12 JUNI 1998. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
Art. 1-17
BIJLAGEN.
Art. N1, N2, N3, N4, N5
Artikel 1. Artikel 44 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, opgeheven door het koninklijk besluit van 22 december 1992, wordt opnieuw opgenomen in de volgende lezing :
"Art. 44. § 1. De vreemdelingen bedoeld in artikel 40, §§ 3 tot 6, van de wet, kunnen enkel genieten van de bepalingen voorzien in de artikelen 49, 50, 52, 54, 55 bis en 61 op voorwaarde dat ze voorafgaandelijk het bewijs overleggen aangaande de bloed-of aanverwantschap met de E.G.-vreemdeling of de Belgische onderdaan met wie ze zich komen vestigen.
§ 2. Indien de in § 1 bedoelde vreemdelingen het vereiste bewijs niet overleggen, geeft de burgemeester of zijn gemachtigde hen, al naargelang het geval, kennis van een beslissing tot onontvankelijkheid van de aanvraag tot vestiging, tot verblijf, tot inschrijving in het vreemdelingenregister of tot het bekomen van een document overeenkomstig het model van de bijlage 22, door afgifte van een document overeenkomstig het model van de bijlage 19quinquies.
Het gemeentebestuur maakt hiervan onmiddellijk een kopie over aan de Dienst Vreemdelingenzaken.
Indien de vreemdeling noch gemachtigd noch toegelaten is tot verblijf in het Rijk op grond van een andere bepaling van de wet, wordt hij kennisgegeven van het bevel om het grondgebied te verlaten door afgifte van een document model A of B, overeenkomstig de bijlage 12 of 13.".
Art.2. Artikel 45 van hetzelfde besluit, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 7 november 1988, 13 juli 1992, 22 december 1992 en 22 november 1996, wordt vervangen door de volgende bepaling :
"Art. 45. § 1. De E.G.-vreemdeling die naar België komt om er een werkzaamheid in loondienst of anders dan in loondienst uit te oefenen waarvan de te verwachten duur minstens een jaar bedraagt, wordt, na inzage van de documenten die vereist zijn voor de binnenkomst in het Rijk, ingeschreven in het vreemdelingenregister en in het bezit gesteld van een attest van immatriculatie, model B, overeenkomstig het model van bijlage 5, geldig vijf maanden vanaf de datum van afgifte.
Bij zijn inschrijving moet hij een aanvraag tot vestiging overeenkomstig het model van bijlage 19 indienen.
Voor het einde van de vijfde maand na de aanvraag tot vestiging, moet de E.G.-vreemdeling hetzij een werkgeversattest overeenkomstig het model van bijlage 19 bis overleggen, wanneer hij een werkzaamheid in loondienst uitoefent of wil uitoefenen, hetzij de documenten die vereist zijn voor de uitoefening van het beroep wanneer hij een werkzaamheid anders dan in loondienst uitoefent of wil uitoefenen.
Indien deze documenten overgemaakt worden in de loop van de vijfde maand wordt het attest van immatriculatie door het gemeentebestuur verlengd voor een termijn van een maand.
Zonodig gaat het gemeentebestuur na of de E.G.-vreemdeling werkelijk een winstgevende werkzaamheid uitoefent. Het maakt daarover een verslag op en zendt onmiddellijk een exemplaar ervan aan de Minister of zijn gemachtigde.
Indien de E.G.-vreemdeling de in het derde lid bedoelde documenten overgelegd heeft, moet hij zich ten vroegste een maand na de overlegging van deze documenten en ten laatste voor de afloop van de geldigheidsduur van zijn attest van immatriculatie bij het gemeentebestuur aanbieden ten einde zich de beslissing aangaande de aanvraag tot vestiging te laten betekenen.
§ 2. Indien de Minister of zijn gemachtigde het recht op vestiging erkent, schrijft het gemeentebestuur de E.G.-vreemdeling in het bevolkingsregister in en geeft het hem de verblijfskaart van onderdaan van een Lidstaat van de Europese Gemeenschappen af.
