 en 60.15.41.01 mogen door middel van herverdelingen van basisallocaties onderling overgedragen worden. De herverdeling zal slaan op een bedrag van maximum 12,4 miljoen frank.
Art. 2.11.16. De kredieten van programma 5 van afdeling 61 (Federale diensten voor wetenschappelijke, technische en culturele aangelegenheden - Deel Onderwijs en Cultuur) mogen aangewend worden voor de betaling van het ereloon van de advocaten die de Staat vertegenwoordigen in de geschillen in verband met de "lasten van het verleden" van de voormalige ministeries van Onderwijs/Education nationale.
Art. 2.11.17. In afwijking van artikel 29 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, kunnen de kredieten van basisallocaties 61.31.61.21 en 61.31.21.01 voor het totaalbedrag vastgelegd worden vanaf 1 november van het jaar dat voorafgaat aan het begrotingsjaar.
Sectie 12. - Ministerie van Justitie.
Art. 2.12.1. In afwijking van artikel 15 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof mogen :
a) geldvoorschotten tot een maximumbedrag van 30 000 000 frank verleend worden aan de buitengewone rekenplichtigen van het Departement. Door middel van deze voorschotten mogen de buitengewone rekenplichtigen van het Departement alle dienstkosten tot 250 000 frank betalen, alsmede, ongeacht hun bedrag, de verbruikskosten van water, gas, elektriciteit, telefoon, stookolie en brandstof voor autovoertuigen, alsook de vergoedingen van alle aard welke op de begroting toegekend worden en de kosten voortvloeiend uit de burgerlijke aansprakelijkheid van de Staat;
b) geldvoorschotten tot een maximumbedrag van 35 000 000 frank verleend worden aan de buitengewone rekenplichtigen van de Algemene boekhouding belast met de betaling van forfaitaire vergoedingen aan de leden van de Gerechtelijke Politie en van de Veiligheid van de Staat.
Aan de buitengewone rekenplichtigen van het Departement belast met de betaling van voorschotten op zendingskosten in het buitenland wordt machtiging gegeven om aan de ambtenaren op zending naar het buitenland de nodige voorschotten te verlenen.
De buitengewone rekenplichtigen kunnen eveneens voorschotten toekennen aan de verbindingsofficieren van de gerechtelijke politie met standplaats in het buitenland om hen in de gelegenheid te stellen de uitgaven die ze verrichten, te betalen overeenkomstig de regels die in de landen in kwestie van kracht zijn, ongeacht het bedrag ervan.
Art. 2.12.2. Er kunnen kredietopeningen verleend worden aan :
a) de Dienst Gerechtskosten in Strafzaken voor de betaling van de staten van honoraria van gerechtelijke deskundigen en gerechtsdeurwaarders en alle andere gerechtskosten;
b) het Bestuur der Strafinrichtingen, voor de betaling van de dringende uitgaven betreffende de voeding en het onderhoud van de gedetineerden en geïnterneerden.
Art. 2.12.3. In afwijking van artikel 15 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof, kunnen geldvoorschotten toegestaan worden binnen de bij artikel 2.12.1 van deze wet vastgestelde perken, met het oog op de uitbetaling van hulpgelden en toelagen met sociaal karakter, alsmede van toelagen ten gunste van de cultuur- en sportkringen opgericht onder het personeel van het Ministerie van Justitie.
Art. 2.12.4. In afwijking van artikel 15 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof, kunnen geldvoorschotten tot een maximumbedrag van 8 000 000 frank toegestaan worden aan de rekenplichtigen van de brigades van de Gerechtelijke Politie belast met het betalen van kleine uitgaven.
Art. 2.12.5. Uitgaven met betrekking tot schuldvorderingen van vorige jaren mogen aangerekend worden op de kredieten van het lopend jaar in de hierna volgende gevallen :
1) Gerechtskosten in criminele, correctionele en politiezaken (de kosten voor vervoer van de naar de grens gebrachte vreemdelingen worden met de gerechtskosten gelijkgesteld en volgens dezelfde tarieven vereffend). Kosten van betekening van de uitzettingsbesluiten. Vergoedingen in de bij artikel 447 van het Wetboek van strafvordering en in de wet op de voorlopige hechtenis voorziene gevallen. Vergoeding van schade bij een gerechtelijk optreden geleden. Kosten voortvloeiend uit de toepassing van de wet betreffende de gerechtelijke bijstand en de toelating om kosteloos te procederen (wet van 10 oktober 1967) (progr. 56/0);
2) Vergoedingen uit te keren aan de provincies en gemeenten (art. 77 tot 81 van de wet van 14 februari 1961) (progr. 56/0);
3) Aandeel van België in de werkingskosten van Europol en van het "Schengen Information System" (progr. 58/2).
Art. 2.12.6. Binnen de perken van de betrokken basisallocaties kunnen de volgende toelagen worden toegekend :
PROGRAMMA 40/3 - STUDIES EN DOCUMENTATIE
Toelagen aan publicaties en aan wetenschappelijke instellingen.
PROGRAMMA 40/4 - INTERNATIONALE SAMENWERKING
Deelneming van België in de werkingskosten van internationale instellingen.
PROGRAMMA 51/0 - BESTAANSMIDDELEN
1) Toelagen aan organismen in het kader van de nationale projecten ter omkadering van alternatieve maatregelen;
2) Toelagen aan organismen belast met de therapeutische begeleiding van de daders van seksuele misdrijven.
PROGRAMMA 56/0 - BESTAANSMIDDELEN
Toelagen voor het gebruik door de gerechtelijke diensten van de bibliotheken van de balies in sommige gerechtsgebouwen.
PROGRAMMA 58/1 - STUDIES EN DOCUMENTATIE
Toelage aan het Centrum voor politiestudies.
PROGRAMMA 58/2 - INTERNATIONALE SAMENWERKING
Aandeel van België in de werkingskosten van de Internationale Organisatie voor de Criminele Politie te Lyon, de Europese politiedienst te Den Haag en het "Schengen Information System" te Straatsburg.
PROGRAMMA 59/0 - BESTAANSMIDDELEN
Toelage voor de erkenning van de islamitische eredienst (wet van 19 juli 1974).
Sectie 13. - Ministerie van Binnenlandse Zaken.
Art. 2.13.1. In afwijking van artikel 15 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof, mogen geldvoorschotten tot een maximumbedrag van 15 000 000 frank verleend worden aan de buitengewone rekenplichtigen van de diensten en instellingen wier uitgaven in de onderhavige sectie zijn ingeschreven.
Door middel van deze voorschotten mogen de buitengewone rekenplichtigen alle dienstkosten alsmede de vergoedingen en toelagen van alle aard welke bij aanrekening op de begroting zullen worden verleend evenals de verbruikskosten van water, gas, elektriciteit, telefoon, stookolie en brandstof voor autovoertuigen tot en met 250 000 frank betalen.
Mogen, ongeacht het bedrag, met deze voorschotten worden bestreden :
1) de uitgaven van sociale aard;
2) de uitgaven in verband met de opleiding en het aanwenden van het voltijds en niet-voltijds personeel van de Civiele Bescherming;
3) de kosten voor zendingen in het buitenland en voor frankering van de briefwisseling, alsmede de voorschotten op deze kosten; aan de buitengewone rekenplichtigen belast met betalingen van zendingskosten in het buitenland wordt toelating gegeven voorschotten te verlenen aan de met een zending in het buitenland belaste ambtenaren;
4) alle werkingskosten alsmede de vergoedingen en toelagen van alle aard van de Provinciale Gouvernementen, met uitzondering van de uitgaven voor aankoop van duurzame roerende goederen, binnen de perken van de basisallocaties van het programma 58/0;
5) alle uitgaven van het programma 55/0 voor de kosten van repatriëring en verwijdering van ongewenst geachte personen.
Art. 2.13.2. Uitgaven met betrekking tot schuldvorderingen van vorige jaren mogen worden aangerekend op de kredieten van het lopend jaar in de hiernavolgende gevallen :
1) Verkiezingsuitgaven;
2) Militaire begraafplaatsen;
3) Allerhande uitgaven in verband met het ten laste nemen door het Ministerie van Binnenlandse Zaken van de gewetensbezwaarden;
4) Uitgaven betreffende de terugbetaling aan de gemeenten van de wedden van het personeel van hulpcentra "100".
Art. 2.13.3. Binnen de perken van de betrokken basisallocaties kunnen de volgende toelagen worden toegekend :
PROGRAMMA 40/1 - PROTOCOL
1° Toelagen aan hen die daden van moed hebben verricht en daarbij het slachtoffer van hun offervaardigheid zijn geworden of aan rechthebbenden van helden die door hun moedige daad het leven verloren hebben of aan de klaarblijkelijke gevolgen ervan bezweken zijn, ook voor vergoedingen voor begrafeniskosten;
2° Vriendenkring van de overlevenden van Breendonk;
3° Comité van de Vlam;
4° Comité van het monument van Koning Albert aan de IJzer;
5° Toelage aan de Vereniging tot Bevordering van Brussel als tussenkomst in de kosten voor inrichting van feestelijkheden in de Warande ter gelegenheid van het jaarlijks Nationaal Feest.
PROGRAMMA 51/7 - MILITAIRE BEGRAAFPLAATSEN
Toelage aan de organisatie belast met de restauratie van het museum van het kamp AUSCHWITZ-BIRKENAU te OSWIECIM.
PROGRAMMA 51/9 - BEVOLKING EN VERKIEZINGEN
Tussenkomst in de werkingskosten van het Coördinatiebureau voor de verkiezingen in Bosnië-Herzegovina.
PROGRAMMA 54/1 - ALGEMENE INSPECTIE VAN DE OPERATIES EN DE OPLEIDING
Toelage aan een opleidingsraad voor de brandweerdiensten.
PROGRAMMA 54/2 - ALGEMENE INSPECTIE VAN DE UITRUSTING
1° Toelage aan agglomeraties, aan intercommunales en aan de gemeenten voor het aankopen van bijzonder materieel voor de brandweerdiensten;
2° Toelagen aan de gemeenten voor de behoeften van de brandweerdiensten met het oog op de informatisering van de statistieken;
3° Bijdrage ten voordele van de brandweerdiensten in de kosten van informatiecampagnes voor brandvoorkoming, als steun aan lokale initiatieven;
4° Bijdrage in de recyclagecursussen voor de officieren van de brandweerdiensten.
PROGRAMMA 54/3 - DIRECTIE VAN DE STUDIES EN DOCUMENTATIE
1° Bijdrage in de kosten van laboratoria belast met onderzoekingen betreffende brandvoorkoming;
2° Bijdrage in de realisatie van het "Euroclasses-systeem" voor reactie bij brand.
PROGRAMMA 54/6 - DIRECTIE VAN DE LOGISTIEK
1° Koninklijke vereniging der brandweerkorpsen van België en Nationaal Fonds voor hulpverlening aan brandweerlieden;
2° Opleidingscentra voor brandweerlieden.
(PROGRAMMA 55/0 - BESTAANSMIDDELEN
Subsidies van de Dienst Vreemdelingenzaken voor internationale organisaties die activiteiten uitoefenen met betrekking tot de vreemdelingenpolitiek.) <W 1998-07-05/66, art. 2.13.1, 002; Inwerkingtreding : 17-10-1998>
PROGRAMMA 56/1 - ALGEMENE ADMINISTRATIEVE POLITIE - OPLEIDING, PREVENTIE EN UITRUSTING
1° Tussenkomst van de Staat in de uitgaven voor initiatieven voor de bevordering van de contacten van de politiediensten met de bevolking, voor de bevordering van aanwervingen bij de gemeentepolitie en voor de tussenkomsten bij samenwerkingsakkoorden in uitvoering van artikel 222 van de nieuwe gemeentewet;
2° Toelage aan de gemeenten voor de verwerving van materieel en uitrusting voor de gemeentepolitie;
3° Verwezenlijking van uitgaven op het vlak van politie en criminaliteitspreventie, onder andere voor de verwezenlijking of verwerving van infrastructuren, uitrusting, materieel of software voor collectief gebruik en voor de financiering van campagnes en studieopdrachten;
4° Betoelaging enerzijds van erkende scholen en trainings- en opleidingscentra, anderzijds van universitaire instellingen, voor bijscholings- en specialiteitscycli die er ten behoeve van politieofficieren worden ingericht;
5° Toelage aan de V.Z.W. "POLITEIA" voor het uitgeven en bevorderen van publicaties betreffende de uitoefening van de politiefunctie evenals voor het ontwerpen en bevorderen van de didactische methodes betreffende de uitoefening van de politiefunctie;
6° Betoelaging van Belgische universiteiten of andere instellingen, betrokken bij de studie of beheersing van de criminaliteit, van publieke of private initiatieven inzake criminaliteitspreventie, inzonderheid voetbalvandalisme, geïntegreerde initiatieven van lokale criminaliteit en onderzoek naar het voorkomen van bepaalde criminele fenomenen;
7° Toelage aan de "Koninklijke Federatie van commissarissen en adjunct-commissarissen van politie van België V.Z.W." voor de onkosten gemaakt naar aanleiding van haar aansluiting bij de "Fédération internationale des fonctionnaires supérieurs de police";
8° Toelage aan de commissie "Public Relations" van de gemeentepolitie, teneinde de betrekkingen tussen de gemeentepolitie en de gemeenschap te bevorderen en als tussenkomst van de Staat in de door de commissie gemaakte kosten naar aanleiding van manifestaties met nationaal karakter;
9° Toelagen bestemd voor initiatieven ter bevordering van de rekrutering van leden voor de gemeentepolitie";
10° Tussenkomst van de Staat in de uitgaven bestemd ter bevordering van de coördinatie tussen de politie-eenheden en de autoriteiten verantwoordelijk voor de politiek en het beheer terzake;
11° Een toelage aan de "VZW Transporti Interculturali" als tussenkomst in de organisatiekosten van het opstellen van cursussen teneinde de aandacht voor het omgaan met migranten te integreren in de navorming van het politiepersoneel;
12° Een toelage aan de "VZW Centrum voor Politiestudies" als tussenkomst in de werkings- en administratiekosten;
13° Tussenkomst voor de algemene ondersteuning van gemeenten waar, door tussenkomst van de gemeentepolitie een volwaardige politiezorg wordt gewaarborgd.
14° Toelage aan de NV ASTRID ter dekking van de werkingskosten van de gemeenschappelijke infrastructuur.
PROGRAMMA 58/0 - BESTAANSMIDDELEN
1° Toelage aan de provincie Vlaams Brabant voor de bouw van de Provincieraadzaal en voor de lokalen voorbehouden aan de commissarissen van de Regering en aan de federale ambtenaren;
2° Toelage aan de provincie Vlaams Brabant voor de tussenkomst in de huur- en inrichtingskosten van de Provincieraadzaal.
Art. 2.13.4. De Schatkist wordt ertoe gemachtigd voorschotten toe te kennen wanneer de verrichtingen met betrekking tot de rekening 87.09.35.65 - Bezoldigingen en andere vaste uitgaven voor de gewestelijke gemeenteontvangers - en met betrekking tot de rekening 86.11.00.27 - Werkingsuitgaven van de gewestelijke gemeenteontvangerijen - van de sectie "Thesaurieverrichtingen voor orde" een debetstand veroorzaken.
Sectie 14. Ministerie van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel.
Art. 2.14.1. In afwijking van het artikel 15 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof mogen achtereenvolgende geldvoorschotten worden toegestaan van hoogstens 400 000 frank, die later zullen worden verantwoord aan de rekenplichtige, die belast is met de vereffening van de hulpgelden en uitgaven van sociale aard.
Art. 2.14.2. In afwijking van het artikel 15 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof, mogen geldvoorschotten tot een maximumbedrag van 7 000 000 frank verleend worden aan de buitengewone rekenplichtigen van het Departement.
De buitengewone rekenplichtigen van het Departement worden gemachtigd om door middel van deze voorschotten schuldvorderingen te betalen welke 100 000 frank niet te boven gaan.
Art. 2.14.3. De verplaatsingskosten van de agenten van de carrières van de Buitenlandse Dienst en van de Kanselarij worden, voor elk geval, bij ministerieel besluit vastgesteld.
Art. 2.14.4. De kredieten opgenomen in het programma 41/0 (B.A. 41.03.03.50) zijn bestemd om bestendige werkingsfondsen samen te stellen ten einde aan de ambtenaren van het departement voorschotten toe te kennen op kosten voor zendingen naar het buitenland en op kosten voor overplaatsingen en verloven van het overgeplaatste personeel. De uitgaven vereffend op die voorschotten worden geregulariseerd op de daartoe bestemde begrotingskredieten.
De kredieten opgenomen in het programma 42/0 (B.A. 42.04.03.50) zijn bestemd voor de samenstelling van bestendige werkingsfondsen die de betaling verzekeren van uitgaven in verband met de werkingskosten van de Belgische diplomatieke en consulaire posten en van de vaste vertegenwoordigingen bij de internationale organismen. De uitgaven vereffend op die voorschotten worden geregulariseerd op de daartoe bestemde begrotingskredieten. De Schatkist wordt eveneens gemachtigd die buitenlandse werkingsfondsen voor hetzelfde doel en mits naleving van dezelfde budgettaire regularisatieprocedure weer samen te stellen.
Art. 2.14.5. Achterstallige schuldvorderingen die betrekking hebben op de werkingskosten van de diplomatieke en consulaire posten en van de vaste vertegenwoordigingen bij de internationale organismen mogen geïmputeerd worden op basisallocatie 42.04.12.33 van het programma 42/0. Dit geldt evenwel niet voor uitgaven betreffende personeelsbezoldigingen en aankoop van duurzame roerende goederen.
Art. 2.14.6. Binnen de perken van de betrokken basisallocaties kunnen de volgende toelagen en bijdragen worden toegekend :
PROGRAMMA 41/6 - STUDIES EN DOCUMENTATIE
1) Bijdrage van België in de installatie- en werkingskosten van een Internationaal Centrum voor de Pers te Brussel;
2) Toelage aan de Belgische Federale Voorlichtingsdienst (FVD).
PROGRAMMA 41/7 - INTERNATIONALE SAMENWERKING
1) Toelagen aan internationale organismen of verenigingen;
2) Toelage aan het Koninklijk Instituut voor Internationale Betrekkingen.