Indien de E.G.-vreemdeling overeenkomstig de in § 1, derde lid, voorziene termijn, de vereiste documenten heeft overgemaakt en zich overeenkomstig § 1, laatste lid, bij het gemeentebestuur aanbiedt om zich de beslissing aangaande de aanvraag tot vestiging te laten betekenen, en er geen enkele onderrichting gegeven werd door de Minister of zijn gemachtigde, handelt het gemeentebestuur overeenkomstig het bepaalde in het eerste lid.
§ 3. De Minister of zijn gemachtigde weigert de vestiging indien de voorwaarden tot vestiging niet vervuld zijn. De burgemeester of zijn gemachtigde weigert de vestiging indien de vereiste documenten niet werden overgemaakt in de § 1, derde lid, voorziene termijn.
In beide gevallen wordt de vreemdeling van deze beslissing kennisgegeven door de afgifte van een document overeenkomstig het model van de bijlage 20, dat zonodig een bevel om het grondgebied te verlaten bevat.
§ 4. Wanneer de vestiging overeenkomstig § 3 geweigerd wordt door de Minister of zijn gemachtigde voor het einde van de vijfde maand na de aanvraag tot vestiging, maakt de E.G.-vreemdeling geen voorwerp uit van een bevel om het grondgebied te verlaten en blijft hij in het bezit van zijn attest van immatriculatie.
De E.G.-vreemdeling wordt terzelfdertijd uitgenodigd om alsnog de in § 1, derde lid, bedoelde documenten over te maken voor de afloop van de geldigheidsduur van zijn attest van immatriculatie.
Indien hij deze overmaakt in de loop van de vijfde maand na de aanvraag wordt het attest van immatriculatie door het gemeentebestuur verlengd voor een termijn van een maand.
Voor het overige is het bepaalde in § 1, vijfde lid en volgende, en § 2, van toepassing.
§ 5. Wanneer de vestiging overeenkomstig § 3 geweigerd wordt, hetzij door de burgemeester of zijn gemachtigde, hetzij door de Minister of zijn gemachtigde, op het einde van de vijfde maand na de aanvraag, of in de in § 1, vierde lid, en § 4, derde lid, bedoelde gevallen, door de Minister of zijn gemachtigde in de loop van de zesde maand, maakt de E.G. -vreemdeling, onverminderd het bepaalde in § 6, het voorwerp uit van een bevel om het grondgebied te verlaten. Het bevel om het grondgebied te verlaten wordt uitvoerbaar dertig dagen na de afloop van de geldigheidsduur van het attest van immatriculatie.
§ 6. Indien de E.G.-vreemdeling, voordat het bevel om het grondgebied te verlaten dat hem werd betekend overeenkomstig het bepaalde in § 5, uitvoerbaar wordt, alsnog de in § 1, derde lid, bedoelde documenten overmaakt of het bewijs levert hetzij dat hij nog steeds werk zoekt en een reële kans heeft om het te vinden hetzij dat hij op het punt staat een werkzaamheid anders dan in loondienst aan te vatten, wordt hij opnieuw in het bezit gesteld van een attest van immatriculatie, model B, overeenkomstig het model van bijlage 5, geldig vijf maanden na afloop van de geldigheidsduur van het eerste attest van immatriculatie.
Voor het overige wordt er gehandeld overeenkomstig het bepaalde in § 1, derde lid en volgende, en de §§ 2 tot 4.
Wanneer de vestiging geweigerd wordt op het einde van de vijfde maand na de aanvraag of in de in § 1, vierde lid, en § 4, derde lid, bedoelde gevallen, in de loop van de zesde maand, maakt de E.G.-vreemdeling het voorwerp uit van een bevel om het grondgebied te verlaten. Het bevel om het grondgebied te verlaten wordt uitvoerbaar vijftien dagen na de afloop van de geldigheidsduur van het tweede attest van immatriculatie.
§ 7. Indien de Minister of zijn gemachtigde de vestiging weigert omwille van redenen van openbare orde, openbare veiligheid of volksgezondheid, geeft hij de E.G.- vreemdeling het bevel om het grondgebied te verlaten.
Aan de E.G.- vreemdeling wordt van deze beslissingen kennisgegeven door afgifte van een document overeenkomstig het model van bijlage 21.
Indien de Minister of zijn gemachtigde evenwel van oordeel is dat er ernstige aanwijzingen zijn dat de E.G.-vreemdeling een gevaar uitmaakt voor de openbare orde, de openbare veiligheid of de volksgezondheid, kan hij de beslissing aangaande de aanvraag tot vestiging voorlopig opschorten.
Aan de E.G.-vreemdeling wordt van deze beslissing tot opschorting kennisgegeven door afgifte van een document overeenkomstig het model van bijlage 19quater indien hij zich bij het gemeentebestuur aanbiedt overeenkomstig het bepaalde in § 1, laatste lid.
Deze beslissing vermeldt de datum vanaf dewelke de E.G.-vreemdeling zich opnieuw moet aanbieden om zich de beslissing aangaande de aanvraag tot vestiging te laten betekenen. Deze datum mag zich niet situeren na het verstrijken van de geldigheidsduur van het attest van immatriculatie.
§ 8. De totale kostprijs die het gemeentebestuur kan vorderen voor de afgifte van een attest van immatriculatie en de verblijfskaart van onderdaan van een Lidstaat van de Europese Gemeenschappen mag niet meer bedragen dan de prijs die geheven wordt voor de afgifte van een identiteitskaart aan Belgische onderdanen.
De verlenging van het attest van immatriculatie overeenkomstig § 1, vierde lid, § 4, derde lid, en § 6, tweede lid, geschiedt kosteloos.".
Art.3. Artikel 46 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
"Art. 46. De E.G.-vreemdeling die naar België komt om er een werkzaamheid in loondienst of anders dan in loondienst uit te oefenen waarvan de te verwachten duur meer dan drie maanden maar minder dan een jaar bedraagt, alsmede de E.G.-seizoenarbeider die voor meer dan drie maanden tewerkgesteld is, worden, na inzage van de documenten die vereist zijn voor hun binnenkomst in het Rijk, en op overlegging van hetzij een door de werkgever verstrekte verklaring van indienstneming of van tewerkstelling, waarin de duur van de tewerkstelling is vermeld, hetzij een arbeidsovereenkomst gewaarmerkt door de bevoegde autoriteit, hetzij de documenten die vereist zijn voor de uitoefening van hun beroep, ingeschreven in het vreemdelingenregister en in het bezit gesteld van een attest van immatriculatie, model B, geldig voor de duur van hun tewerkstelling.".
Art.4. Artikel 47 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
"Art. 47. De E.G.-vreemdeling die naar België komt om er een werkzaamheid in loondienst of anders dan in loondienst uit te oefenen waarvan de te verwachten duur drie maanden niet overschrijdt, alsmede de E.G.-seizoenarbeider die voor maximum drie maanden tewerkgesteld is, ontvangen van het gemeentebestuur, na inzage van de documenten die vereist zijn voor de binnenkomst in het Rijk, en op overlegging van hetzij een door de werkgever verstrekte verklaring van indienstneming of van tewerkstelling waarin de te verwachten duur van tewerkstelling is vermeld, hetzij een arbeidsovereenkomst, gewaarmerkt door de bevoegde autoriteit, hetzij de documenten die vereist zijn voor de uitoefening van hun beroep, een document overeenkomstig het model van bijlage 22.
Dit document is geen verblijfsdocument en wordt kosteloos verstrekt.".
Art.5. Artikel 48, tweede lid, van hetzelfde besluit, vervangen door het koninklijk besluit van 22 december 1992, wordt vervangen door de volgende leden :
"Op overlegging van dat bewijs en na inzage van de documenten die vereist zijn voor de binnenkomst in het Rijk, wordt hij door het gemeentebestuur hetzij ingeschreven in het vreemdelingenregister en in het bezit gesteld van een attest van immatriculatie, model B, hetzij in het bezit gesteld van een document overeenkomstig het model van bijlage 22, naargelang de te verwachten duur van de dienstverrichting meer dan drie maanden bedraagt of niet.
Het document overeenkomstig het model van bijlage 22 is geen verblijfsdocument en wordt kosteloos verstrekt.".