(3) Toelage aan de Stichting Europalia.) <W 1998-07-05/66, art. 2.14.1, 002; Inwerkingtreding : 17-10-1998>
PROGRAMMA 51/1 - BUITENLANDSE HANDEL
1) Bijdragen van België aan in het land gevestigde internationale organismen;
2) Bijdragen van België aan buiten het land gevestigde internationale organismen;
3) Toelagen ter bevordering van de export;
4) Toelagen betreffende de economische expansie en de regionale reconversie.
PROGRAMMA 52/1 - INTERNATIONALE INSTELLINGEN
Bijdragen van België aan buiten het land gevestigde internationale organismen.
PROGRAMMA 52/2 - HUMANITAIRE HULP
Toelagen bestemd voor instellingen die de bescherming der vluchtelingen tot doel hebben.
PROGRAMMA 53/1 - BUITENLANDS BELEID
1) Bijdragen van België aan in het land gevestigde internationale organismen;
2) Bijdragen van België aan buiten het land gevestigde internationale organismen;
3) Toelage aan de "Asia-Europe Foundation".
PROGRAMMA 53/2 - WETENSCHAPSBELEID
1) Bijdragen van België aan in het land gevestigde internationale organismen;
2) Bijdragen van België aan buiten het land gevestigde internationale organismen.
PROGRAMMA 53/4 - HUMANITAIRE HULP
1) Toelage aan het Internationaal Comité van het Rode Kruis;
2) Aandeel in de werking van de Verenigde Naties ten voordele van de Arabische vluchtelingen uit Palestina.
Art. 2.14.7. Binnen de perken van de betrokken basisallocatie, in het programma 52/2 "Humanitaire Hulp", kunnen, mits voorafgaand akkoord van de Ministerraad, uitgaven van allerlei aard gedaan worden als tegemoetkomingen van België in de acties ten voordele van vreemde bevolkingen slachtoffers van ernstige natuurrampen.
Art. 2.14.8. Binnen de perken van de betrokken basisallocatie, in het programma 53/4 "Humanitaire Hulp", kunnen, mits voorafgaand akkoord van de Ministerraad, uitgaven van allerlei aard gedaan worden als tegemoetkomingen van België in de acties ten voordele van vreemde bevolkingen slachtoffers van ernstige conflictsituaties.
Art. 2.14.9. Binnen de perken van de betrokken basisallocatie, in het programma 53/4 "Humanitaire Hulp", kunnen, mits voorafgaand akkoord van de Ministerraad, uitgaven van allerlei aard gedaan worden als tegemoetkomingen van België in de acties van preventieve diplomatie, vredeshandhaving en aanmoediging van de democratie die zich laten inschrijven in het kader van de internationale politiek.
Art. 2.14.10. Binnen de perken van de betrokken basisallocatie, in het programma 53/4 "Humanitaire Hulp", kunnen, mits voorafgaand akkoord van de Ministerraad, uitgaven van allerlei aard gedaan worden als tegemoetkomingen van België in de acties met betrekking tot het respect van de mensenrechten.
Sectie 15. - Ontwikkelingssamenwerking.
Art. 2.15.1. In afwijking van het artikel 15 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof, kunnen geldvoorschotten, tot een maximumbedrag van 100 000 000 frank elk, toegestaan worden aan de buitengewone rekenplichtige van het Departement, belast met de betaling van studieen stagebeurzen.
De buitengewone rekenplichtige van het Departement wordt gemachtigd om door middel van deze geldvoorschotten schuldvorderingen te betalen, welke 100 000 frank niet te boven gaan.
Art. 2.15.2. <W 1998-07-05/66, art. 2.15.1, 002; Inwerkingtreding : 17-10-1998> De uitgaven vereffend ten laste van het bestendig werkingsfonds, bevoorraad in 1996 door basisallocatie 54.09.03.50, worden zonder uitstel geregulariseerd door aanrekening op de begrotingskredieten van de volgende basisallocaties : 54.02.12.01, 54.02.12.27, 54.02.35.50, 54.11.35.11, 54.14.54.40, 54.14.54.41, 54.50.35.50 en 54.62.35.21.
Art. 2.15.3. Uitgaven met betrekking tot schuldvorderingen van vorige jaren mogen aangerekend worden op de kredieten van het lopend jaar in de hiernavolgende gevallen :
1) Terugbetaling van kosten voor geneeskundige zorgen verleend in Europa aan de Belgische en Luxemburgse missionarissen van Afrika (progr. 54/6);
2) Uitgaven met betrekking tot de opleiding in België van stagiairs van ontwikkelingslanden en uitgaven met betrekking tot de maatschappelijke en culturele hulp (progr. 54/1, 54/3, 54/6);
3) Logistieke steun ten voordele van het personeel van de technische bijstand (progr. 54/0, 54/1 en 54/4);
4) Uitgaven verricht in het buitenland door de rekenplichtigen van de Ontwikkelingssamenwerking en te regulariseren a posteriori.
Art. 2.15.4. In afwijking van het artikel 15 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof, mogen geldvoorschotten tot een maximumbedrag van 10 000 000 frank elk, per geopende postchequerekening, verleend worden aan de buitengewone rekenplichtigen van de Ontwikkelingssamenwerking.
Deze buitengewone rekenplichtigen worden gemachtigd door middel van deze voorschotten schuldvorderingen te betalen welke 100 000 frank niet te boven gaan.
Art. 2.15.5. Binnen de perken van de betrokken basisallocaties, kunnen de volgende toelagen of uitkeringen worden toegekend :
PROGRAMMA 54/0 - BESTAANSMIDDELENPROGRAMMA
Uitgaven van allerlei aard betreffende de informatie.
PROGRAMMA 54/1 - BILATERALE SAMENWERKING (F.O.S.)
1) Uitgaven van allerlei aard verbonden aan het programma van stagebeurzen in België en in het buitenland;
2) Verlichting van de schulden van de ontwikkelingslanden (via de NDD);
3) Uitgaven van allerlei aard inzake conflictpreventie;
4) Toelagen aan de niet-gouvernementele organisaties en aan de federaties voor de financiering van programma's, van educatieve activiteiten, van projecten, van NGO-coöperanten, van beurzen en van kosten met betrekking tot het beheer en de evaluatie van deze activiteiten;
5) Financiering van groepsstages georganiseerd op initiatief van privaatrechtelijke organisaties;
6) Toelagen aan de Vlaamse Vereniging voor Ontwikkelingssamenwerking en Technische Bijstand (VVOB) en aan de "Association pour la Promotion de l'Education et de la Formation à l'étranger (APEFE)";
7) Financiële bijdragen aan kleinschalige interventies;
8) Toelagen aan personen en aan niet-gouvernementele organisaties inzake de tewerkstelling van jonge werkzoekenden in erkende ontwikkelingsprojecten;
9) Financiële bijdragen aan de urgentie- en rehabilitatiehulp en aan de voedselhulp.
PROGRAMMA 54/2 - WETENSCHAPSBELEID INTERNATIONAAL VLAK
1) Bijdragen aan de programma's van internationale instellingen;
2) Deelneming aan onderzoeksprogramma's inzake landbouw, op touw gezet door internationale en regionale organisaties ten voordele van de ontwikkelingslanden;
3) Toelagen bestemd voor het financieren van studiewerk, onderzoek en wetenschappelijke publicaties in verband met de ontwikkelingsproblematiek.
PROGRAMMA 54/3 - SAMENWERKING VIA INTERNATIONALE INSTELLINGEN
1) Uitgaven van allerlei aard met betrekking tot de multilaterale stage- en studiebeurzen;
2) Geldelijke bijdragen aan internationale instellingen en fondsen;
3) Geldelijke bijdragen aan ontwikkelingsbanken en garantiefondsen;
4) Uitgaven van allerlei aard inzake conflictpreventie via internationale instellingen;
5) Bijdragen van België aan de Internationale Ontwikkelingsassociatie.
PROGRAMMA 54/4 - WETENSCHAPSBELEID - ONDERWIJS - VORMING - EDUCATIEVE ACTIVITEITEN
1) Uitgaven van allerlei aard verbonden aan het programma van studiebeurzen in België en in het buitenland ten gunste van onderhorigen van ontwikkelingslanden;
2) Toelagen aan wetenschappelijke instellingen in België voor de verwezenlijking van projecten en onderzoeks- en vormingsprogramma's inzake ontwikkelingssamenwerking;
3) Toelagen aan de Vlaamse Interuniversitaire Raad, de Conseil Interuniversitaire francophone en de universitaire instellingen voor de financiering van beleidsvoorbereidend onderzoek, secretariaatskosten, werkingskosten voor studenten uit de ontwikkelingslanden, initiatieven inzake vormingsprogramma's, internationale congressen, studiereizen van studenten, institutionele samenwerking en projecten in de ontwikkelingslanden.
PROGRAMMA 54/5 - OVERLEVINGSFONDS DERDE WERELD
Allerhande toelagen in het raam van het Overlevingsfonds.
PROGRAMMA 54/6 - ONDERSTEUNENDE ACTIES
1) Financiering van de vorming van kandidaten en medewerkers aan samenwerkingsacties;
2) Toelagen voor informatieve en educatieve activiteiten inzake ontwikkelingssamenwerking;
3) Uitgaven met betrekking tot de maatschappelijke en culturele hulp aan bursalen in België;
4) Toelagen voor organisatie van en deelname aan vergaderingen inzake ontwikkelingssamenwerking;
5) Toelagen in het kader van de follow-up van de bursalen.
Art. 2.15.6. Voor het jaar 1998 beschikt het Overlevingsfonds Derde Wereld (B.A. 54.50.35.50) over een vastleggingsmachtiging van 750 000 000 frank.
Elke verbintenis aan te gaan krachtens dit artikel wordt onderworpen aan het visum van de controleur der vastleggingen en aan het Rekenhof.
Vóór de tiende van iedere maand legt de controleur van de vastleggingen aan het Rekenhof een in drievoud opgemaakte lijst met de verantwoordingsstukken voor, die eensdeels het bedrag vermeldt van de vastleggingen die tijdens de afgelopen maand geviseerd werden, en anderdeels het bedrag aangeeft van de vastleggingen die geviseerd werden sinds het begin van het jaar.
Art. 2.15.7. Een deel van het krediet ingeschreven onder het programma 54/1 - Bilaterale Samenwerking (Fonds voor Ontwikkelingssamenwerking) - van de sectie 15 - Ontwikkelingssamenwerking, mag worden getransfereerd naar de passende basisallocatie van de sectie 14 - Ministerie van Buitenlandse Zaken, door middel van een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken en van de Staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking.
Art. 2.15.8. Het krediet voorzien op de basisallocatie 54.32.84.01 zal worden overgeschreven door de Staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking of door zijn gedelegeerde ordonnateur op een thesaurierekening waarover de Minister van Financiën of zijn gedelegeerde ordonnateur beschikt.
Sectie 16. - Ministerie van Landsverdediging.
Art. 2.16.1. In afwijking van het artikel 15 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof, mogen geldvoorschotten tot een maximumbedrag van 750 000 frank aan de buitengewone rekenplichtigen verleend worden met het oog op de uitbetaling van uitgaven die 100 000 frank niet overschrijden.
Art. 2.16.2. In afwijking van artikel 41 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, mogen de vaste uitgaven met betrekking tot het burgerpersoneel van het Ministerie van Landsverdediging het voorwerp zijn van ordonnantiën van kredietopening.
Mogen eveneens het voorwerp zijn van ordonnantiën van kredietopening zoals de vaste uitgaven : de vergoedingen voor begrafeniskosten, het kraamgeld alsmede de uitgaven voortvloeiend uit operaties en luchtreizen in het buitenland, lange zeereizen of uit de onmiddellijk te treffen maatregelen bij grond-, lucht- en zeeongeval, welk ook het bedrag van deze uitgaven weze.
Art. 2.16.3. Uitgaven met betrekking tot schuldvorderingen van vorige jaren mogen worden aangerekend op de kredieten van het lopend jaar in de hiernavolgende gevallen : de bestellingen van leveringen en prestaties gedaan bij buitenlandse regeringen of bij productieorganen en logistieke instellingen van de NAVO, alsmede de uitbetaling van de vergoedingen voor arbeidsongevallen en van de vergoedingen aan het Rijkspersoneel voor materiële schade.
Art. 2.16.4. In afwijking van de bepalingen van artikel 143 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, wordt de Minister van Landsverdediging gemachtigd om, in het kader zowel van de technische samenwerking en van de dringende hulpverlening aan derde landen, als van de onderlinge hulpverlening bepaald door artikel 3 van het Noordatlantisch Verdrag kosteloos over te gaan tot dienstverleningen en/of afstand van materieel en/of goederen uit de voorraden van de Krijgsmacht aan de landen waaraan een bijstand wordt verleend.
Art. 2.16.5. De Minister van Landsverdediging is ertoe gemachtigd provisionele voorschotten uit te betalen op :
a) de schadeloosstelling ten laste van de Staat ingevolge schade geleden door leden van het personeel of door derden;
b) de uitgaven in verband met de kosten voor verpleging in burgerinstellingen, met behandeling van lange duur en met de leveringen van farmaceutische producten door de burgerofficina's;
c) de kosten voor het gebruik van vreemde installaties;
d) de kosten van de door de Belgische Naamloze Vennootschap tot Exploitatie van het Luchtverkeer (SABENA) geleverde prestaties, vóór de verificatie en de controle van de bewijsstukken, en zulks naar rato van 90 % van deze kosten.
Art. 2.16.6. De fondsen nodig voor de betaling van de uitgaven betreffende de door het Ministerie van Landsverdediging in de Verenigde Staten van Amerika en in Canada te sluiten kopen mogen door middel van ordonnantiën van kredietopening bekomen worden. Deze opdrachten mogen onderhands gesloten worden.
Deze fondsen mogen, ook na het verstrijken van het begrotingsjaar, aangewend worden voor het aanrekenen van de uitgaven die uit de vorenvermelde contracten voortvloeien.
Het overschot aan fondsen wordt in de Schatkist teruggestort zodra de betrokken rekenplichtige de beheersrekening, houdende eindafrekening van de contracten waarvoor deze fondsen werden toegekend, aan het Rekenhof heeft overgelegd.
Mogen eveneens onderhands aangegaan worden, de met de instellingen van het NAVO-Bevoorradings- en Herstellingssysteem (NAVO-Bevoorradings- en Herstellingsagentschap en zijn ondergeschikte afdelingen), alsook met de instellingen van de "Western Union Defence Organization" (WUDO), gesloten kopen.
Art. 2.16.7. De Minister van Landsverdediging is uitsluitend bevoegd om beslissingen te nemen ter beslechting van de geschillen gerezen bij de keuring van de leveranties ingevolge de overeenkomsten gesloten door het Ministerie van Landsverdediging :
a) in de Verenigde Staten van Amerika, in Canada, met het NAVO-Bevoorradings- en Herstellingsagentschap en zijn ondergeschikte afdelingen en met de instellingen van de "Western Union Defence Organization" (WUDO);
b) met de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland ingevolge het logistiek akkoord inzake de bevoorrading in onderdelen en andere uitrusting voor CVRT;
c) met de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland ingevolge het akkoord betreffende de bevoorrading in onderdelen voor het wapensysteem LEOPARD en de ervan afgeleide versies.
Art. 2.16.8. De in Duitsland te verwezenlijken uitgaven mogen geschieden overeenkomstig de in de Bondsrepubliek geldende regels en het voorwerp van ordonnantiën van kredietopening zijn, welk ook het bedrag ervan moge wezen.
De op deze wijze verkregen fondsen mogen, ook na het verstrijken van het begrotingsjaar, aangewend worden voor het aanrekenen van de vorenvermelde uitgaven.
Het overschot aan fondsen wordt in de Schatkist teruggestort zodra de betrokken rekenplichtige de beheersrekening houdende eindafrekening van de contracten waarvoor deze fondsen werden toegekend, aan het Rekenhof heeft overgelegd.
Art. 2.16.9. Wat de overeenkomsten betreft die het voorwerp zijn van vereffeningen voor rekening van de NAVO-infrastructuur, dienen de inschrijvingen of offertes, al naargelang van het type van de overeenkomst, vergeleken te worden zonder rekening te houden met de belasting op de toegevoegde waarde en de douanerechten toegepast in de landen van de Europese Unie.
Art. 2.16.10. Binnen de perken van de betrokken basisallocaties kunnen de volgende toelagen worden toegekend :
PROGRAMMA 90/3 - SOCIALE HULP, HUISVESTING EN CULTUUR
1. Burgerlijke Sociale Dienst;
2. Hulp- en informatiebureau voor gezinnen van militairen (HIB);
3. Centrale Dienst voor Sociale en Culturele Actie (CDSCA).
PROGRAMMA 90/4 - NATIONALE ERKENNING
1. VZW "Luchtcadetten van België";
2. Koninklijke Nationale Vereniging van de Reserveofficieren;
3. Koninklijke Nationale Vereniging van de Reserveonderofficieren;
4. V.Z.W. "Nationaal Centrum voor Parachutisme";
5. V.Z.W. "Tank Museum";
6. V.Z.W. "Brussels Air Museum Foundation";
7. V.Z.W. "De Vrienden van de Sectie Marine van het Koninklijk Museum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis".
8. V.Z.W. "De Vrienden van de Muziekkapel van de Gidsen";
9. V.Z.W. "Belgian Air Force Symphonic Band Foundation".
Art. 2.16.11. De Schatkist is gemachtigd voorschotten toe te staan indien de verrichtingen in verband met de rekening 87.07.01.25.B van de sectie Thesaurieverrichtingen voor orde" - Rekening-courant van de betalings- en terugbetalingsverrichtingen van bezoldigingen voor rekening van andere departementen of diensten, van buitenlandse of internationale instellingen, of van andere derden - een debetstand van deze rekening veroorzaken.
Art. 2.16.12. De voor orde verrichte ontvangsten en uitgaven in het kader van verdragen en internationale en nationale akkoorden zullen geboekt worden op de rekening 82.04.01.68.B van de sectie "Thesaurieverrichtingen voor orde".
Deze rekening mag een debetsaldo vertonen gedurende een periode van zes maanden maximum. De wetgeving inzake overheidsopdrachten en de daarbij horende delegaties zijn van toepassing op de uitgavenverrichtingen.
Tevens worden deze verrichtingen onderworpen aan het aan de juridische vastlegging voorafgaand advies van de Inspecteur van Financiën conform de bepalingen van de artikelen 14 en 15 van het koninklijk besluit van 16 november 1994 betreffende de administratieve en begrotingscontrole alsook aan het visum van het Rekenhof zoals bepaald in artikel 14 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof.