Art.6. Artikel 49 van hetzelfde besluit, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 22 december 1992 en 19 mei 1993, wordt vervangen door de volgende bepaling :
"Art. 49. § 1. De vreemdeling bedoeld in artikel 40, § 3, van de wet, die zich komt vestigen met een E.G.-vreemdeling bedoeld in artikel 45, wordt, voor zover hij voldoet aan de voorwaarde bedoeld in artikel 44, § 1, en na inzage van de documenten die vereist zijn voor de binnenkomst in het Rijk, ingeschreven in het vreemdelingenregister.
Bij zijn inschrijving moet hij een aanvraag tot vestiging overeenkomstig het model van bijlage 19 indienen.
Al naargelang hij de nationaliteit van een Lidstaat van de Europese Gemeenschappen bezit of niet, wordt hij in het bezit gesteld van een attest van immatriculatie, model B of model A, overeenkomstig bijlage 5 of 4, met de in § 2 of § 3 bedoelde geldigheidsduur.
Indien het gemeentebestuur het attest van immatriculatie model A afgeeft, schrapt zij de woorden "van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid of", die voorkomen in het tweede lid van de tekst op zijde 1 van het hogervermeld document.
§ 2. Indien de E.G.-vreemdeling met wie de vreemdeling zich komt vestigen, reeds in het bezit is van een verblijfskaart van onderdaan van een Lidstaat van de Europese Gemeenschappen, ontvangt de vreemdeling een attest van immatriculatie geldig vijf maanden vanaf de datum van afgifte en moet hij zich ten vroegste een maand na de aanvraag tot vestiging en ten laatste voor de afloop van de geldigheidsduur van zijn attest van immatriculatie bij het gemeentebestuur aanbieden ten einde zich de beslissing aangaande de aanvraag tot vestiging te laten betekenen.
Indien de Minister of zijn gemachtigde het recht op vestiging erkent, schrijft het gemeentebestuur de vreemdeling in het bevolkingsregister in en geeft het hem al naargelang de vreemdeling de nationaliteit van een Lidstaat van de Europese Gemeenschappen bezit of niet, de verblijfskaart van onderdaan van een Lidstaat van de Europese Gemeenschappen af, of een identiteitskaart voor vreemdelingen.
Indien de Minister of zijn gemachtigde evenwel van oordeel is dat bijkomend onderzoek verricht moet worden met betrekking tot de geldigheid van de documenten aangaande de bloed- of aanverwantschap met de E.G.-vreemdeling of aangaande de vestiging van de vreemdeling met de E.G.-vreemdeling, brengt hij de vreemdeling daarvan op de hoogte, die dan in het bezit blijft van zijn attest van immatriculatie.
Indien de vreemdeling zich overeenkomstig het bepaalde in het eerste lid aanbiedt bij het gemeentebestuur om zich de beslissing aangaande de aanvraag tot vestiging te laten betekenen en er geen enkele onderrichting gegeven werd door de Minister of zijn gemachtigde, handelt het gemeentebestuur overeenkomstig het bepaalde in het tweede lid.
§ 3. Indien de E.G.-vreemdeling met wie de vreemdeling zich komt vestigen, nog niet in het bezit is van een verblijfskaart van onderdaan van een Lidstaat van de Europese Gemeenschappen, zijn de bepalingen van artikel 45 van toepassing, met dien verstande dat de vreemdeling een attest van immatriculatie ontvangt met dezelfde geldigheidsduur als het attest van immatriculatie van de E.G.-vreemdeling met wie hij zich komt vestigen.
Voor het overige zijn de bepalingen van § 2 van toepassing.
Al naargelang de vreemdeling de nationaliteit van een Lidstaat van de Europese Gemeenschappen bezit of niet, wordt hij in het bezit gesteld van een verblijfskaart voor onderdaan van een Lidstaat van de Europese Gemeenschappen of een identiteitskaart voor vreemdelingen op voorwaarde dat de E.G.-vreemdeling met wie de vreemdeling zich komt vestigen, zelf in het bezit gesteld is van een verblijfskaart voor een onderdaan van een Lidstaat van de Europese Gemeenschappen.
§ 4. De Minister of zijn gemachtigde weigert de vestiging indien de voorwaarden tot vestiging niet vervuld zijn. De vreemdeling wordt van deze beslissing kennisgegeven door de afgifte van een document overeenkomstig het model van de bijlage 20.
Verder zijn ook de bepalingen van artikel 45, § 7, van toepassing.
§ 5. De totale kostprijs die de gemeente kan vorderen voor de afgifte van een attest van immatriculatie en de identiteitskaart voor vreemdelingen of de verblijfskaart van onderdaan van een Lidstaat van de Europese Gemeenschappen mag niet meer bedragen dan de prijs die geheven wordt voor de afgifte van een identiteitskaart aan Belgische onderdanen.
De verlenging van het attest van immatriculatie overeenkomstig artikel 45, § 1, vierde lid, § 4, derde lid, en § 6, tweede lid, geschiedt kosteloos.".
Art.7. Artikel 50 van hetzelfde besluit, opgeheven door het koninklijk besluit van 10 december 1996, wordt opnieuw opgenomen in de volgende lezing :
"Artikel 50. § 1. De vreemdeling bedoeld in artikel 40, § 3, van de wet, die zich komt vestigen met een E.G.-vreemdeling bedoeld in artikel 46, wordt, voor zover hij voldoet aan de voorwaarde bedoeld in artikel 44, § 1, en na inzage van de documenten die vereist zijn voor de binnenkomst in het Rijk, ingeschreven in het vreemdelingenregister.
Al naargelang hij de nationaliteit van een Lidstaat van de Europese Gemeenschappen bezit of niet, wordt hij in het bezit gesteld van een attest van immatriculatie, model B of model A, overeenkomstig bijlage 5 of 4, met dezelfde geldigheidsduur als het attest van immatriculatie van de E.G.-vreemdeling met wie hij zich komt vestigen.
Indien het gemeentebestuur het attest van immatriculatie model A afgeeft, schrapt zij de woorden "van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid of", die voorkomen in het tweede lid van de tekst op zijde 1 van het hogervermeld document.
§ 2. De vreemdeling bedoeld in artikel 40, § 3, van de wet, die zich komt vestigen met een E.G.-vreemdeling bedoeld in artikel 47, wordt, voor zover hij voldoet aan de voorwaarde bedoeld in artikel 44, § 1, en na inzage van de documenten die vereist zijn voor de binnenkomst in het Rijk, in het bezit gesteld van een document overeenkomstig het model van bijlage 22.
Dit document is geen verblijfsdocument en wordt kosteloos verstrekt.
§ 3. De vreemdeling bedoeld in artikel 40, § 3, van de wet, die zich komt vestigen met een E.G.-vreemdeling bedoeld in artikel 48, wordt behandeld overeenkomstig de bepalingen van § 1 of § 2, al naargelang de E.G.-vreemdeling in het bezit is van een attest van immatriculatie of een document overeenkomstig het model van bijlage 22.".
Art.8. In artikel 51 van hetzelfde besluit, opgeheven door het koninklijk besluit van 20 december 1991 en opnieuw opgenomen door het koninklijk besluit van 22 december 1992, worden de §§ 2 en 3, vervangen door de volgende bepalingen :
"§ 2. De E.G.-vreemdeling wordt, na inzage van de documenten die vereist zijn voor de binnenkomst in het Rijk, ingeschreven in het vreemdelingenregister en in het bezit gesteld van een attest van immatriculatie, model B, overeenkomstig het model van bijlage 5, geldig vijf maanden vanaf de datum van afgifte.
Bij zijn inschrijving moet hij een aanvraag tot vestiging overeenkomstig het model van bijlage 19 indienen.
Voor het einde van de vijfde maand na de aanvraag tot vestiging, moet de E.G.-vreemdeling met alle bewijsmiddelen aantonen dat hij voldoet aan de in § 1 gestelde voorwaarden.
Indien deze documenten overgemaakt worden in de loop van de vijfde maand wordt het attest van immatriculatie door het gemeentebestuur verlengd voor een termijn van een maand.