Art. 2.16.13. De Minister van Landsverdediging is gemachtigd ten belope van (850 miljoen frank) de ontvangsten aan te wenden die voortvloeien uit de interesttegoeden opgebracht door uitstaande voorschotten bij de "Federal Reserve Bank of New York" in het kader van de overheidsopdrachten nopens de levering van vliegtuigen, logistieke steun, grondinstallaties en bijkomende kosten voor het geheel van de F-16 vloot. <W 1998-07-05/66, art. 2.16.1, 002; Inwerkingtreding : 17-10-1998>
Deze interesttegoeden zullen aangerekend worden op de rekening 87.07.03.27C van de Sectie "Thesaurieverrichtingen voor orde". Ze zullen aangewend worden tot dekking van de uitgaven voortvloeiend uit de bovenvermelde overheidsopdrachten.
(De Minister van Landsverdediging wordt gemachtigd de ontvangen terugbetalingen voor verkoop, door de Verenigde Staten, van F-16 vliegtuigen, aan derde landen ("recoupments for tooling"), ten belope van 79,0 miljoen frank aan te wenden.) <W 1998-07-05/66, art. 2.16.1, 002; Inwerkingtreding : 17-10-1998>
Art. 2.16.14. (Conform artikel 150 van de wet van 26 juni 1992 houdende sociale en diverse bepalingen, is de Minister van Landsverdediging ertoe gemachtigd om binnen de perken van de ontvangsten voortvloeiend uit de vervreemding van onroerende goederen die deel uitmaken van het aan zijn beheer toevertrouwd onroerend patrimonium, geïnd en geboekt op de rekening 87.07.04.28.B van de sectie "Thesaurieverrichtingen voor orde", in 1998 ten belope van 100,0 miljoen frank verbintenissen aan te gaan voor nieuwe infrastructuurwerken in België, ten behoeve van de Krijgsmacht. De betalingen worden voor het begrotingsjaar beperkt tot 200,0 miljoen frank.) <W 1998-07-05/66, art. 2.16.2, 002; Inwerkingtreding : 17-10-1998>
Zullen ook worden aangerekend op bovenvermelde rekening de met de bovenvermelde verrichtingen verbonden uitgaven.
De wetgeving inzake overheidsopdrachten en de daarbij horende delegaties zijn van toepassing op de uitgavenverrichtingen.
De uitgavenverrichtingen op deze rekening worden onderworpen aan het aan de juridische vastlegging voorafgaand advies van de Inspecteur van Financiën conform de bepalingen van de artikelen 14 en 15 van het koninklijk besluit van 16 november 1994 betreffende de administratieve en begrotingscontrole alsook aan het visum van het Rekenhof zoals bepaald in artikel 14 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof.
Art. 2.16.15. In afwijking van artikel 143 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, is de Minister van Landsverdediging gemachtigd het meubilair dat ter beschikking is gesteld van de gezinnen gehuisvest in woningen beheerd door de Belgische militaire overheid in Duitsland, te laten verkopen. Dit meubilair zal ter plaatse door deze overheid verkocht worden aan de betrokken gezinnen, die als gevolg van de herstructurering van de Krijgsmacht naar België terugkeren.
De opbrengst van deze verkoop zal aangerekend worden op de Rijksmiddelenbegroting tot dekking van de algemene behoeften van de Schatkist.
Art. 2.16.16. Behoudens de gevallen waarin het beroep op de Krijgsmacht krachtens de wet is geregeld, mogen eenheden worden ingezet in het kader van tegen betaling uitgevoerde prestaties van openbaar nut, met humanitair of cultureel oogmerk, of inzake hulp aan de natie.
Art. 2.16.17. Wordt goedgekeurd de bij deze wet gevoegde begroting van het Hulp- en Informatiebureau voor gezinnen van militairen (HIB) voor het begrotingsjaar 1998.
Deze begroting beloopt 176 550 000 frank voor de ontvangsten en 175 810 000 frank voor de uitgaven.
Onverminderd de bepalingen van de wet van 18 juli 1991 tot wijziging van de wet van 2 december 1957 op de Rijkswacht en van de wet van 27 december 1973 betreffende het statuut van het personeel van het actief kader van het operationeel korps van de Rijkswacht en houdende demilitarisering van de Rijkswacht, wordt dit bureau gemachtigd ten gunste van de Rijkswacht, binnen het kader van de bovenvermelde begroting, uitgaven te verrichten tot de realisatie van de opdrachten die voorzien zijn in zijn organiek reglement.
Art. 2.16.18. De Centrale Dienst voor Sociale en Culturele actie ten behoeve van de leden van de militaire gemeenschap (CDSCA) wordt gemachtigd de opdrachten die voorzien zijn in artikel 1 van het koninklijk besluit van 10 januari 1978 tot vaststelling van de taak en tot regeling van de organisatie en de werkwijze van dit organisme te verzekeren ten gunste van de personeelsleden van de Rijkswacht.
Art. 2.16.19. In afwijking van de bepalingen van artikel 28, alinea 2 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, wordt de Minister van Landsverdediging gemachtigd, gedurende de overgangsperiode tijdens dewelke Landsverdediging en de Rijkswacht hun wederzijdse steun moeten voortzetten, de aan de Rijkswacht geleverde prestaties, met uitzondering van deze die betrekking hebben op het personeel dat permanent ter beschikking wordt gesteld van deze laatste, te valoriseren en de van de Rijkswacht ontvangen prestaties te vergoeden, op basis van de veroorzaakte supplementaire kosten.
Met uitzondering van de occasionele prestaties en deze met betrekking tot de vorming van de officieren van de Rijkswacht aan de Koninklijke Militaire School, maakt de financiële dekking van de prestaties waarvan het volume a priori gekend is, het voorwerp uit van een ter beschikking stellen van kredieten waarvan het bedrag wordt bepaald door een raming van de te realiseren prestaties en de afrekening van de vroeger werkelijk geleverde prestaties.
De kosten voortvloeiend uit de vorming van de officieren van de Rijkswacht aan de Koninklijke Militaire School, worden gecompenseerd door het ter beschikking stellen van Rijkswachtpersoneel aan dit organisme.
Art. 2.16.20. In afwijking van artikel 143 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991 en door uitbreiding van artikel 48 van de wet van 20 december 1995 houdende fiscale, financiële en diverse bepalingen, wordt de Minister van Landsverdediging of de door hem gedelegeerde ordonnateur gemachtigd, in het kader van het herstructureringsplan van de Krijgsmacht en onder voorwaarde dat de wetgeving inzake overheidsopdrachten wordt nageleefd, overtollig geworden materieel, waren en munitie die deel uitmaken van het aan het beheer van de Minister van Landsverdediging toevertrouwde patrimonium te vervreemden. Deze vervreemding zal de volgende juridische vormen kunnen aannemen :
- de verkoopscontracten;
- de overeenkomsten met betrekking tot dienstverlening uit te voeren door derden als compensatie van de totale of gedeeltelijke overdracht aan deze laatsten van producten en onderdelen voortvloeiend uit deze prestaties;
- de overeenkomsten tot wederzijdse overdracht en ruil met andere departementen, Belgische of vreemde firma's en derde landen;
- het kosteloos afstaan aan derde landen en humanitaire instellingen.
Het gebeurlijk saldo van de verrichtingen vermeld in de overeenkomsten tot regeling van deze vervreemdingen zal worden aangerekend ofwel op de begroting van Landsverdediging ofwel op de rekening 87.07.06.30.B van de sectie "Thesaurieverrichtingen voor orde". Voor het jaar 1998 wordt de Minister van Landsverdediging gemachtigd, binnen de perken van de ontvangsten en ten belope van (2 200 miljoen frank) verbintenissen aan te gaan voor investeringen ten behoeve van de Krijgsmacht. De betalingen worden voor het begrotingsjaar beperkt tot (600 miljoen frank). <W 1998-07-05/66, art. 2.16.3, 002; Inwerkingtreding : 17-10-1998>
Zullen ook worden aangerekend op de bovenvermelde rekening, de met die vervreemdingsverrichtingen verbonden uitgaven.
In afwijking van artikel 48 van de wet van 20 december 1995 houdende fiscale, financiële en diverse bepalingen, worden die uitgaven onderworpen aan het aan de juridische vastlegging voorafgaand advies van de Inspecteur van Financiën conform de bepalingen van de artikelen 14 en 15 van het koninklijk besluit van 16 november 1994 betreffende de administratieve en begrotingscontrole alsook aan het visum van het Rekenhof zoals bepaald in artikel 14 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof.
De Minister van Landsverdediging is eveneens gemachtigd, met vreemde landen overeenkomsten te sluiten tot wederzijdse overdracht van materieel, waren en munitie of tot wederzijdse dienstverlening, in het kader van een internationale integratie van de Krijgsmacht of ter voorziening in dringende behoeften.
De financiële regeling van deze wederzijdse operaties kan bij wijze van verrekening geschieden hetzij op het ogenblik dat de overeenkomst wordt beëindigd, hetzij na verloop van een overeengekomen termijn, hetzij in onderling overleg tussen de betrokken partijen. Het gebeurlijk saldo zal worden aangerekend ofwel op de begroting van Landsverdediging, ofwel op de Rijksmiddelenbegroting ten bate van het begrotingsfonds voor prestaties tegen betaling.
De Minister van Landsverdediging is uiteindelijk gemachtigd, inzake materieel, waren, wapens en munitie, met Belgische bedrijven contracten van ruil of van lening te sluiten mits op die wijze de vernieuwing van de voor de Krijgsmacht bruikbare voorraden te bevorderen.
Art. 2.16.21. De Minister van Landsverdediging wordt gemachtigd om de ontvangsten voortvloeiend uit de Belgische deelname aan de humanitaire operaties aan te rekenen op de rekening 87.07.09.33.B van de sectie "Thesaurieverrichtingen voor orde". Ze zullen aangewend worden tot dekking van uitgaven voortvloeiend uit de vorenvermelde operaties.
Deze rekening mag een debetsaldo vertonen gedurende een periode van zes maanden maximum. De wetgeving inzake overheidsopdrachten en de daarbij horende delegaties zijn van toepassing op de uitgavenverrichtingen.
Tevens worden deze verrichtingen onderworpen aan het aan de juridische vastlegging voorafgaand advies van de Inspecteur van Financiën conform de bepalingen van de artikelen 14 en 15 van het koninklijk besluit van 16 november 1994 betreffende de administratieve en begrotingscontrole alsook aan het visum van het Rekenhof zoals bepaald in artikel 14 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof.
Art. 2.16.22. De Minister van Landsverdediging of de door hem gedelegeerde ordonnateur wordt gemachtigd, in het kader van het herstructureringsplan van de Krijgsmacht, de onroerende goederen of andere vermogensbestanddelen die rechtens eigendom zijn van de Bondsrepubliek Duitsland of van een Land en die de Krijgsmacht of de civiele dienst voor gebruik ter beschikking zijn gesteld, geheel of gedeeltelijk terug te geven, en de financiële weerslag van deze teruggave te bepalen na onderhandelingen met de Staat van verblijf.
De netto financiële tegenwaarde van deze overdrachten bepaald volgens artikel 52 van de Aanvullende Overeenkomst bij het Verdrag tussen de Staten die Partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten, met betrekking tot de in de Bondsrepubliek Duitsland gestationeerde buitenlandse krijgsmachten en het Protocol van ondertekening bij deze Aanvullende Overeenkomst, ondertekend op 3 augustus 1959 te Bonn, en goedgekeurd bij de wet van 6 mei 1963, zal het voorwerp zijn van een globale afrekening op het einde van de afstand van alle betrokken onroerende goederen of andere vermogensbestanddelen.
Het gebeurlijk saldo zal worden aangerekend ofwel op de begroting van de betrokken departementen of instelling van openbaar nut, ofwel op de rekening 87.07.10.34.B van de sectie "Thesaurieverrichtingen voor orde" om, na afrekening met de vorenvermelde organismen, aangewend te worden tot dekking van uitgaven voortvloeiend uit infrastructuurwerken ten behoeve van de Krijgsmacht.
Art. 2.16.23. De Minister van Landsverdediging is gemachtigd personeel in steun ter beschikking te stellen van de Burgerlijke sociale dienst.
Art. 2.16.24. De tijdens de operaties in het buitenland te verwezenlijken uitgaven met een hoogdringend karakter mogen geschieden in het kader van opdrachten die onderhands mogen worden gegund. De beginselen van de wetgeving op de overheidsopdrachten zullen toegepast worden voor het afsluiten van voornoemde opdrachten, tenzij de plaatselijke omstandigheden dit niet toelaten.
Sectie 17. - Algemene Politiesteundienst en Rijkswacht.
Art. 2.17.1. De Minister van Binnenlandse Zaken is ertoe gemachtigd op de schadeloosstelling ten laste van de Staat ingevolge schade, geleden door leden van het personeel of door derden, provisionele voorschotten te betalen.
Art. 2.17.2. De vergoedingen voor begrafeniskosten, alsmede het kraamgeld, mogen het voorwerp zijn van ordonnantiën van kredietopening zoals de vaste uitgaven.
Art. 2.17.3. De kosten voor verpleging in het buitenland mogen bij wijze van provisie worden betaald.
Art. 2.17.4. Binnen de perken van de betrokken basisallocatie kan de volgende toelage toegekend worden :
PROGRAMMA 50/0 - BESTAANSMIDDELEN
- aan het Hulp- en Informatiebureau voor gezinnen van militairen (HIB) : aandeel ten laste van de Rijkswacht voor de personeelsuitgaven, de algemene werkingskosten en de uitgaven voor tussenkomsten.
Art. 2.17.5. Uitgaven met betrekking tot schuldvorderingen van vorige jaren mogen worden aangerekend op de kredieten van het lopend jaar in de hiernavolgende gevallen :
1) de uitbetaling van de vergoedingen voor arbeidsongevallen (programma 50/0);
2) de vergoedingen aan het Rijkspersoneel voor materiële schade (programma 50/0);
3) de leveringen gedaan door burger- of aangenomen apothekers alsmede voor tand- of heelkundige prothesen (programma 50/0).
Art. 2.17.6. In afwijking van artikel 41 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, mogen de vaste uitgaven met betrekking tot het burgerpersoneel in dienst bij de Rijkswacht, het voorwerp zijn van ordonnantiën van kredietopening.
Art. 2.17.7. In afwijking van de bepalingen van artikel 28, alinea 2, van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, wordt de Minister van Binnenlandse Zaken gemachtigd om, gedurende de overgangsperiode tijdens dewelke Landsverdediging en de Rijkswacht hun wederzijdse steun moeten voortzetten, de aan Landsverdediging geleverde prestaties te valoriseren en de van Landsverdediging ontvangen prestaties te vergoeden op basis van de meerkosten.
In voorkomend geval zullen de door Landsverdediging verschuldigde sommen worden gestort op de Rijksmiddelenbegroting met bestemming het organiek begrotingsfonds van de Rijkswacht voor "wederbelegging van het bedrag van prestaties en van cessies aan derden tegen betaling".
Indien door de Rijkswacht bedragen verschuldigd zijn die voortvloeien uit occasionele prestaties, dan zullen de uitgaven worden aangerekend op de begroting van de Rijkswacht.
In het andere geval zullen de prestaties aan Landsverdediging vergoed worden door middel van het ter beschikking stellen van kredieten, waarvan het bedrag wordt bepaald door een raming van de meerkosten voor Landsverdediging van de te leveren prestaties, verhoogd of verminderd met het saldo van de afrekening van de vroeger werkelijk geleverde prestaties.
De kosten voortvloeiend uit de vorming van de officieren van de Rijkswacht aan de Koninklijke Militaire School, worden gecompenseerd door het ter beschikking stellen van Rijkswachtpersoneel aan dit organisme.
Art. 2.17.8. De Minister van Binnenlandse Zaken is ertoe gemachtigd, in het kader van een rationeel gebruik van overtollige voorraden, met de Minister van Landsverdediging overeenkomsten te sluiten tot wederzijdse overdracht van materieel, waren, munitie of dienstverlening.
De financiële regeling van deze wederzijdse operaties kan bij wijze van verrekening geschieden.
Het gebeurlijk saldo zal ofwel worden aangerekend op de begroting van de Rijkswacht, ofwel worden gestort op de Rijksmiddelenbegroting met bestemming het organiek begrotingsfonds van de Rijkswacht voor "wederbelegging van het bedrag van prestaties en van cessies aan derden tegen betaling".
Art. 2.17.9. De uitgaven te verwezenlijken door de liaisonofficieren van de Rijkswacht met standplaats in het buitenland mogen geschieden overeenkomstig de in elk land geldende regelen en zij mogen, ongeacht het bedrag, betaald worden op fondsen bekomen op kredietopening.
In afwijking van de bepalingen van artikel 143 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, mogen de ter beschikking van een verbindingsofficier gestelde voorwerpen die buiten dienst worden geplaatst, door hem onderhands en volgens de in elk land geldende regels worden verkocht.
Op dezelfde wijze mag ook worden gehandeld met het materieel en de goederen die in voorraad zijn op het ogenblik dat een vertegenwoordiging van de Rijkswacht in het buitenland definitief wordt opgeheven, tenzij de betrokken voorraden kosteloos kunnen worden afgestaan aan de diensten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
In de gevallen waarin tot verkoop ter plaatse wordt overgegaan zal de opbrengst ervan gestort worden op de Rijksmiddelenbegroting.
Art. 2.17.10. In afwijking van artikel 3 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, wordt de Minister van Binnenlandse Zaken gemachtigd om bijdragen in geld of in materieel, gedaan door internationale publiekrechterlijke instellingen met het oog op het bevorderen van een geharmoniseerd politieoptreden op het internationaal vlak, ten voordele van de Algemene Politiesteundienst en van de Rijkswacht aan te wenden.
De financiële bijdragen zullen worden gestort op de Rijksmiddelenbegroting met bestemming het organiek begrotingsfonds van de Rijkswacht voor "wederbelegging van het bedrag van prestaties en van cessies aan derden tegen betaling".
Art. 2.17.11. In afwijking van de bepalingen van artikel 143 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, wordt de Minister van Binnenlandse Zaken of de door hem gedelegeerde ordonnateur gemachtigd :
§ 1. onder voorwaarde dat de principes vervat in de wetgeving inzake overheidsopdrachten worden nageleefd, materieel, dat overtollig, economisch afgeschreven of technologisch verouderd is, alsmede afvalproducten, te vervreemden.
De vervreemding kan plaatsgrijpen in het raam van volgende verbintenissen :
a) een overheidsopdracht voor werken of diensten waarbij de producten die het voorwerp uitmaken van de opdracht of die voortkomen uit de uitvoering ervan, aan de co-contractant worden afgestaan ter gehele of gedeeltelijke betaling van de door hem geleverde prestaties;
b) een ruilovereenkomst inzake materieel, waren, wapens en munitie met het oog op de verwerving van gelijkaardige goederen.
In deze gevallen zal het eventueel positief saldo van de verrichtingen vermeld in de overeenkomst tot regeling van deze vervreemdingen, worden aangerekend op de Rijksmiddelenbegroting ten voordele van het begrotingsfonds van de Rijkswacht terwijl het eventueel negatief saldo zal worden aangerekend ten laste van de begroting van de Rijkswacht;
§ 2. overtollig materieel, dieren en/of goederen kosteloos af te staan :
a) hetzij aan derde landen in het raam van de hulpverlening, waarbij tevens beperkte diensten in verband daarmee aan deze landen kunnen geleverd worden;
b) hetzij aan organieke diensten van Binnenlandse Zaken, met het oog op de optimale aanwending van de middelen binnen het departement.
Sectie 18. - Ministerie van Financiën.
Art. 2.18.1. § 1. In afwijking van het gewijzigd artikel 15 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof, mogen geldvoorschotten worden toegestaan :
1) aan de buitengewone rekenplichtige van de Directie Comptabiliteit en Begroting van het Algemeen Secretariaat belast met de betaling van de uitgaven inzake schoonmaak en onderhoud van lokalen, meubilair, materieel en machines, tot een maximumbedrag van 90 000 000 frank;
2) aan de overige buitengewone rekenplichtigen van de Directie Comptabiliteit en Begroting van het Algemeen Secretariaat tot een maximumbedrag van 60 000 000 frank;
3) aan de buitengewone rekenplichtige van het Kledingfonds van het personeel van de Administratie der Douane en Accijnzen tot een maximumbedrag van 80 000 000 frank;
4) aan de buitengewone rekenplichtige van de Sociale Dienst en aan de buitengewone rekenplichtigen van de fiscale administraties in de buitendiensten tot een maximumbedrag van 25 000 000 frank;
5) aan de buitengewone rekenplichtigen van de Algemene Inspectie van de Staatsschuld tot een bedrag van ten hoogste 600 000 frank.
§ 2. De buitengewone rekenplichtigen van de fiscale administraties in de buitendiensten en van de Directie Comptabiliteit en Begroting van het Algemeen Secretariaat mogen door middel van geldvoorschotten alle dienstkosten betalen tot en met 250 000 frank, alsmede de vergoedingen van alle aard die op de begroting zullen worden verleend en, ongeacht het bedrag, de kosten van onderhoud en schoonmaak, de verbruikskosten van water, gas, elektriciteit, telefoon, stookolie en brandstof voor autovoertuigen.
§ 3. De buitengewone rekenplichtige van de Directie Comptabiliteit en Begroting van het Algemeen Secretariaat, belast met de betaling van de bezoldigingen en de terugbetaling van kosten van de controleorganen van de Staat bij de instellingen van openbaar nut, wordt toelating gegeven om deze uitgaven te verrichten door middel van geldvoorschotten.
§ 4. Aan de buitengewone rekenplichtige van de Directie Comptabiliteit en Begroting van het Algemeen Secretariaat belast met de betaling van de kosten voor opdrachten in het buitenland, wordt toelating gegeven om de nodige voorschotten te verlenen aan de ambtenaren belast met een opdracht in het buitenland.
§ 5. Aan de buitengewone rekenplichtige van het Kledingsfonds van het Personeel van de Administratie der Douane en Accijnzen wordt toelating gegeven om alle uitgaven van het Kledingfonds te betalen, ongeacht het bedrag.
Deze uitgaven worden aangerekend op de begrotingsmiddelen van het programma 50.4 en mogen het jaarbedrag van 85 000 000 frank niet overschrijden.
§ 6. Aan de buitengewone rekenplichtige van de Sociale Dienst wordt toelating gegeven om hulpgelden en toelagen van sociale aard te betalen, ongeacht het bedrag.
Deze uitgaven worden aangerekend op de begrotingsmiddelen van het programma 40.2.
§ 7. De gewone rekenplichtige van de Directie Comptabiliteit en Begroting van het Algemeen Secretariaat wordt gemachtigd om ten laste van de rekening diverse ontvangsten, uitgaven te verrichten, uitsluitend in het kader en ten belope van de bedragen van de geprefinancierde programma's op deze rekening door de Europese Unie of andere internationale instellingen.
De betrokken facturen en schuldvorderingen dienen, voorafgaand aan de betaling, goedgekeurd te worden door de gedelegeerde ordonnateur van het Algemeen Secretariaat.
Art. 2.18.2. De Minister van Financiën kan leningen en hulp verstrekken aan personeelsleden in actieve dienst, aan gewezen personeelsleden, gepensioneerd of niet, aan de rechthebbenden van de personeelsleden van Financiën en aan hun familieleden. Hij kan toelagen verlenen aan de verenigingen van personeelsleden en aan de bestaande en nog op te richten ontmoetingscentra van het personeel van Financiën (bestaande : O.P.F. te Antwerpen en te Kapellen, C.A.R.A.F. te Luik en de v.z.w. INTER-NOS te Strombeek-Bever; op te richten : O.P.F. te Gent).
Art. 2.18.3. Het provisioneel krediet ingeschreven op het programma 60/1 - Interdepartementale provisionele kredieten - en bestemd om alle uitgaven verbonden aan de indexaanpassing, de sociale programmatie en de aanwervingen te dekken, evenals de uitgaven voor de financiering van de aankoop van gebouwen en van de infrastructuur van de Europese instellingen, mag, volgens de behoeften, worden verdeeld over de passende programma's van de begrotingen van de verschillende departementen door middel van een koninklijk besluit en met het akkoord van de Minister van Begroting.
Art. 2.18.4. In afwijking van de artikelen 5 en 34 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, mogen ten laste van de bij onderhavige wet geopende kredieten schuldvorderingen van vorige jaren worden aangezuiverd met betrekking tot :
- het Kledingfonds van het personeel van de Administratie der douane en accijnzen;
- facturen en schuldvorderingen voor leveringen waarvan de verbintenis aangegaan werd door het Federaal Aankoopbureau en die aan te rekenen zijn op de basisallocaties 12.01 of 74.01 van een bestaansmiddelenprogramma;
- vaste uitgaven die aan te rekenen zijn op de basisallocatie 11.04 ter regularisatie van de orderekening 87.10.18.51 bij de Administratie der thesaurie i.v.m. bezoldigingen van gesubsidieerde contractuelen;
- facturen en schuldvorderingen voor werken, leveringen en diensten, waarvoor de verbintenis aangegaan wordt door bemiddeling van de Regie der Gebouwen.
Art. 2.18.5. De Minister van Financiën wordt gemachtigd om, naargelang van de behoeften, een gedeelte van de niet-fiscale ontvangsten met betrekking tot de opbrengst inzake domeinen aan te wenden voor de terugbetaling van de desbetreffende ten onrechte geïnde bedragen, met inbegrip van kosten en intresten.
In afwijking van de artikelen 3 en 45 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991 wordt daartoe een terugbetalingsfonds 66.05 C geopend zoals bepaald in artikel 37 van voornoemde wetten.
Art. 2.18.6. De Minister van Financiën wordt gemachtigd om, naargelang van de behoeften, een gedeelte van de niet-fiscale ontvangsten inzake het te gelde maken van activa van het Rijk, aan te wenden voor de uitgaven voor commissielonen die eigen zijn aan de totstandkoming van de overdracht van eigendomstitels.
Art. 2.18.7. De Minister van Financiën kan voorschotten toestaan voor de dringende betalingen, die voortvloeien uit de verplichtingen van België op het vlak van haar deelneming in internationale financiële instellingen, en die verricht worden door de diensten van de Thesaurie belast met de internationale betrekkingen.
Art. 2.18.8. De Minister van Financiën wordt in 1998 gemachtigd om, ten laste van de Koninklijke Munt van België, geldstukken of medailles te schenken, tot een maximumbedrag van 600 000 frank.
Art. 2.18.9. § 1. Voor het jaar 1998 wordt de machtiging verleend een programma voor leningen aan vreemde Staten te onderhandelen ten belope van 900 000 000 frank.
Rekening houdend met de budgettaire mogelijkheden wordt het leningsprogramma goedgekeurd door de Ministerraad. Het vermeldt de prioritair te realiseren leningen evenals de prioritaire vervangingsleningen in de vorm van een meerjarenprogramma.
De vervangingsleningen kunnen te allen tijde in de plaats treden van initieel te realiseren leningen die geschrapt worden.
De Controleur der Vastleggingen houdt boek van de realisaties en de vervanging van leningen van de programma's.
§ 2. De leningen aan vreemde Staten worden door de Controleur der Vastleggingen vastgelegd vóór notificatie van het leningsakkoord, op het ogenblik dat de Minister van Financiën door de ondertekening van een volmacht of van het Staatsleningsakkoord zelf zijn akkoord betuigt betreffende de toe te kennen lening.
De daartoe aan te wenden kredieten zijn vastleggingskredieten die worden aangewend in de zin van artikel 7 § 2 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991.
§ 3. De betaling van de leningen gebeurt middels ordonnanceringskredieten die worden aangewend in de zin van artikel 7 § 2 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991.
Art. 2.18.10.Het provisioneel krediet ingeschreven op het programma 60/1 - Interdepartementale provisionele kredieten, en bestemd om de personeelskosten te dekken van de ambtenaren van de Regie voor Maritiem Transport die door de herstructurering in de verschillende federale departementen zullen worden gebezigd, alsook de personeels- en werkingskosten van de dienst voor zeeverbindingen van [1 Proximus]1, ingevolge de overheveling van deze naar een geëigende federale instelling, mag bij koninklijk besluit worden verdeeld over de geëigende programma's van de begrotingen van de betrokken departementen met het akkoord van de Minister van Begroting.
----------
(1)<W 2015-08-10/26, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 22-06-2015 (zie KB 2015-09-11/02, art. 1)>
Art. 2.18.11. In afwijking van artikel 1-01-3 par. 2 van deze wet mogen de basisallocaties met betrekking tot de bezoldigingen en allerhande toelagen "11.08 - Personeel van de Administratie der douane en accijnzen die op 1.1.1993 vervroegd pensioen hebben aangevraagd of die in 1993 een aanvraag tot disponibiliteit wegens persoonlijke aangelegenheden hebben ingediend" en "11.09 - Personeel van de Administratie der douane en accijnzen gebezigd door andere Administraties van het Ministerie van Financiën en andere ministeries en openbare diensten" herverdeeld worden naar of van de basisallocatie "50.41.11.03 - Vast en stagedoend statutair personeel".
Art. 2.18.12. De hieronder vermelde betaalstukken worden ontheven van de vijfjarige verjaring. Ze worden opnieuw opeisbaar en betaalbaar gedurende het jaar dat volgt op de dag van het van kracht worden van deze wet.
Deze van de verjaring ontheven betaalstukken kunnen enkel het voorwerp uitmaken van een vordering tot verwijlintresten, in de mate dat de betaling ervan plaats vond na de zestigste dag die volgt op het opnieuw indienen ervan. De betalingstermijn van zestig dagen vat ten vroegste aan op de dag van het van kracht worden van deze wet.
De uitgaven verbonden aan deze van verjaring ontheven betaalstukken worden aangerekend op de begrotingsmiddelen van het lopend begrotingsjaar van de basisallocatie 18.61.06.16.01.
(Tabel niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 12-03-1998, p. 6721).
Art. 2.18.13. Het provisioneel krediet ingeschreven op programma 60/1 - Provisionele interdepartementale kredieten bestemd om uitgaven te dekken in verband met de "informatiemaatschappij" en het "investeringsklimaat" mag worden verdeeld volgens de behoeften, bij in Ministerraad overlegd Koninklijk besluit, tussen de geëigende programma's van de begrotingen der betrokken departementen, met instemming van de Minister van Begroting.
Art. 2.18.14. De Minister van Financiën is gemachtigd om :
- een bijdrage, in de vorm van een gift, te leveren aan het "Trust Fund" van de Wereldbank ten bedrage van 295 miljoen frank, evenals
- een storting van 300 miljoen frank aan het Internationaal Monetair Fonds (IMF).
Deze bedragen zullen afgehouden worden van de terugbetaling aan België van zijn deel op een reserverekening van het IMF genoemd "speciale conditionele rekening nr 2".
Sectie 19. - Ministerie van Ambtenarenzaken.
Art. 2.19.1. In afwijking van artikel 15 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof, mogen geldvoorschotten tot een maximumbedrag van 10 000 000 frank verleend worden aan de buitengewone rekenplichtingen van de diensten en instellingen wier uitgaven in de onderhavige sectie zijn ingeschreven.
Door middel van deze voorschotten mogen de buitengewone rekenplichtingen alle dienstkosten tot 100 000 frank betalen, alsmede, ongeacht hun bedrag, de verbruikskosten van water, gas, elektriciteit, telefoon, stookolie en brandstof voor autovoertuigen, alsook de vergoedingen en toelagen van alle aard welke op de begroting toegekend worden. Voor de uitgaven van de Regie der Gebouwen betaald door de buitengewone rekenplichtigen van deze laatste, wordt voornoemd bedrag van 100 000 frank evenwel op 200 000 frank gebracht.
Mogen, ongeacht het bedrag, met deze voorschotten worden betaald :
1) de uitgaven van sociale aard;
2) de kosten voor zendingen in het buitenland en voor frankering van de briefwisseling, alsmede de voorschotten op deze kosten.
Aan de buitengewone rekenplichtingen belast met betalingen van zendingskosten in het buitenland wordt toelating gegeven voorschotten te verlenen aan de met een zending in het buitenland belaste ambtenaren.
Art. 2.19.2. Binnen de perken van de betrokken basisallocaties kunnen de volgende toelagen worden toegekend :
PROGRAMMA 40/0 - BESTAANSMIDDELENPROGRAMMA
Toelage aan de VZW Sociale dienst van het Ministerie van Ambtenarenzaken.
PROGRAMMA 53/1 - VORMING VAN AMBTENAREN
1° Bijdrage aan het Internationaal Instituut voor Bestuurswetenschappen;
2° Bijdrage aan het Europees Instituut voor Bestuurskunde te Maastricht;
3° Tegemoetkoming voor vormingsactiviteiten georganiseerd door de representatieve vakorganisaties.
Art. 2.19.3. Het provisioneel krediet ingeschreven onder het programma 53/2 - Provisionele kredieten en bestemd tot dekking van alle uitgaven verbonden aan de opleidingsactiviteiten mag, volgens de behoeften, worden verdeeld over de passende programma's van de begrotingen van de verschillende departementen door middel van een koninklijk besluit voorgedragen door de Minister van Ambtenarenzaken.
Art. 2.19.4. In afwijking van de artikelen 12 en 14 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, mogen alle uitgaven van het Ministerie van Ambtenarenzaken met betrekking tot schadevergoedingen aan derden voortvloeiend uit het opnemen door de Staat van zijn aansprakelijkheid, met uitzondering van die van het Vast Wervingssecretariaat, aangerekend worden op de B.A. 03.34.01 van de organisatie-afdeling 40 Secretariaat-generaal.
Art. 2.19.5. De thesaurierekening waarop de bezoldigingen en allerhande toelagen voor het vast- en stagedoend statutair personeel en voor het contractueel personeel van het Vast Wervingssecretariaat, Staatsdienst met afzonderlijk beheer, worden aangerekend, mag een debetsaldo vertonen.
Art. 2.19.6. De Schatkist is gemachtigd voorschotten toe te kennen wanneer de rekeningen van het Federaal Aankoopbureau, Staatsdienst met afzonderlijk beheer, die het voorwerp uitmaakt van het artikel 63.01.A, zich in debettoestand zullen bevinden. De debettoestand mag 400 000 000 frank niet overschrijden.
Art. 2.19.7. De bij deze wet gevoegde begroting van de Regie der Gebouwen voor het jaar 1998 wordt goedgekeurd.
Deze begroting beloopt voor de ontvangsten 20 098 225 000 frank en voor de uitgaven 20 184 803 000 frank, waarvan 86 578 000 frank overgedragen van het begrotingsjaar 1995 en exclusief de ontvangsten en uitgaven veroorzaakt door schulden wegens huurkoop en/of analoge verrichtingen, die geraamd worden op 560 000 000 frank.
Zij bevat, bij de uitgaven, vastleggingskredieten voor een bedrag van 9 509 655 000 frank. De ontvangsten en uitgaven voor orde worden geschat op 85 100 000 frank.
Art. 2.19.8. De Minister van Ambtenarenzaken wordt ertoe gemachtigd buiten en boven het bedrag van de vastleggingskredieten van het investeringsprogramma, uitgetrokken op de artikels 533.01, 533.03, 533.04, 533.11 en 536.02 van de bij deze wet gevoegde begroting van de Regie der Gebouwen, verbintenissen tot huurkoop en/of analoge verrichtingen voor het verwerven van patrimoniale goederen aan te gaan. Het bedrag van deze verrichtingen wordt in 1998 beperkt tot (2 624 000 000 frank). <W 1998-07-05/66, art. 2.19.1, 002; Inwerkingtreding : 17-10-1998>
Art. 2.19.9. De Minister van Ambtenarenzaken wordt ertoe gemachtigd ten laste van de begroting van de Regie der Gebouwen de uitgaven vast te leggen en te ordonnanceren die voortvloeien uit het water- en elektriciteitsverbruik en de verwarming van het domein van Argenteuil, de koninklijke paleizen van Brussel en Laken en de huisbewaarderswoning te Marche-les-Dames.
Art. 2.19.10. De Regie der Gebouwen wordt ertoe gemachtigd uitgaven te betalen voor de eerste inrichtingswerken in gebouwen die door haar gehuurd worden ten behoeve van Staatsdiensten, van door de Staat beheerde openbare diensten en van door de Staat bezoldigd personeel.
Te dien einde int de Regie der Gebouwen provisionele voorschotten van de bezettende departementen, voorafgaand aan de betaling van deze uitgaven.