Indien de E.G.-vreemdeling de in de § 1 bedoelde documenten overlegd heeft, moet hij zich ten vroegste een maand na de overlegging van deze documenten en ten laatste voor de afloop van de geldigheidsduur van zijn attest van immatriculatie bij het gemeentebestuur aanbieden ten einde zich de beslissing aangaande de aanvraag tot vestiging te laten betekenen.
§ 3. Indien de Minister of zijn gemachtigde het recht op vestiging erkent, schrijft het gemeentebestuur de E.G.-vreemdeling in het bevolkingsregister in en geeft het hem de verblijfskaart van onderdaan van een Lidstaat van de Europese Gemeenschappen af.
Indien de E.G.-vreemdeling overeenkomstig de in § 2, derde lid, voorziene termijn, de vereiste documenten heeft overgemaakt en zich overeenkomstig § 2, laatste lid, bij het gemeentebestuur aanbiedt om zich de beslissing aangaande de aanvraag tot vestiging te laten betekenen, en er geen enkele onderrichting gegeven werd door de Minister of zijn gemachtigde, handelt het gemeentebestuur overeenkomstig het bepaalde in het eerste lid.
§ 4. De Minister of zijn gemachtigde weigert de vestiging indien de voorwaarden tot vestiging niet vervuld zijn. De burgemeester of zijn gemachtigde weigert de vestiging indien de nodige documenten niet werden overgemaakt in de § 2, derde lid, voorziene termijn.
In beide gevallen wordt de vreemdeling van deze beslissing kennisgegeven door de afgifte van een document overeenkomstig het model van de bijlage 20, dat zonodig een bevel om het grondgebied te verlaten bevat.
Verder zijn ook de bepalingen van artikel 45, § 7, van toepassing.
§ 5. Wanneer de vestiging overeenkomstig § 4 geweigerd wordt door de Minister of zijn gemachtigde voor het einde van de vijfde maand na de aanvraag tot vestiging, maakt de E.G.-vreemdeling geen voorwerp uit van een bevel om het grondgebied te verlaten en blijft hij in het bezit van zijn attest van immatriculatie.
De E.G.-vreemdeling wordt terzelfdertijd uitgenodigd om alsnog de in § 1 bedoelde documenten over te maken voor de afloop van de geldigheidsduur van zijn attest van immatriculatie.
Indien hij deze overmaakt in de loop van de vijfde maand na de aanvraag wordt het attest van immatriculatie door het gemeentebestuur verlengd voor een termijn van een maand.
Voor het overige is het bepaalde in § 2, laatste lid, en § 3, van toepassing.
§ 6. Wanneer de vestiging overeenkomstig § 4 geweigerd wordt, hetzij door de burgemeester of zijn gemachtigde, hetzij door de Minister of zijn gemachtigde, op het einde van de vijfde maand na de aanvraag, of in de in § 2, vierde lid, en § 5, derde lid, bedoelde gevallen, door de Minister of zijn gemachtigde in de loop van de zesde maand, maakt de E.G. -vreemdeling het voorwerp uit van een bevel om het grondgebied te verlaten. Het bevel om het grondgebied te verlaten wordt uitvoerbaar vijftien dagen na de afloop van de geldigheidsduur van het attest van immatriculatie.
§ 7. De totale kostprijs die de gemeente kan vorderen voor de afgifte van een attest van immatriculatie en de verblijfskaart van onderdaan van een Lidstaat van de Europese Gemeenschappen mag niet meer bedragen dan de prijs die geheven wordt voor de afgifte van een identiteitskaart aan Belgische onderdanen.
De verlenging van het attest van immatriculatie overeenkomstig § 2, vierde lid, en § 5, derde lid, geschiedt kosteloos.".
Art.9. Artikel 52 van hetzelfde besluit, opgeheven door het koninklijk besluit van 20 december 1991 en opnieuw opgenomen door het koninklijk besluit van 22 december 1992, wordt vervangen door de volgende bepaling :
"Art. 52. § 1. De vreemdeling bedoeld in artikel 40, § 4, van de wet, die zich komt vestigen met een E.G.-vreemdeling bedoeld in artikel 51, wordt, voor zover hij voldoet aan de voorwaarde bedoeld in artikel 44, § 1, en na inzage van de documenten die vereist zijn voor de binnenkomst in het Rijk, ingeschreven in het vreemdelingenregister.