Art. 2.19.11. § 1. De Regie der Gebouwen is ertoe gemachtigd uitgaven, van welke aard ook, die noodzakelijk zijn voor de werking van de Rijksadministratieve centra te Brussel en Antwerpen als entiteiten beschouwd, te betalen.
§ 2. De Regie der Gebouwen is ertoe gemachtigd het bedrag van deze uitgaven te recupereren ten laste van de diensten gehuisvest in de betrokken gebouwen.
Te dien einde int de Regie provisionele voorschotten van de medeëigenaars voor de betaling van de uitgaven.
Art. 2.19.12. De Regie der Gebouwen wordt ertoe gemachtigd om uitgaven ten laste te nemen voor de huurlasten van dertien ministeriële kabinetten die gehuisvest zijn in Rijksgebouwen of in gehuurde gebouwen, los van hun administratie, tot een maximumbedrag van 2 000 000 frank per kabinet.
Onder huurlasten dient te worden verstaan : onderhoudscontracten voor centrale verwarming, telefooncentrales en apparatuur, liften, grasperken en parken, veiligheidsinstallaties en kuisen van ramen.
Art. 2.19.13. De Regie der Gebouwen wordt ertoe gemachtigd tot het bedrag van de werkelijke ontvangsten te putten uit de opbrengst van de verkoop van onroerende goederen (gebouwen en hun aanhorigheden, terreinen, enz.). Met de opbrengst van deze verkoop zal een Wederbeleggingsfonds worden geopend.
De op het einde van het begrotingsjaar niet gebruikte gelden van het Wederbeleggingsfonds worden naar het volgende begrotingsjaar overgedragen en worden gevoegd bij de eigen ontvangsten van dat jaar.
Art. 2.19.14. In afwijking van artikel 2 van de wet van 1 april 1971 houdende oprichting van een Regie der Gebouwen, wordt de Regie der Gebouwen gemachtigd financieel bij te dragen tot de herstellingswerken aan het gebouw van de "ACADEMIA BELGICA" te Rome.
Art. 2.19.15. In afwijking van artikel 2 van de wet van 1 april 1971 houdende oprichting van een Regie der Gebouwen, wordt de Regie der Gebouwen gemachtigd om haar medewerking te verlenen aan het toezicht op de werken voor de infrastructuur van de nieuwe provincies Vlaams-Brabant en Waals-Brabant. Zij zal daarvoor de vergoeding aanrekenen die bepaald werd door het Ministerieel Begrotingscomité van 5 februari 1976.
Art. 2.19.16. In afwijking van artikel 2 van de wet van 1 april 1971 houdende oprichting van een Regie der Gebouwen, wordt de Regie der Gebouwen verantwoordelijk gesteld voor de uitvoering van de renovatiewerken uit te voeren in het Huis van de Belgische studenten te Parijs (Stichting Biermans-Lapôtre), binnen de globale voorziene enveloppe van 310 000 000 frank, inbegrepen 100 000 000 frank die bijgedragen wordt door het Groothertogdom Luxemburg.
Sectie 21. - Pensioenen.
Art. 2.21.1. Uitgaven met betrekking tot schuldvorderingen van vorige jaren mogen aangerekend worden op de kredieten van het lopend jaar of in voorkomend geval op de kredieten van de organieke fondsen in de hiernavolgende gevallen :
1) Burgerlijke, kerkelijke en militaire pensioenen :
- Rustpensioenen, voorschotten op deze pensioenen en aanverwante voordelen :
aan het personeel van de Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten, van De Post, van de Regie voor Maritiem Transport, van het Rijks- en Gemeenschapsonderwijs, van de magistraten en de pleitbezorgers;
aan de bedienaars van de erediensten;
aan het personeel van leger en rijkswacht;
aan de gewezen leden van het beroepspersoneel van de kaders in Afrika;
aan het personeel van het provinciaal, gemeentelijk en vrij gesubsidieerd onderwijs.
- Overlevingspensioenen en -renten, voorschotten op deze pensioenen of renten en aanverwante voordelen aan de rechthebbenden van de gewezen personeelsleden van de kaders in Afrika.
- Overdrachten van bijdragen door de Staat te verrichten in toepassing van de wet van 5 augustus 1968 tot vaststelling van een zeker verband tussen de pensioenstelsels van de openbare sector en die van de privé-sector; terugbetalingen van ten onrechte geïnde overdrachten.
- Overdrachten van pensioenbedragen aan de Europese Gemeenschap in toepassing van de wet van 21 mei 1991 tot vaststelling van een zeker verband tussen Belgische pensioenregelingen en die van instellingen van internationaal publiek recht.
- Als pensioen geldende hulpgelden.
- Kinderbijslagen aan de gewezen leden van het beroepspersoneel van de kaders in Afrika.
- Bedragen ter beschikking te stellen van de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers om het hem mogelijk te maken, in uitvoering van artikel 101, 2° tot 4°, van de teksten der wet van 4 augustus 1930 betreffende de gezinsvergoeding voor loontrekkenden, voor rekening van het Rijk de uitbetalingen te verzekeren van de kinderbijslag betreffende het lopend jaar en de voorgaande jaren alsook de dekking van de bestuurskosten van deze uitbetaling met inbegrip van de verzendingskosten van de postassignaties.
2) Oorlogspensioenen en -renten.
- Invaliditeitspensioenen van de militairen uit vredestijd en hun rechthebbenden. Renten verbonden aan de nationale orden.
- Renten voor het lichamelijk leed overkomen aan de burgerlijke en militaire personeelsleden van de Technische Samenwerking naar aanleiding of tengevolge van onlusten, oproer of burgeroorlog.
- Vergoedingspensioenen aan de militaire invaliden van vredestijd en gelijkgestelden alsmede aan hun rechthebbenden.
- Pensioenen, toelagen en renten toegekend aan de militaire slachtoffers van de oorlog 1914-1918 en aan hun rechthebbenden.
- Pensioenen, toelagen en renten toegekend aan de militaire slachtoffers van de oorlog 1940-1945 of ermede gelijkgestelden, alsook aan de rechthebbenden van deze personen.
- Renten aan de verplicht ingelijfden bij het Duitse leger.
- Renten, vergoedingen, voorschotten op renten en vergoedingen, alsmede verwijlinteresten aan de slachtoffers van een arbeidsongeval, een ongeval op de weg naar en van het werk of een beroepsziekte in de overheidssector alsook aan hun rechthebbenden.
- Kinderbijslagen aan de groot-invaliden en aan de weduwen van militairen van vredestijd.
- Kinderbijslagen aan de groot-invaliden en aan de weduwen van de oorlog 1940-1945.
- Sommen ter beschikking te stellen van de Nationale Kas voor Oorlogspensioenen teneinde de uitkering te verzekeren van de pensioenen, renten, toelagen en vergoedingen voor burgerlijke oorlogs- slachtoffers van 1914-1918 en van hun rechthebbenden.
- Sommen ter beschikking te stellen van de Nationale Kas voor Oorlogspensioenen teneinde de uitkering te verzekeren van de pensioenen, renten, toelagen en vergoedingen voor burgerlijke oorlogs- slachtoffers van 1940-1945 en van hun rechthebbenden.
- Sommen ter beschikking te stellen van de Nationale Kas voor Oorlogspensioenen teneinde de toepassing te verzekeren van de wet van 6 juli 1964 waarbij de toepassing van de wetten betreffende de herstelpensioenen van de burgerlijke slachtoffers van de oorlog 1940-1945 en hun rechthebbenden wordt uitgebreid tot de gevolgen van sommige feiten die zich hebben voorgedaan op het grondgebied van Kongo (Kinshasa), van Rwanda en van Burundi.
- Renten toegekend aan de zeevissers voor in oorlogstijd bewezen diensten.
- Uitvoering van het Belgisch-Duits akkoord van 21 september 1962 betreffende de vergoeding van de oorlogsslachtoffers.
3) Sociale pensioenen :
- Dotatie aan de Rijksdienst voor pensioenen met het oog op de financiering van de uitgaven voortvloeiend uit de wet van 1 april 1969 tot instelling van een gewaarborgd inkomen voor bejaarden.
Art. 2.21.2. De volgende uitgaven mogen vereffend worden bij middel van geldvoorschotten waarvan het maximumbedrag een derde van de kredieten toegekend aan elk ordonnancerend ministerie, niet mag overschrijden.
De uitgaven op de kredieten met betrekking tot :
- Voorlopige militaire pensioenen, hulpgelden, renten en diverse toelagen;
- Hulpgelden toegekend bij ontstentenis van pensioen aan gewezen magistraten, ambtenaren, beambten, personeelsleden zonder benoeming of loontrekkenden uit de tijdelijke of de vaste kaders evenals aan gewezen leden van het hulppersoneel, aan hun weduwen of aan de leden van hun gezin, die in benarde toestand verkeren en waarvan zij de steun waren, om het even of er alimentatieplicht of niet bestond;
- Hulpgelden toegekend in uitzonderlijke omstandigheden aan die personen die slechts een pensioen of een als pensioen geldend wachtgeld van gering bedrag hebben bij toepassing van artikel 29 van het koninklijk besluit van 30 maart 1939 betreffende de terbeschikkingstelling van het Rijkspersoneel (met inbegrip in voorkomend geval van de toekenning aan de rechthebbenden van een compensatievergoeding gelijk aan het verschil tussen het gecumuleerd bedrag van het overlevingspensioen en het pensioen, of van het voorschot toegekend aan de rechthebbende van de overleden militair of het oorlogsslachtoffer en de 75 % activiteitswedde waarvan het overleden personeelslid normaal het genot zou gehad hebben en van een compensatievergoeding aan de gewezen personeelsleden van de Identificatiedienst van de Brusselse agglomeratie en aan hun rechthebbenden gelijk aan het verschil tussen het rust- of het overlevingspensioen toegekend door de Rijksdienst voor Pensioenen) :
- Justitie
- Binnenlandse Zaken
- Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
- Middenstand en Landbouw
- Economische Zaken
- Tewerkstelling en Arbeid
- Sociale Zaken
- Federale diensten voor wetenschappelijke, technische en culturele aangelegenheden en ex-Ministeries van Onderwijs/Education.
De hulpgelden, toegekend als aanvulling van een gering pensioen of wachtwedde, zullen maandelijks uitbetaald worden. Alleen de vereffening van de eerste termijn zal geschieden mits voorafgaand visum van het Rekenhof op overlegging van het koninklijk of ministerieel toekenningsbesluit.
Art. 2.21.3. In toepassing van artikel 61 van de wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen, wordt het overschot van de opbrengst van de persoonlijke bijdrage voor de financiering van de overlevingspensioenen geregistreerd bij het Fonds voor Overlevingspensioenen (organiek fonds van programma 1 van afdeling 51), aangewend voor de financiering van de uitgaven inzake de rustpensioenen van het Rijkspersoneel, van het leger, van de rijkswacht en van het onderwijs.
Dit overschot wordt geschat op (6 300,0 miljoen frank) voor het begrotingsjaar 1998. <W 1998-07-05/66, art. 2.21.1, 002; Inwerkingtreding : 17-10-1998>
Art. 2.21.4. De Schatkist wordt ertoe gemachtigd voorschotten te verlenen indien de lopende rekeningen van de Schatkistverrichtingen 80.07.02.00.B (toelagen in verband met arbeidsongevallen voor het personeel van sommige instellingen van openbaar nut), 82.01.02.60.B (pensioenen van het gemeentepersoneel - Gemeenschappelijk regime), 82.01.03.61.B (pensioenen voor het gemeentepersoneel - stelsel van de nieuw aangeslotenen) en 82.02.05.66.B (pensioenen ten laste van de verschillende machten of instellingen die een conventie met de Belgische Staat hebben afgesloten) zich in debettoestand bevinden.
Art. 2.21.5. De Schatkist is gemachtigd voorschotten toe te kennen, wanneer de rekening van het fonds "Pool der parastatalen" (organiek fonds van programma 5 van de afdeling 51), zich in debettoestand bevindt.
Art. 2.21.6. De vereffening van de begrafenisvergoedingen ten laste van de basisallocatie 34.25 van afdeling 51 toegekend in toepassing van artikel 6 van de wet van 30 april 1958, ten gunste van de rechthebbenden van de gepensioneerde Rijksambtenaren, gebeurt op fondsvoorschotten overeenkomstig artikel 15 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof; het bedrag van elk voorschot mag 20 000 000 frank niet overschrijden.
Art. 2.21.7. De Minister van Financiën kan voorschotten toestaan op de vergoeding bedoeld bij artikel 6 van de wet van 30 april 1958 tot instelling van een begrafenisvergoeding ten gunste van de rechthebbenden van gepensioneerde Rijksambtenaren.
Sectie 23. - Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid.
Art. 2.23.1. In afwijking van het artikel 15 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof, mogen geldvoorschotten worden verleend :
1) tot een maximumbedrag van 750 000 frank, aan de rekenplichtigen van het Departement, andere dan die bedoeld onder 2, 3 en 4 hierna, die er uitgaven mee mogen betalen welke 100 000 frank niet overschrijden;
2) tot een maximumbedrag van 500 000 frank, aan de rekenplichtige van de Sociale Dienst, die er de uitgaven mee mag vereffenen, voorzien voor de sociale acties in het programma 40/0 - "Secretariaat-generaal en algemene administratieve diensten - bestaansmiddelen", en welke ook het bedrag ervan weze;
3) tot een maximumbedrag van 15 000 000 frank, aan de rekenplichtige van het Departement Algemene Administratieve Diensten, met het oog op de uitbetaling van de schuldvorderingen die 100 000 frank niet overschrijden, en welk ook het bedrag moge zijn, van de verbruikskosten van water, van gas en van elektriciteit en de kosten van telefoon;
4) tot een maximumbedrag van 7 500 000 frank, aan de rekenplichtigen belast met het financieren van opdrachten, die gemachtigd worden de nodige voorschotten ter beschikking te stellen van de personen belast met een opdracht in het buitenland, zelfs indien deze voorschotten 100 000 frank overschrijden;
5) tot een in totaal maximumbedrag van 500 000 frank aan de rekenplichtige van het Departement - Algemene Administratieve Diensten - teneinde prijzen toe te kennen, welke ook het bedrag moge zijn, aan gemeenten, OCMW's en ondernemingen die doelmatig werken voor een gelijke kansenbeleid, ten laste van de basisallocatie 43.02 van de organisatie-afdeling 40, programma 5.
Art. 2.23.2. Ten behoeve van de uitgaven van het organiek begrotingsfonds "Belgisch Europees Sociaal Fonds" (programma 56/9) kunnen aan de bevoegde rekenplichtigen geldvoorschotten toegekend worden, zoals bedoeld bij artikel 15, 2°, van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof. Deze voorschotten zijn elk afzonderlijk aan geen maximumbedrag gebonden, met dien verstande dat ze de beschikbare variabele kredieten niet mogen overschrijden.
Art. 2.23.3. Binnen de perken van de betrokken basisallocaties kunnen de volgende toelagen worden toegekend :
PROGRAMMA 40/0 - SECRETARIAAT-GENERAAL EN ALGEMENE ADMINISTRATIEVE DIENSTEN - BESTAANSMIDDELEN
1) Toelage aan de Personeelsvereniging van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid;
2) Toelage aan de V.Z.W. Kinderopvang van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid.
PROGRAMMA 40/1 - INTERNATIONALE SAMENWERKING
- Deelneming aan het programma voor de uitwisseling van sociale werkers der Verenigde Naties.
- Toelage aan de Internationale Arbeidsorganisatie ten titel van vrijwillige bijdrage van de Belgische regering voor het programma "Kinderarbeid".
- Deelneming in de uitvoering van de initiatieven betreffende bilaterale sociale samenwerking opgezet door de Internationale Arbeidsorganisatie of met een derde land.
PROGRAMMA 40/2 - STUDIES
- Verlenen van toelagen ter aanmoediging van aktiviteiten in het raam van de opdrachten van het Departement.
PROGRAMMA 40/5 - GELIJKE KANSEN VOOR VROUWEN EN MANNEN
1) Subsidies aan organisaties die (mede) als doelstelling hebben gelijke kansen tussen vrouwen en mannen te bevorderen, voor projecten die gericht zijn op :
- verandering van situaties waarin sprake is van een onrechtvaardig verschil in behandeling van vrouwen en mannen;
- verandering in maatschappelijke structuren en verhoudingen die belemmeringen en/of achterstanden ten opzichte van vrouwen veroorzaken;
- een mentaliteitsverandering ten aanzien van het traditioneel man-vrouw rollenpatroon;
- de bewustwording van de rol en positie van de vrouw bij de vrouw en/of groepen van vrouwen en op het stimuleren dat vrouwen maatschappelijk participeren;
- een fundamentele reflexie betreffende de man-vrouw verhoudingen, resulterend in veranderingsstrategieën.
2) Subsidie aan de V.Z.W. Centrum voor Vrouwen "DE AMAZONE", met inbegrip van de tussenkomst ten gunste van de V.Z.W. Archiefcentrum voor Vrouwengeschiedenis en de huur aan de Regie der Gebouwen.
3) Subsidie aan de V.Z.W. "Sophia".
4) Toelagen toegekend als steun voor het opzetten van projecten in het kader van 50 jaar stemrecht voor vrouwen.
PROGRAMMA 51/1 - SOCIAAL OVERLEG EN SOCIALE BEMIDDELING
- Toelage aan de Nationale Arbeidsraad.
PROGRAMMA 52/1 - ACTIES TEN GUNSTE VAN DE SOCIALE, MORELE EN INTELLECTUELE PROMOTIE VAN DE WERKNEMERS
1) Allerlei uitgaven in verband met de toekenning van de prijzen van de Hoge Raad voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen en van de Administratie van de arbeidsveiligheid;
2) Toelage aan het Koninklijk Instituut der Eliten van de Arbeid;
3) Toelage aan het Nationaal Onderzoeksinstituut voor Arbeidsomstandigheden;
4) Toelage aan de representatieve werknemersorganisaties bedoeld bij artikel 3 van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités.
PROGRAMMA 54/1 - CONTROLE, REGLEMENTERING EN AANMOEDIGING VAN DE ARBEIDSVEILIGHEID
- Toelage aan de Vereniging van diensthoofden voor veiligheid en hygiëne van België.
PROGRAMMA 55/1 - REGLEMENTERING EN CONTROLE - AANMOEDIGING VAN DE HYGIENE IN DE WERKPLAATSEN EN VAN DE GEZONDHEID DER WERKNEMERS
- Verlenen van financiële hulp aan de wetenschappelijke verenigingen voor arbeidsgeneeskunde en aan de beroepsorganisaties van de arbeidsgeneesheren voor hun werking, studievergaderingen, onderzoeken en publicaties in het raam van de gezondheidspolitiek ten bate van de werknemers en ter behartiging van de arbeidsgeneeskunde.
PROGRAMMA 56/3 - BRUGPENSIOENEN
1) Toelage aan het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van de ondernemingen ontslagen werknemers om de uitgaven te dekken voor het toekennen van een aanvullende vergoeding aan bruggepensioneerde werknemers in 1993 van de douane- en expeditiekantoren.
2) Toelage aan het Fonds voor Bestaanszekerheid van de sector van de Koopvaardij teneinde aanvullende uitkeringen te betalen aan de bruggepensioneerden van de sector.
(PROGRAMMA 56/5 - REGIE VOOR MARITIEM TRANSPORT
- Toelage aan de Regie voor Maritiem Transport om de kosten te dekken inherent aan de wedden van het statutair personeel tewerkgesteld door de R.V.A.) <W 1998-07-05/66, art. 2.23.1, 002; Inwerkingtreding : 17-10-1998>
Art. 2.23.4. De uitgaven met betrekking tot schuldvorderingen van vorige jaren mogen aangerekend worden op de kredieten van het lopende jaar in verband met de toekenning van het betaald educatief verlof aan de werknemers.
Art. 2.23.5. Binnen de perken van de middelen bestaande uit de bijdrage bedoeld in Titel IV - Maatregelen ter bestrijding van de werkloosheid - (art. 135 tot en met 150) van de wet van 30 december 1992 houdende sociale en diverse bepalingen en ook bedoeld in het koninklijk besluit van 27 januari 1997 houdende maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid met toepassing van artikel 7, § 2 van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot vrijwaring van het concurrentievermogen - Hoofdstuk III - art. 5 tot en met 7, mogen voorschotten worden betaald ten bedrage van 90 % van het bedrag van de financiële tussenkomsten die te betalen zijn voor begeleidingsacties in het kader van de uitvoering van het Begeleidingsplan.
Art. 2.23.6. Forfaitaire vergoedingen kunnen worden toegekend aan de leden van de delegaties die in België verblijven in het kader van de bilaterale sociale samenwerking evenals aan het personeel van het Departement en van de instellingen van openbaar nut die onder zijn voogdij staan, dat hen vergezelt, dit om hun geringe uitgaven te dekken.
Tot een door de Minister van Tewerkstelling en Arbeid vastgesteld bedrag kunnen de betrokken sociale partners een terugbetaling bekomen van de theoretische en praktische vormingen die ze organiseren in het kader van de bilaterale sociale samenwerking.
Art. 2.23.7. De Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening wordt gemachtigd het beschikbare saldo van de vorige jaren te gebruiken om de uitgaven inherent aan de aanwerving van gesubsidieerde contractuelen gedurende het lopende begrotingsjaar te dekken. (B.A. 56/40.42.11).
Art. 2.23.8. De terugbetaling aan het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers, van de uitgaven betreffende de capitatieve bijdragen ingesteld door de programmawet van 29 december 1990, en door het Fonds gemaakt in 1997, voor de periode voorafgaand aan 1994, mag aangerekend worden op de kredieten van het lopend jaar (B.A. 56/30.42.12).
Art. 2.23.9. Wordt goedgekeurd de bij deze wet gevoegde begroting van het Nationaal Onderzoeksinstituut voor Arbeidsomstandigheden voor het begrotingsjaar 1998. Deze begroting beloopt 38 385 000 frank voor de ontvangsten en 38 385 000 frank voor de uitgaven.
Sectie 26. - Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu.
Art. 2.26.1. In afwijking van het artikel 15 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof, mogen geldvoorschotten tot een maximum bedrag van 30 000 000 frank verleend worden aan de buitengewone rekenplichtigen van het departement, met het oog op de uitbetaling van de schuldvorderingen aangaande alle dienstkosten alsmede de vergoedingen en toelagen van alle aard die 250 000 frank niet overschrijden, en welk ook het bedrag moge zijn, van de verbruikskosten van water, van gas en van electriciteit, de kosten van telefoon, portkosten en de verbruikskosten van stookolie en brandstof van autovoertuigen, alsmede de voorschotten verleend aan ambtenaren en experten belast met opdrachten.
Deze rekenplichtigen worden gemachtigd de nodige voorschotten te verlenen aan de ambtenaren van de Eetwareninspectie voor het nemen van monsters. Deze voorschotten zijn beperkt tot een bedrag van 50 000 frank.
Deze rekenplichtigen worden gemachtigd de nodige voorschotten te verlenen aan de ambtenaren en experten belast met een zending in het buitenland, zelfs indien deze voorschotten meer dan 100 000 frank bedragen.
De betaling van de erelonen van experten uit het buitenland en van de kosten voortspruitend uit regelingen met vreemde landen, mag eveneens per geldvoorschot gebeuren, welke ook het bedrag ervan zij.
Art. 2.26.2. De uitgaven van alle aard tot verzorging van de rechthebbenden bedoeld bij de wet van 3 juli 1967 betreffende de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector, mogen per geldvoorschot gebeuren, welke ook het bedrag ervan zij, en zulks binnen de perken van het tarief bedoeld bij artikel 4 van het koninklijk besluit van 24 januari 1969.
Art. 2.26.3. Uitgaven met betrekking tot schuldvorderingen van vorige jaren mogen aangerekend op de kredieten van het lopend jaar in de hiernavolgende gevallen :
Uitgaven met betrekking tot de presentiegelden en vergoedingen voor reis- en verblijfkosten toegekend aan de voorzitters en de leden van de Raden en Commissies ingesteld bij het departement.
PROGRAMMA 53/1 - HOSPITALISATIES
1. Staatstussenkomst in de lasten die uit het beheer der ziekenhuizen voortspruiten, met uitsluiting van de ten gunste van de universitaire ziekenhuizen voorziene supplementen;
2. Staatstussenkomst in de prijs per dag verpleging in de Universitaire ziekenhuizen, ingevolge de toepassing van artikel 102 van de wet van 23 december 1963 op de ziekenhuizen en in de kosten van de prestaties geleverd door de geneeskundige staf van de universitaire ziekenhuizen welke geen aanleiding geven tot tussenkomst van de verzekeringsorganismen;
3. Staatstussenkomst in de verblijfprijs van de psychiatrische verzorgingstehuizen en het beschut wonen.
PROGRAMMA 53/3 - GENEESKUNDEPRAKTIJK
De uitgaven in verband met de realisatie en verspreiding van de "Folia Diagnostica".
PROGRAMMA 55/1 - BESTAANSZEKERHEID
1. Staatstussenkomst inzake sociaal levensminimum;
2. Betaling van medische zorgen verstrekt in België aan de slachtoffers van de incidenten van de Heizel van 29 mei 1985 vanaf 19u15, dit betekent de kosten van geneeskundige zorgen verstrekt door hospitalen, klinieken en via privé-consultaties, de betaling van vervoerskosten in België van de slachtoffers, evenals de betaling van de begrafeniskosten beperkt tot het maximumbedrag door het RIZIV terugbetaald, en iedere andere betaling van de Belgische Staat geëist in het kader van de bilaterale akkoorden;
3. Toelagen aan OCMW's inzake onderhoudsgeld voor kinderen.
PROGRAMMA 55/2 - GEHANDICAPTEN
Betaling aan de gehandicapten bij toepassing van de wet van 27 februari 1987 van de vergoedingstermijnen waarvan het recht in de loop van de voorgaande jaren werd erkend en die, om de een of andere reden, ten laste van de voor deze begrotingsjaren uitgetrokken kredieten, niet konden worden vereffend.
PROGRAMMA 55/3 - OPVANG VLUCHTELINGEN
Betaling van de lasten betreffende steun van alle aard, toegekend aan de behoeftigen, de kandidaat politieke vluchtelingen en erkende politieke vluchtelingen. Allerlei kosten (huurlasten, personeel, verbruiksuitgaven, enz.) verbonden aan de werking van de gecentraliseerd opvang van kandidaat politieke vluchtelingen.
PROGRAMMA 56/1 - MEDISCH BEHEER DER OPENBARE DIENSTEN
Uitgaven van alle aard tot verzorging van de rechthebbenden bedoeld bij de wet van 3 juli 1967 betreffende de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en beroepsziekten in de overheidssector.
Art. 2.26.4. De Schatkist wordt ertoe gemachtigd voorschotten toe te kennen wanneer de verrichtingen in verband met de rekening 87.02.05.14.B van de Ordeverrichtingen van de Thesaurie - Aan de Schatkist overgemaakte gelden voor de uitkering van renten, pensioenen of tegemoetkomingen aan in België verblijvende personen die, overeenkomstig de gesloten internationale akkoorden, gerechtigd zijn op de voordelen van buitenlandse sociale wetgevingen een debettoestand van deze rekening veroorzaken.
Art. 2.26.5. De kredieten voor allerhande uitgaven van de Sociale Dienst zullen mogen aangewend worden in de vorm van een toelage aan de VZW "Sociale Dienst van het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu".
Art. 2.26.6. Binnen de perken van de betrokken basisallocaties kunnen de volgende toelagen worden toegekend :
PROGRAMMA 40/1 - INTERNATIONALE BETREKKINGEN INZAKE ONDERZOEK, VORMING EN BIJDRAGEN AAN INTERNATIONALE ORGANISMEN
1) Lidmaatschapsbijdragen aan internationale organisaties in het domein van de volksgezondheid;
2) Bijdragen bedoeld om vergaderingen in België tussen experten van internationale organisaties over onderwerpen van volksgezondheid en leefmilieu rechtstreeks te financieren.
PROGRAMMA 51/0 - BESTAANSMIDDELEN VAN HET BESTUUR INFORMATIE EN STUDIEN
1) Forfaitaire toelagen aan organismen, instellingen, verenigingen en groeperingen die door de studie, de informatie of door andere activiteiten van sociale aard deelnemen aan de bevordering van de sociale vooruitgang.
2) Toelagen voor studies, onderzoeken, studiedagen, deelnemingen, diverse tussenkomsten, informatie en propaganda betreffende de verschillende takken van de sociale zekerheid.
PROGRAMMA 52/0 - BESTAANSMIDDELEN VAN HET BESTUUR VAN DE SOCIALE ZEKERHEID
Lidmaatschapsbijdrage aan de Internationale Vereniging inzake sociale zekerheid (Association internationale de la sécurité sociale).
PROGRAMMA 53/2 - DRINGENDE GENEESKUNDIGE HULP
Toelagen inzake dringende geneeskundige hulpverlening.
Toelage aan het Rode Kruis van België inzake dringende geneeskundige hulpverlening.
Toelage inzake de werkingskosten van het Nationaal Centrum ter voorkoming en behandeling van intoxicaties, gezegd "Antigifcentrum".
PROGRAMMA 53/3 - ORGANISATIE GENEESKUNDEPRAKTIJK
Toelagen aan profylactische en sanitaire organismen als tussenkomst in studiedagen op het vlak van de geneeskundepraktijk.
Toelagen voor de realisatie en verspreiding van de Folia Diagnostica.
Toelagen aan de centra voor huisartsengeneeskunde.
PROGRAMMA 53/4 - PROFYLAXIS
Beleidsgericht wetenschappelijk onderzoek en internationale uitwisseling van gegevens inzake recente ontwikkelingen en problemen op het vlak van profylaxis en hygiëne.
PROGRAMMA 53/6 - MEDISCH-SOCIALE VOORZORG
Toelagen voor het aanmoedigen van initiatieven genomen in verband met studiedagen en informatieverspreiding aangaande volksgezondheid.
Toelagen voor de financiering van het bijhouden van het nationaal kankerregister door het Belgisch Werk tegen de Kanker.
PROGRAMMA 54/1 - INSPECTIE VAN VOEDINGSMIDDELEN
Beleidsgericht wetenschappelijk onderzoek en internationale uitwisseling van gegevens inzake recente ontwikkelingen en problemen op het vlak van de levensmiddelenhygiëne.
Toelagen aan de VZW "NUBEL" als tussenkomst voor het opstellen van de Belgische voedingsmiddelentabel.
Toelagen ter ondersteuning van het beleid op vlak van eetwarenreglementering en/of eetwareninspectie.
PROGRAMMA 54/2 - TOEZICHT OP DE COMMERCIALISERING VAN GENEESMIDDELEN
Beleidsgericht wetenschappelijk onderzoek en internationale uitwisseling van gegevens inzake recente ontwikkelingen en problemen op het vlak van de farmacie.
PROGRAMMA 55/1 - BESTAANSZEKERHEID
1) Toelagen aan openbare centra voor maatschappelijk welzijn en verenigingen van OCMW's van OCMW-voorzitters, -secretarissen en maatschappelijk werkers;
2) Toelagen aan particuliere organisaties die zich specifiek inzetten voor de meest kansarmen (Vierde Wereldbeweging, Beweging van Mensen met Kinderen en Laag Inkomen, Sociale Werkplaatsen / Entreprises d'Apprentissage professionnel, enz...);
3) Toelagen aan organisaties die betrokken zijn bij de voedselbedeling in het raam van de E.U.-voedselhulp;
4) Subsidies ter aanmoediging van initiatieven genomen in het kader van studiedagen, onderzoek, en informatieverspreiding in verband met de problemen aangaande de armoede (oorzaken, gevolgen, middelen om eraan te verhelpen.
PROGRAMMA 55/3 - OPVANG VLUCHTELINGEN
Toelagen aan organisaties die een bijdrage leveren tot ondersteuning van de eerste opvang en spreiding van vluchtelingen.
PROGRAMMA 58/1 - LEEFMILIEUBELEID
Toelagen voor de wetenschappelijke samenwerking met bepaalde instellingen aangaande het radiologisch toezicht op het grondgebied, de strijd tegen de vervuiling, en de veiligheid bij de risicoindustrieën.
Toelagen voor de wetenschappelijke samenwerking aangaande het grensoverschrijdend transport van industriële afvalstoffen.
Toelagen voor het aanmoedigen van initiatieven genomen in verband met studiedagen en informatieverspreiding aangaande de sensibilisering van de problemen omtrent het leefmilieu.
PROGRAMMA 59/1 - OORLOGSGETROFFENEN
Toelagen ter ondersteuning van de sociale actie van bepaalde federaties en werken ten gunste van de oorlogsslachtoffers en hun rechthebbenden.
PROGRAMMA 60/1 - RESEARCH - DEVELOPMENT NATIONAAL
Financieren van het bijhouden van het nationaal kankerregister door het Belgisch Werk tegen de Kanker en het Nationaal Register voor Genetisch Onderzoek door het Centrum voor Menselijke Erfelijkheid van de KUL.
Financieren van het voortzetten van het wetenschappelijk onderzoek naar de werking van geneesmiddelen tegen AIDS.
Toelagen aan profylactische en sanitaire organismen als tussenkomst in studiedagen met betrekking tot het ziekenhuisbeleid.
Subsidies aan de prospectieve studies naar allergische verschijnselen bij pasgeborenen.
Subsidies ter aanmoediging van initiatieven genomen in het kader van de Sociale Geneeskunde, zoals daar zijn initiatieven betreffende de kanker, de genetica, het AIDS-syndroom en de gehandicaptenproblematiek overeenkomstig de wet van 8 augustus 1980, artikel 5, § 1, 2°.
Nationale toelage aan het Fonds voor geneeskundig wetenschappelijk onderzoek.
Beleidsgericht wetenschappelijk onderzoek en internationale uitwisseling van gegevens inzake recente ontwikkelingen en problemen op het vlak van profylaxis, hygiëne, levensmiddelenhygiëne en farmacie.
Toelagen aan de VZW "NUBEL" als tussenkomst voor het opstellen van de Belgische voedingsmiddelentabel.
PROGRAMMA 60/2 - RESEARCH - DEVELOPMENT INTERNATIONAAL
1) Lidmaatschapsbijdragen aan internationale organisaties in het domein van volksgezondheid en leefmilieu;
2) Bijdragen bedoeld om vergaderingen tussen experten van internationale organisaties over onderwerpen van volksgezondheid en van leefmilieu te financieren.
PROGRAMMA 60/3 - INSTITUUT VOOR HYGIENE EN EPIDEMIOLOGIE
Toelagen in het kader van contracten of conventies gesloten met universitaire centra, andere wetenschappelijke instellingen, instellingen van openbaar nut of studiediensten, verleend door het IHE om onderzoeken of enquêtes voor, of in samenwerking met, het IHE uit te voeren.
PROGRAMMA 60/4 - INSTITUUT PASTEUR
Toelagen in het kader van contracten of conventies gesloten met universitaire centra, andere wetenschappelijke instellingen, instellingen van openbaar nut of studiediensten, verleend door het Instituut Pasteur om onderzoeken of enquêtes voor, of in samenwerking met het Instituut Pasteur uit te voeren.
Art. 2.26.7. De betalingen ten laste van de beschikbare gelden op de variabele kredieten van het programma 54/2 - activiteiten 22 en 24, voor toepassing van de wet op de geneesmiddelen (wet van 5 januari 1976, art. 152), en de variabele kredieten van programma-activiteit 58/13 voor de bescherming tegen ioniserende stralingen (koninklijk besluit van 14 augustus 1981), mogen per geldvoorschot gebeuren.
In afwijking van het artikel 15 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof, mogen hiervoor geldvoorschotten tot een maximumbedrag van 10 000 000 frank worden verleend aan de hiervoor aangestelde buitengewone rekenplichtigen van het Departement met het oog op de uitbetaling van de schuldvorderingen die niet meer dan 100 000 frank bedragen.
Art. 2.26.8. De in de voorgaande jaren aan de OCMW's teveel uitgekeerde bedragen in het kader van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum, gewijzigd bij de wet van 12 januari 1993 houdende een urgentieprogramma voor een meer solidaire samenleving, kunnen voor het begrotingsjaar 1998 verrekend worden als voorschotten voor het lopende jaar.
Art. 2.26.9. De in de voorgaande jaren aan de OCMW's teveel uitgekeerde bedragen in het kader van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn, kunnen voor het begrotingsjaar 1998 verrekend worden als voorschotten voor het lopende jaar.