Bij zijn inschrijving moet hij een aanvraag tot vestiging overeenkomstig het model van bijlage 19 indienen.
Al naargelang hij de nationaliteit van een Lidstaat van de Europese Gemeenschappen bezit of niet, wordt hij in het bezit gesteld van een attest van immatriculatie, model B of model A, overeenkomstig bijlage 5 of 4, met de in § 2 of § 3 vermelde geldigheidsduur.
Indien het gemeentebestuur het attest van immatriculatie model A afgeeft, schrapt zij de woorden "van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid of", die voorkomen in het tweede lid van de tekst op zijde 1 van het hogervermeld document.
Voor het verstrijken van de geldigheidsduur van het attest van immatriculatie moet de vreemdeling het bewijs leveren dat hij een ziektekostenverzekering heeft die de risico's in België dekt en dat de E.G.-vreemdeling met wie hij zich komt vestigen, over toereikende bestaansmiddelen beschikt om te voorkomen dat zij ten laste van de overheden komen.
§ 2. Indien de E.G.-vreemdeling met wie de vreemdeling zich komt vestigen, reeds in het bezit is van een verblijfskaart van onderdaan van een Lidstaat van de Europese Gemeenschappen, ontvangt hij een attest van immatriculatie geldig vijf maanden vanaf de datum van afgifte en moet hij zich ten vroegste een maand na de overlegging van de in § 1, laatste lid, bedoelde documenten en ten laatste voor de afloop van de geldigheidsduur van zijn attest van immatriculatie bij het gemeentebestuur aanbieden ten einde zich de beslissing aangaande de aanvraag tot vestiging te laten betekenen.
Voor het overige zijn de bepalingen van artikel 51, § 2, vierde lid, en § 3, van toepassing, met dien verstande dat de vreemdeling in het bezit gesteld wordt van een identiteitskaart voor vreemdelingen indien hij zelf niet de nationaliteit bezit van een Lidstaat van de Europese Gemeenschappen.
Indien de Minister of zijn gemachtigde evenwel van oordeel is dat bijkomend onderzoek verricht moet worden met betrekking tot de geldigheid van de in § 1, laatste lid, bedoelde documenten, aangaande de bloed- of aanverwantschap met de E.G.-vreemdeling of aangaande de vestiging van de vreemdeling met de E.G.-vreemdeling, brengt hij de vreemdeling daarvan op de hoogte, die dan in het bezit blijft van zijn attest van immatriculatie.
Indien de vreemdeling zich overeenkomstig het bepaalde in het eerste lid aanbiedt bij het gemeentebestuur om zich de beslissing aangaande de aanvraag tot vestiging te laten betekenen en er geen enkele onderrichting gegeven werd door de Minister of zijn gemachtigde, handelt het gemeentebestuur overeenkomstig het bepaalde in het tweede lid.
§ 3. Indien de E.G.-vreemdeling met wie de vreemdeling zich komt vestigen, nog niet in het bezit is van een verblijfskaart van onderdaan van een Lidstaat van de Europese Gemeenschappen, zijn de bepalingen van artikel 51 van toepassing, met dien verstande dat de vreemdeling een attest van immatriculatie ontvangt met dezelfde geldigheidsduur als het attest van immatriculatie van de E.G.-vreemdeling met wie hij zich komt vestigen.
Voor het overige zijn de bepalingen van § 2 van toepassing.
Al naargelang de vreemdeling de nationaliteit van een Lidstaat van de Europese Gemeenschappen bezit of niet, wordt hij in het bezit gesteld van een verblijfskaart voor onderdaan van een Lidstaat van de Europese Gemeenschappen of een identiteitskaart voor vreemdelingen op voorwaarde dat de E.G.-vreemdeling met wie de vreemdeling zich komt vestigen, zelf in het bezit gesteld is van een verblijfskaart voor een onderdaan van een Lidstaat van de Europese Gemeenschappen en de in § 1, laatste lid, bedoelde documenten werden overgemaakt.