Art. 2.26.10. De uitgaven met betrekking tot schuldvorderingen van vorige jaren in het kader van het koninklijk besluit van 22 augustus 1989 tot regeling van de Staatstussenkomst inzake voorschotten op en invordering van onderhoudsgelden mogen aangerekend worden op de kredieten van het lopend jaar.
De in hetzelfde kader tijdens de voorgaande jaren aan de OCMW's teveel uitgekeerde bedragen kunnen voor het begrotingsjaar 1998 gerekend worden als voorschotten op het lopend jaar.
Art. 2.26.11. De uitgaven met betrekking tot schuldvorderingen van vorige jaren in het kader van de Staatstussenkomst voor de psychiatrische verzorgingstehuizen en de erkende instellingen voor beschermd wonen mogen aangerekend worden op de kredieten van het lopend jaar.
Art. 2.26.12. Goedgekeurd wordt de bij deze wet gevoegde begroting voor het jaar 1998 van het Instituut voor Veterinaire Keuring.
Deze begroting beloopt 2 446 200 000 frank voor de ontvangsten en 2 285 100 000 frank voor de uitgaven.
De ontvangsten voor orde worden geraamd op 5 000 000 frank en de uitgaven voor orde op 5 000 000 frank.
Art. 2.26.13. In afwijking van artikel 45, § 2, van de wetten op het Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, worden de ontvangsten van het organiek fonds "Financiering van de controle van de wetsverzekeraars" (programma 26.52.4) gedesaffecteerd ten belope van de uitgaven die door de Staat werden gedaan voor rekening van het organiek fonds ten laste van andere dan variabele kredieten.
Sectie 31. - Ministerie van Middenstand en Landbouw.
Art. 2.31.1. In afwijking van het artikel 15 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof, mogen geldvoorschotten tot een maximumbedrag van 30 000 000 frank verleend worden aan de buitengewone rekenplichtigen van het Departement, met het oog op de uitbetaling van de schuldvorderingen die 200 000 frank niet overschrijden, alsmede ongeacht hun bedrag, de verbruikskosten van water, van gas en van elektriciteit, de kosten van frankering met de machine, de kosten van telefoon en de verbruikskosten van stookolie en van brandstof voor autovoertuigen, alsook de vergoedingen van alle aard welke op de begroting toegekend worden en de kosten voortvloeiend uit de burgerlijke aansprakelijkheid van de Staat en de staatssteun ten gunste van de door het personeel van het Departement bezochte restaurants en refters, bedoeld bij deze wet.
Aan de buitengewone rekenplichtigen van het Departement belast met de betaling van voorschotten op zendingskosten in het buitenland wordt machtiging gegeven om aan de ambtenaren op zending naar het buitenland de nodige voorschotten te verlenen.
Art. 2.31.2. In afwijking van het artikel 15 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof, mag de rekenplichtige belast met de vereffening van de hulpgelden en toelagen van sociale aard, achtereenvolgende geldvoorschotten van hoogstens 500 000 frank ontvangen, die later zullen worden verantwoord.
Art. 2.31.3. De betalingen ten laste van de beschikbare gelden op de variabele kredieten van het programma 54/2 "Acties van het Fonds voor de productie en de bescherming van planten en plantaardige producten", mogen per geldvoorschot gebeuren.
In afwijking van het artikel 15 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof, mogen hiervoor geldvoorschotten tot een maximumbedrag van 5 000 000 frank worden verleend aan de hiervoor aangestelde buitengewone rekenplichtigen van het Departement met het oog op de uitbetaling van de schuldvorderingen die 200 000 frank niet overschrijden, alsmede, ongeacht het bedrag, de schuldvorderingen met betrekking tot de bescherming van kweekproducten.
Art. 2.31.4. Ten behoeve van de uitgaven van het organiek begrotingsfonds "Fonds voor de grondstoffen" (programma 54/1) kunnen aan de bevoegde buitengewone rekenplichtige geldvoorschotten toegekend worden, zoals bedoeld bij artikel 15, 2°, van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof. Deze voorschotten mogen elk afzonderlijk de 5 000 000 frank niet overschrijden.
Art. 2.31.5. Teneinde het onderzoeksprogramma gedekt door het programma 56/1 "R. & D. op nationaal vlak. -Dringende problemen, contractueel onderzoek en vulgarisatie" uit te voeren, wat betreft de uitgaven van alle aard in verband met de studie van dringende wetenschappelijke problemen ondernomen door werkgroepen of door private studie- of onderzoekscentra en met dringende landbouweconomische problemen, wordt de Minister of Staatssecretaris die de Landbouw in zijn bevoegdheid heeft ertoe gemachtigd te voorzien in de toekenning van provisionele stortingen in de overeenkomsten afgesloten binnen het kader van de werking van de werkgroepen.
Art. 2.31.6. De Minister of Staatssecretaris die de Landbouw in zijn bevoegdheid heeft, wordt gemachtigd om eventuele ontvangsten, die voortvloeien uit de prefinanciering van de rentetoelagen trimestrieel aan te wenden voor de uitgaven gedaan in uitvoering van het artikel 3, 2° van de wet van 15 februari 1961 houdende oprichting van een Landbouwinvesteringsfonds.
Art. 2.31.7. Binnen de perken van de betrokken basisallocaties mogen de volgende toelagen worden toegekend :
PROGRAMMA 40/1 - BESTAANSMIDDELEN : ALGEMENE STEUN AAN DE VERSCHILLENDE FUNCTIONELE BESTUREN
- Bijdragen aan nationale verenigingen;
- Bijdrage aan de Stichting Public Relations voor Landbouw (AGRINFO).
PROGRAMMA 51/0 - BESTAANSMIDDELEN
- Toelagen toegekend aan organismen, instellingen en personen die zich, op nationaal vlak, bezighouden met toegepast onderzoek, studies, voorlichting en vertegenwoordiging ten gunste van de zelfstandigen en de kleine en middelgrote ondernemingen;
- Toelagen aan toegepast onderzoek voor de sector KMO's.
PROGRAMMA 52/3 - STRUCTUURBELEID EN ZEEVISSERIJ
- Premies voor het houden, door de reders, van een boekhouding waaruit het rendement van hun vangsten blijkt.
PROGRAMMA 54/0 - BESTAANSMIDDELEN-PROGRAMMA
- Bijdrage of aandeel in de werkingskosten van internationale organisaties in het buitenland.
PROGRAMMA 54/2 - ACTIES VAN HET FONDS VOOR DE PRODUCTIE EN DE BESCHERMING VAN PLANTEN EN PLANTAARDIGE PRODUCTEN
- Bijdrage of aandeel in de werkingskosten van internationale organisaties in het buitenland.
PROGRAMMA 55/0 - BESTAANSMIDDELENPROGRAMMA
- Bijdrage of aandeel in de werkingskosten van internationale organisaties in het buitenland.
PROGRAMMA 55/2 - ACTIES VAN HET FONDS VOOR DE GEZONDHEID EN DE PRODUCTIE VAN DE DIEREN
- Toelage voor het Belgisch Comité der Internationale Zuivelfederatie.
PROGRAMMA 56/1 - R. & D. OP NATIONAAL VLAK. - DRINGENDE PROBLEMEN, CONTRACTUEEL ONDERZOEK EN VULGARISATIE
- Toelagen aan wetenschappelijk en technisch onderzoek met landbouwkundig doel;
- Bijdragen voor deelneming aan de aansluiting bij nationale verenigingen met wetenschappelijk karakter;
- Vergoedingen voor verliezen ten gevolge van proefnemingen.
PROGRAMMA 56/2 - R. & D. OP INTERNATIONAAL VLAK. - STUDIEVERGADERINGEN EN INTERNATIONALE SAMENWERKING
- Bijdrage of aandeel in de werkingskosten van internationale organisaties in het buitenland.
PROGRAMMA 56/4 - ACTIES ONTWIKKELING EN VOORLICHTING
- Toelagen aan de Provinciale Landbouwkamers en aan de Landbouwcomicen;
- Toelagen aan de erkende tuinbouwproeftuinen en centra;
- Tweejaarlijkse prijs van de Minister van Landbouw voor de nieuwe technologieën en toelagen voor prijskampen, tentoonstellingen en andere manifestaties;
- Toelagen aan tuinbouwverenigingen;
- Toelagen aan landbouw- en tuinbouwmanifestaties;
- Toelagen aan landbouwcentra voor het uitvoeren van programma's voor ontwikkeling van de akkerbouw.
Art. 2.31.8. In afwijking van artikel 14 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof, mag over het tegoed van het organiek fonds "Landbouwfonds" (programma 52/2) bij tussenkomst van de Minister van Financiën worden beschikt.
Art. 2.31.9. In afwijking van artikel 14 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof, mag over het tegoed van het organiek fonds "Fonds voor de productie en de bescherming van planten en plantaardige producten" (programma 54/2) bij tussenkomst van de Minister van Financiën worden beschikt.
Art. 2.31.10. In afwijking van artikel 14 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof, mag over het tegoed van het organiek fonds "Fonds van de gezondheid en de productie van de dieren" (programma 55/2) bij tussenkomst van de Minister van Financiën worden beschikt.
Art. 2.31.11. In afwijking van artikel 45, § 2, van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, en van artikel 82 van de wet van 24 december 1976 betreffende de begrotingsvoorstellen 1976-1977, worden de ontvangsten van het "Fonds voor de grondstoffen" (programma 54/1) van bestemming veranderd ten belope van een bedrag van 500 000 frank dat gevoegd wordt bij de algemene middelen van de Schatkist.
Art. 2.31.12. In het programma 52/0 worden bestendige voorschotten voorzien met het oog op de betaling van uitgaven ten laste van de Staat vereffend door tussenkomst van ambtenaren van de diensten in het buitenland.
Deze bestendige voorschotten zijn bestemd om, binnen de perken van de bestaande budgettaire kredieten, de betaling te verzekeren van de uitgaven waarvan de regularisatie a posteriori gebeurt.
Art. 2.31.13. De Schatkist mag voorschotten toekennen wanneer de verrichtingen met betrekking tot een rekening "Quotumfonds" van de sectie "Ordeverrichtingen van de Thesaurie" een debetpositie veroorzaken.
Art. 2.31.14. De Minister of Staatssecretaris die de Landbouw in zijn bevoegdheid heeft, wordt er toe gemachtigd definitief af te zien van de rechten die hij heeft t.a.v. de coöperatie "Vlascolin" voor een bedrag van 2 678 375 frank en t.a.v. de coöperatie "Colini" voor een bedrag van 1 614 000 frank.
Sectie 32. - Ministerie van Economische Zaken.
Art. 2.32.1. § 1. In afwijking van het artikel 15 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof mogen geldvoorschotten tot een maximumbedrag van 50 000 000 frank verleend worden aan de buitengewone rekenplichtigen van het Departement.
Door middel van deze voorschotten mogen de buitengewone rekenplichtigen van het Departement alle dienstkosten tot 200 000 frank betalen, alsmede de vergoedingen van alle aard welke op de begroting verleend worden.
Aan de buitengewone rekenplichtigen van het Departement belast met de betaling van voorschotten op zendingskosten in het buitenland wordt machtiging gegeven om aan de ambtenaren op zending naar het buitenland de nodige voorschotten te verlenen, zelfs indien deze voorschotten 200 000 frank overtreffen.
Aan de bevoegde buitengewone rekenplichtigen, aangeduid in het kader van de deelneming van België aan internationale tentoonstellingen, mogen geldvoorschotten worden verleend tot op het niveau van de hiertoe voorziene begrotingskredieten en tot op het niveau van de hiertoe beschikbare variabele kredieten op het Fonds voor de Organisatie van Internationale Tentoonstellingen.
§ 2. Aan de door de Minister aangeduide Penningmeesters bij de Internationale Tentoonstellingen mogen, binnen de begrotingskredieten, met het oog op het verrichten van uitgaven, voorschotten ter beschikking worden gesteld onder het toezicht van de Minister of zijn afgevaardigde mits latere rechtvaardiging door het Departement.
De betalingen ten laste van de beschikbare gelden op de variabele kredieten van het programma 62/2 (Fonds voor de Organisatie van Internationale Tentoonstellingen) mogen, ongeacht het bedrag, per geldvoorschot gebeuren.
Het saldo dat deze voorschotten zouden laten op 31 december van het jaar 1997 mag worden gebruikt voor de behoeften van het jaar 1998.
Art. 2.32.2. De uitgaven met betrekking tot schuldvorderingen van vorige jaren mogen aangerekend worden op de kredieten van het lopend jaar in verband met de toelagen aan het personeel van de steenkolenmijnen door mijnsluitingen getroffen.
Art. 2.32.3. Wordt goedgekeurd de bij deze wet gevoegde begroting voor het jaar 1998 van het Federaal Planbureau.
Deze begroting beloopt voor de ontvangsten 304,1 miljoen frank en voor de uitgaven 304,1 miljoen frank.
Art. 2.32.4. Binnen de perken van de betrokken basisallocaties, mogen de volgende toelagen worden toegekend :
PROGRAMMA 41/1 - DIENSTVERLENING VOOR ALLE DEPARTEMENTEN
Allerhande uitgaven voor maatschappelijk dienstbetoon, andere dan aankoop van vermogensgoederen.
PROGRAMMA 41/3 - TOELAGEN AAN EXTERNE ORGANISMEN
1) Subsidie aan de v.z.w. Belgian Bioindustries Association (B.B.A.);
2) Tussenkomst in de publicatiekosten van verslagen en studies, evenals in de organisatiekosten van congressen en colloquia;
3) Subsidie aan het Vast Bureau van de Vaste Internationale Commissie (V.I.C.) ter beproeving van de draagbare vuurwapens.
PROGRAMMA 50/1 - KOLENMIJNEN
Toelagen aan het personeel van de Steenkolenmijnen door mijnsluitingen getroffen.
PROGRAMMA 60/1 - FEDERAAL PLANBUREAU
Dotatie aan het Federaal Planbureau.
PROGRAMMA 61/3 - FINANCIERING VAN HET NUCLEAIR PASSIEF
1) Financiering van het openbaar organisme N.I.R.A.S.;
2) Dotatie aan het Studiecentrum voor Kernenergie (S.C.K.) voor de financiering van het passief;
3) Dotaties aan de N.I.R.A.S. voor het Fonds voor de Financiering van het Nucleair Passief.
PROGRAMMA 62/1 - BESCHERMING VAN HET CONSUMENTENRECHT
1) Subsidie aan het Onderzoeks- en Informatiecentrum van de Verbruikersorganisaties (O.I.V.O.);
2) Subsidie aan de v.z.w. "Geschillencommissie Reizen".
PROGRAMMA 62/2 - DISTRIBUTIE EN TENTOONSTELLINGEN
1) Subsidie aan het Belgisch Comité voor de Distributie;
2) Economische manifestaties (koninklijk besluit van 9 april 1962) zowel in België als in het buitenland (deelnemingen, verschillende tegemoetkomingen, aankoop of huur van materieel);
3) Subsidie aan het Internationaal Bureau voor Tentoonstellingen te Parijs.
PROGRAMMA 63/1 - FEDERALE COORDINATIE VAN HET ECONOMISCHE BELEID
Subsidie aan de O.E.S.O.-werkgroepen K.M.O.'s.
PROGRAMMA 65/1 - TOEPASSING VAN HET FEDERAAL ACCREDITATIE- EN CERTIFICATIESYSTEEM
Subsidie aan internationale verenigingen actief op het gebied van certificatie en accreditatie.
PROGRAMMA 67/1 - DEELNEMING IN DE WERKING VAN STATISTISCHE VERENIGINGEN
1) Subsidie aan het Internationaal Instituut voor de Statistiek te Den Haag;
2) Subsidie aan de "International Association for Research in Income and Wealth" (I.A.R.I.W.) te New York;
3) Subsidie aan de Belgische Vereniging voor Demografie;
4) Subsidie aan de Belgische Vereniging voor Statistiek;
5) Dotatie aan het Instituut voor Nationale Rekeningen;
6) Subsidie aan het Europees demografisch observatorium.
PROGRAMMA 70/1 - R. & D. OP NATIONAAL VLAK
1) Subsidie aan het Interuniversitair Instituut voor Kernwetenschappen (I.I.K.W.);
2) Subsidie aan de Collectieve Centra;
3) Specifieke acties van de Collectieve Centra ten gunste van de kleine en middelgrote ondernemingen.
PROGRAMMA 70/2 - R. & D. OP INTERNATIONAAL VLAK
1) (Onderzoek op het vlak van de fusie en aanverwant onderzoek;) <W 1998-07-05/66, art. 2.32.1, 002; Inwerkingtreding : 17-10-1998>
2) Subsidie aan de Internationale Vereniging voor Koeltechniek (I.V.K.);
3) Bijdrage van België aan de R. & D.-programma's op het gebied van de Energie;
4) Lasten opgelegd aan de Belgische Staat krachtens zijn deelneming aan de gemeenschappelijke onderneming "Joint European Torus";
5) Economische steun aan de Oosteuropese landen;
6) Bijdrage van België aan het Europees Centrum voor Kernonderzoek (E.C.K.O.) te Genève.
PROGRAMMA 70/3 - DOTATIES AAN WETENSCHAPPELIJKE INSTELLINGEN VAN DE STAAT EN GELIJKGESTELDE EN VERBONDEN INSTELLINGEN
1) Subsidie aan het Instituut voor Radio-elementen (I.R.E.);
2) Subsidie voor investeringen aan het Instituut voor Radio-elementen (I.R.E.);
3) Subsidie aan het Studiecentrum voor Kernenergie (S.C.K.);
4) Subsidie voor buitengewone investeringen te verrichten door het Studiecentrum voor Kernenergie (S.C.K.);
5) Subsidie voor bijzondere werkingskosten aan het Instituut voor Radio-elementen (I.R.E.).
PROGRAMMA 70/5 - STUDIES EN ONDERZOEKINGEN OVER DE PROBLEMEN VAN DIEPE GEOLOGISCHE STRUCTUREN
1) Subsidie aan de Commissie van de Aardkundige Wereldkaart te Parijs;
2) Subsidie aan EuroGeoSurveys.
PROGRAMMA 70/6 - TOEPASSING VAN DE WETGEVING AANGAANDE MATEN EN GEWICHTEN
1) Subsidie aan het Belgisch Instituut voor Normalisatie (B.I.N.);
2) Subsidie aan het Internationaal Comité voor Wettelijk IJkwezen te Parijs;
3) Subsidie aan het Internationaal Bureau voor Maten en Gewichten te Parijs.
PROGRAMMA 70/7 - BESCHERMING INTELLECTUEEL EIGENDOMSRECHT
1) Bijdrage van België aan de Wereldorganisatie voor de Intellectuele Eigendom te Genève;
2) Lasten gedragen door België verschuldigd aan het Europese Octrooienbureau te München : fiscale aanpassing van de pensioenen.
Sectie 33. - Ministerie van Verkeer en Infrastructuur.
Art. 2.33.1. § 1. Bij afwijking van artikel 15 van de organieke wet op het Rekenhof van 29 oktober 1846, mogen aan de buitengewone rekenplichtigen van de diensten die behoren tot het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur geldvoorschotten worden verleend tot een maximumbedrag van 7 000 000 frank met het oog op de betaling van schuldvorderingen die de 100 000 frank niet overschrijden en die verband houden met :
- de aankoop van niet-duurzame goederen en van diensten;
- de aankoop van roerende vermogensgoederen;
- de erelonen van advocaten en geneesheren en de bezoldiging van niet tot de Administratie behorende deskundigen en prestaties van derden alsmede de hen verschuldigde presentiegelden, reis- en verblijfskosten;
- de verbruikskosten van water, van gas en van elektriciteit, telefoonkosten en de verbruikskosten van stookolie en van brandstof voor autovoertuigen;
- allerhande vergoedingen aan het Rijkspersoneel en het Personeel van het Kabinet voor werkelijke lasten en materiële schade evenals de vervoerkosten betreffende dienstreizen en de verzekeringspremies der afgevaardigden van het Departement die zich naar het buitenland geven, met inbegrip van de bijdrage van de Staat-werkgever in de prijs van de sociale abonnementen.
Evenwel kunnen de rekenplichtigen van de Dienst Financiën en van de Directie Economaat van de Algemene Diensten over geldvoorschotten voor een maximumbedrag van 10 000 000 frank beschikken met het oog op de betaling van de hierbovenvermelde schuldvorderingen.
Bovendien kunnen de rekenplichtigen van de Dienst Financiën van de Algemene Diensten over geldvoorschotten voor een maximumbedrag van 3 000 000 frank beschikken voor het betalen van schuldvorderingen die 100 000 frank niet overschrijden en die verband houden met :
- allerhande hulpgelden en toelagen van sociale aard ten bate van de op rust gestelde personeelsleden, gewezen personeelsleden en rechthebbenden voor geheel het Departement;
- speciale tegemoetkomingen aan sommige categorieën van slachtoffers van arbeidsongevallen;
Door middel van geldvoorschotten mogen deze buitengewone rekenplichtigen uitgaven betalen welke 100 000 frank niet overschrijden; de rekenplichtigen mogen echter telefoon- en postuitgaven betalen tot 200 000 frank.
§ 2. De rekenplichtigen van de Dienst Financiën worden gemachtigd de nodige voorschotten te verlenen aan de ambtenaren en experten belast met een zending in het buitenland, zelfs indien deze voorschotten meer dan 100 000 frank bedragen.
Art. 2.33.2. Bij afwijking van de beschikkingen van de artikelen 5 en 34 van de gecoördineerde wetten op de Rijkscomptabiliteit, mogen worden aangewend tot het vereffenen van uitgaven ontstaan tijdens vroegere begrotingsjaren, volgende niet-gesplitste kredieten met betrekking tot :
1) de bezoldiging van de kabinetsleden en inzonderheid de terugbetaling van de wedden aan de besturen en instellingen van oorsprong;
2) de werkingskosten van de dienst, bij het Bestuur van de Verkeersreglementering en van de Infrastructuur belast met de toepassing van de reglementering betreffende het rijbewijs en de terugbetaling aan de gemeenten van de kosten betreffende de uitdeling van de bewijzen;
3) het aandeel van België in de werkingskosten van de Internationale Organisatie van de Burgerlijke Luchtvaart en van de Europese Commissie voor de Burgerlijke Luchtvaart;
4) de bijdrage van België aan de Intergouvernementele maritieme organisatie;
5) het aandeel van België voortspruitend uit het organiseren van een patrouilledienst voor de waarneming van ijsbergen in de Noord-Atlantische Oceaan;
6) het aandeel van België in de uitgaven van het Centraal Bureau voor het Internationaal Vervoer per spoorweg, te Bern.
Art. 2.33.3. De Minister van Vervoer wordt ertoe gemachtigd vergoedingen of hulpgelden te verlenen onder voorwaarden die hij zal vaststellen, aan gewezen personeelsleden al of niet gepensioneerd ten gevolge van dienst- of arbeidsongeval of om gezondheidsredenen, om deze niet minder gunstig te behandelen dan de werklieden die zich in gelijkaardige voorwaarden bevinden, en zulks niettegenstaande de bepalingen van de wet van 21 juli 1844 op de burgerlijke pensioenen.
Art. 2.33.4.
Binnen de perken van de betrokken basisallocaties kunnen de volgende toelagen worden toegekend :
PROGRAMMA 41/0 - BESTAANSMIDDELEN
- Toelage aan de V.Z.W. Sociale Dienst van het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur.
PROGRAMMA 51/0 - BESTAANSMIDDELEN
- Toelage aan de NMBS als tussenkomst in de organisatie van de promotiedag Trein-Tram-Bus.
PROGRAMMA 51/2 - DIENST VOOR REGELING DER BINNENVAART
- Toelage aan de Dienst voor Regeling der Binnenvaart.
PROGRAMMA 52/1 - REGELING VAN HET LUCHTVERKEER EN INTERNATIONALE SAMENWERKING
1) Vereniging tot het vaststellen van luchtwaardigheid van luchtvaartuigen (JAA-Hoofddorp) uit hoofde van het Belgisch lidmaatschap van deze internationale instelling;
2) Meteostations Montréal : aandeel van België in de exploitatiekosten van de meteorologische en veiligheidstations in de Noordatlantische oceaan;
3) Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (OACI Montréal), Europese Commissie voor de Burgerluchtvaart (ECBL Montréal), ICAO beveiligingsfonds, aandeel van België in de werkingskosten.
PROGRAMMA 52/3 - WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK
"Institut von Karman de Dynamique des Fluides" : aandeel van de staat in de personeelsuitgaven en de uitgaven van algemene aard alsmede de tussenkomst van de Staat in de werkings- en uitrustingskosten van het Instituut.
PROGRAMMA 53/0 - (...) <W 1998-07-05/66, art. 2.33.1, 002; Inwerkingtreding : 17-10-1998>
PROGRAMMA 53/2 - KOOPVAARDIJ
1) "Association internationale de Signalisation maritime" uit hoofde van het Belgisch lidmaatschap van deze instelling;
2) Secretariaat voor het informatiesysteem in het kader van het Memorandum van overeenstemming van Parijs houdende controle van de schepen door de havenstaat : bijdrage van België in de werkingskosten;
3) Europees informatienetwerk "HAZMAT";
4) Intergouvernementele Maritieme Organisatie (I.M.O. Londen);
5) Patrouillediensten voor de waarneming van ijsbergen in de Noord-Atlantische Oceaan.
(6) Internationale Permanente Vereniging voor Scheepvaartcongressen. ) <W 1998-07-05/66, art. 2.33.1, 002; Inwerkingtreding : 17-10-1998>
(PROGRAMMA 53/5 - REGIE VOOR MARITIEM TRANSPORT
Tussenkomst in de wedden van de contractuelen van de RMT, tewerkgesteld door het OCMW van Oostende.) <W 1998-07-05/66, art. 2.33.1, 002; Inwerkingtreding : 17-10-1998>
PROGRAMMA 56/0
1) Belgische Vereniging tot de Studie, de Beproeving en het Gebruik van Materialen;
2) Internationale permanente vereniging voor wegencongressen;
3) European Organisation for techinical Approval (EOTA);
4) Houden van tentoonstellingen en conferenties alsmede voor werkzaamheden en prijsvragen.
(PROGRAMMA 56/4 - BEVORDERING VAN DE VEILIGHEID OP DE WEG
Toelagen aan organisaties of instellingen in het kader van acties of studiedagen met betrekking tot de verkeersveiligheid.) <W 1998-07-05/66, art. 2.33.1, 002; Inwerkingtreding : 17-10-1998>
Art. 2.33.5. Wordt goedgekeurd de bij deze wet gevoegde begroting van de Dienst voor Regeling der Binnenvaart voor het jaar 1998.
Deze begroting beloopt voor de ontvangsten 85 805 000 frank en voor de uitgaven 85 695 000 frank.
Ze bevat bij de uitgaven vastleggingskredieten voor een bedrag van 2 000 000 frank.
De ontvangsten voor orde worden geschat op 413 300 000 frank en de uitgaven voor orde op 413 300 000 frank.
Sectie 51- Rijksschuld.
Art. 2.51.1. In afwijking van het artikel 14 van de wet van 29 oktober 1846 op de oprichting van het Rekenhof, mag door de Minister van Financiën rechtstreeks beschikt worden over het tegoed van het begrotings fonds "Afnamen van leningsopbrengsten bestemd tot dekking van :
1° de uitgevoerde uitgaven in het kader van beheersverrichtingen van de Rijksschuld;
2° de vervroegde terugbetalingen;
3° de betalingen als gevolg van wisselkoersschommelingen.
Art. 2.51.2. Binnen de perken van de begrotingskredieten en op voorwaarde dat er een latere regularisatie plaatsvindt, wordt de Minister van Financiën ertoe gemachtigd door middel van voorschotten de uitgaven te betalen die in programma 45.1 - lasten van leningen - en in programma 45.4 - Diversen van deze sectie van de begroting ingeschreven worden, met uitzondering van de uitgaven die in de volgende basisallocaties ingeschreven worden : 45.40.12.21 - Andere kosten dan de financiële kosten verbonden aan de werking van de Rijksschuld - 45.40.11.10 - Loonkosten in verband met de uitgifte van leningen - en 45.40.74.01 - Uitgaven voor de aankoop van duurzame roerende goederen.
Art. 2.51.3. De Schatkist is gemachtigd voorschotten toe te kennen wanneer door transacties van titels van de Belgische Staat of van het Wegenfonds verwijzend naar artikel 89 van het koninklijk besluit in uitvoering van het Wetboek van de inkomensbelastingen, de teruggave van de roerende voorheffing, op voorhand verricht door de Staat ten voordele van de niet-residentiële spaarders, een debet-stand creëert van de rekening 84.01.02.78.B "Rentetermijnen" van de sectie "Ordeverrichtingen van de Thesaurie".
Art. 2.51.4. De Schatkist is gemachtigd voorschotten toe te kennen wanneer de verrichtingen met betrekking tot de rekening 84.01.01.77.B - Dotaties ter beschikking te stellen van de Amortisatiekas - een debetstand van deze rekening veroorzaken.
Art. 2.51.5. De uitgiftepremies die betrekking hebben op de uitgiften van lineaire obligaties alsook op de omruilingen van effecten van de openbare schuld in Belgische frank, worden naargelang het geval als een ontvangst of een uitgave geboekt op een thesaurierekening die hiervoor werd geopend. De premies worden nadien prorata temporis verdeeld per interestvervaldag over de resterende looptijd van de betrokken leningen.
Bij iedere interestvervaldag wordt het prorata temporis verdeelde gecumuleerde bedrag van de betrokken premies ofwel aangewend voor de betaling van budgettaire interestuitgaven van de openbare schuld ofwel als uitgave geboekt ten laste van begrotingskredieten voor de betaling van interesten, naargelang dit bedrag voor de Schatkist een winst of een verlies betekent.
Art. 2.51.6. Uitgaven met betrekking tot schuldvorderingen van vorige jaren mogen worden aangerekend op de kredieten van het lopend jaar in het geval van de kredieten voor de instellingen in de sector van persoonsgebonden materies die in het Brussels Gewest tot de bevoegdheid van het Nationaal Parlement en de Nationale Regering behoren (programma 43/1).
Art. 2.51.7. De Schatkist wordt gemachtigd, binnen de perken van de begrotingskredieten, tot het verstrekken van de nodige provisies en de uitbetaling op de overeengekomen vervaldagen te verzekeren, met verplichting deze provisies later te regulariseren, in de hiernavolgende gevallen :
- toelagen aan de gewestelijke en lokale openbare besturen als Staatstussenkomst in de lasten der interesten van de door deze besturen aangegane leningen bij het Gemeentekrediet van België voor de financiering van werken (toepassing van het koninklijk besluit van 22 oktober 1959) (programme 59/3 - lasten van het verleden);
- staatstussenkomst in de rentelasten voor subsidiëring van ziekenhuisgebouwen betreffende vroegere lasten zowel voor de gemeenschappen als voor de bicommunautaire sector (programma 59/1 - Fonds bouw ziekenhuizen-flats);
- toelagen aan de gewestelijke en lokale openbare besturen als Staatstussenkomst in de aflossingslasten van de door deze besturen aangegane leningen bij het Gemeentekrediet van Belgie voor de financiering van werken (toepassing van het koninklijke besluit van 22 oktober 1959) (programma 59/3 lasten van het verleden);
- staatstussenkomst in de aflossingslasten voor subsidiëring van ziekenhuisgebouwen betreffende vroegere lasten zowel voor de Gemeenschappen als voor de bicommunautaire sector (programma 59/1 - fonds bouw ziekenhuizen-flats).
Art. 2.51.8. De toepassing van de bepalingen van de artikelen 11 en 12 van de Overeenkomst van 6 februari 1965 voor de regeling van de aangelegenheden betreffende de openbare schuld en de portefeuille van de Kolonie Belgisch Kongo, afgesloten tussen het Koninkrijk België en de Democratische Republiek Kongo, goedgekeurd door de wet van 23 april 1965, en de toepassing van de bepalingen van artikel 7 van de wet van 5 januari 1977 houdende uitgifte van een tweede tranche van de lening van het Belgisch-Kongolees Fonds voor Delging en Beheer, wordt opgeschort voor het begrotingsjaar 1998.
Sectie 52- Financiering van de Europese Unie.
Art. 2.52.1. De Minister van Financiën kan voorschotten toestaan voor de dringende betalingen, die voortvloeien uit de verplichtingen van België op het Europees vlak, en die verricht worden door de diensten van de Thesaurie belast met de Europese aangelegenheden.
HOOFDSTUK 3. - Terugbetalings- en toewijzingsfondsen.
Art. 3.01.1. De verrichtingen tijdens het begrotingsjaar 1998 op de fondsen bedoeld bij de artikelen 37 en 38 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, worden geraamd op de sommen vermeld tegenover elk van hen in de bij deze wet gevoegde tabellen.
Art. 3.01.2. De wijze van beschikking over het tegoed van elk der fondsen vermeld in de bij deze wet gevoegde tabellen, wordt aangeduid naast het nummer van het artikel dat betrekking heeft op elk dezer :
- de fondsen waarvan de uitgaven aan het voorafgaand visum van het Rekenhof worden voorgelegd, worden door de letter A aangeduid;
- de fondsen en rekeningen waarop door tussenkomst van de Minister van Financiën wordt beschikt, worden aangeduid door de letter B;
- de fondsen en rekeningen waarop rechtstreeks wordt beschikt door de rekenplichtigen die de ontvangsten hebben gedaan, worden door de letter C aangeduid.
HOOFDSTUK 4. - Staatsdiensten met afzonderlijk beheer.
Art. 4.01.1. De verrichtingen gedurende het begrotingsjaar 1998 van de Staatsdiensten met afzonderlijk beheer worden geraamd op de sommen vermeld in hun respectieve begrotingen gevoegd bij deze wet.
Art. 4.01.2. De wijze van betaling van de uitgaven van elk van de Staatsdiensten met afzonderlijk beheer vermeld in de bij deze wet gevoegde tabellen, wordt aangeduid naast het nummer van het artikel dat betrekking heeft op elk van hen :
- de diensten waarvan de uitgaven aan het voorafgaand visum van het Rekenhof worden voorgelegd, worden door de letter A aangeduid;
- de diensten waarvan de uitgaven gedaan worden door tussenkomst van de Minister van Financiën worden aangeduid door de letter B;
- de diensten waarvan de uitgaven rechtstreeks worden gedaan door de rekenplichtigen die de ontvangsten hebben gedaan, worden door de letter C aangeduid.
Art. 4.01.3. In afwijking van artikel 16 van de wet van 28 juni 1989 houdende wijziging van de wet van 28 juni 1963 houdende wijziging en aanvulling van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, zijn de bepalingen van de artikelen 1 en 5 van diezelfde wet niet van toepassing gedurende het begrotingsjaar 1998 ten aanzien van de Staatsdiensten met afzonderlijk beheer, die geen wettelijke basis hebben en waarvan de verrichtingen zijn geraamd in de bij deze wet gevoegde begrotingstabellen.
Art. 4.01.4. Op voorstel van de Beheerscommissie van de betrokken groepering van federale wetenschappelijke instellingen die afhangen van de Minister van Wetenschapsbeleid, wordt deze gemachtigd om, onder het personeel van de federale wetenschappelijke instellingen, zoveel rekenplichtigen aan te wijzen als er instellingen zijn die de groepering vormen en, in voorkomend geval, zoveel als er geografische vestigingen zijn die de instelling omvat.
BIJLAGEN.
Art. N1. TABEL 1. KREDIETEN INGESCHREVEN VOOR DE DOTATIES voor het begrotingsjaar 1998. (Tabel niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 12-03-1998, p. 6743-6746).
Art. N2. TABEL 2. DEPARTEMENTALE BEGROTINGEN voor het begrotingsjaar 1998. (Tabel niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 12-03-1998, p. 6746-7179).
Art. N3. TABEL 3. TERUGBETALINGS- EN TOEWIJZINGSFONDSEN. (Tabel niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 12-03-1998, p. 7180-7183).
<Gewijzigd bij W 1998-07-05/66, art. 3-01-1, 002; Inwerkingtreding : 17-10-1998; zie B.St 07-10-1998>
Art. N4. TABEL 4. STAATSDIENSTEN MET AFZONDERLIJK BEHEER. (Tabel niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 12-03-1998, p. 7184-7194).
Art. N5. TABEL 5. STAATSBEDRIJVEN. Koninklijke Munt (pro memorie).
Art. N6. TABEL 6. BEGROTINGSTABELLEN VAN DE INSTELLINGEN VAN OPENBAAR NUT. (Tabel niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 12-03-1998, p. 7196-7227).