§ 4. De Minister of zijn gemachtigde weigert de vestiging indien de voorwaarden tot vestiging niet vervuld zijn. De vreemdeling wordt van deze beslissing kennisgegeven door de afgifte van een document overeenkomstig het model van de bijlage 20.
Verder zijn ook de bepalingen van artikel 45, § 7 van toepassing.
§ 5. De totale kostprijs die de gemeente kan vorderen voor de afgifte van een attest van immatriculatie en de identiteitskaart voor vreemdelingen of de verblijfskaart van onderdaan van een Lidstaat van de Europese Gemeenschappen mag niet meer bedragen dan de prijs die geheven wordt voor de afgifte van een identiteitskaart aan Belgische onderdanen.
De verlenging van het attest van immatriculatie overeenkomstig artikel 51, § 2, vierde lid, en § 5, derde lid, geschiedt kosteloos.".
Art.10. In artikel 53 van hetzelfde besluit, opgeheven door het koninklijk besluit van 20 december 1991, opnieuw opgenomen door het koninklijk besluit van 22 december 1992 en gewijzigd door het koninklijk besluit van 22 november 1996, worden de §§ 2 en 3, vervangen door de volgende bepalingen :
"§ 2. De E.G.-vreemdeling wordt, na inzage van de documenten die vereist zijn voor de binnenkomst in het Rijk, ingeschreven in het vreemdelingenregister en in het bezit gesteld van een attest van immatriculatie, model B, overeenkomstig het model van bijlage 5, geldig vijf maanden vanaf de datum van afgifte.
Bij zijn inschrijving moet hij een aanvraag tot vestiging overeenkomstig het model van bijlage 19 indienen.
Voor het einde van de vijfde maand na de aanvraag tot vestiging, moet de E.G.-vreemdeling met alle bewijsmiddelen aantonen dat hij voldoet aan de in § 1 gestelde voorwaarden.
Indien deze documenten overgemaakt worden in de loop van de vijfde maand wordt het attest van immatriculatie door het gemeentebestuur verlengd voor een termijn van een maand.
Indien de E.G.-vreemdeling de in § 1, eerste lid, bedoelde documenten overgelegd heeft, moet hij zich ten vroegste een maand na de overlegging van deze documenten en ten laatste voor de afloop van de geldigheidsduur van zijn attest van immatriculatie bij het gemeentebestuur aanbieden ten einde zich de beslissing aangaande de aanvraag tot vestiging te laten betekenen.
§ 3. Indien de Minister of zijn gemachtigde het recht op vestiging erkent, schrijft het gemeentebestuur de E.G.-vreemdeling in het bevolkingsregister in en geeft het hem de verblijfskaart van onderdaan van een Lidstaat van de Europese Gemeenschappen af.
Indien de E.G.-vreemdeling overeenkomstig de in § 2, derde lid, voorziene termijn, de vereiste documenten heeft overgemaakt en zich overeenkomstig het bepaalde in § 2, laatste lid, bij het gemeentebestuur aanbiedt om zich de beslissing aangaande de aanvraag tot vestiging te laten betekenen, en er geen enkele onderrichting gegeven werd door de Minister of zijn gemachtigde, handelt het gemeentebestuur overeenkomstig het bepaalde in het eerste lid.
§ 4. De Minister of zijn gemachtigde weigert de vestiging indien de voorwaarden tot vestiging niet vervuld zijn. De burgemeester of zijn gemachtigde weigert de vestiging indien de nodige documenten niet werden overgemaakt in de § 2, derde lid, voorziene termijn.
In beide gevallen wordt de vreemdeling van deze beslissing kennisgegeven door de afgifte van een document overeenkomstig het model van de bijlage 20, dat zonodig een bevel om het grondgebied te verlaten bevat.
Verder zijn ook de bepalingen van artikel 45, § 7, van toepassing.
§ 5. Wanneer de vestiging overeenkomstig § 4 geweigerd wordt door de Minister of zijn gemachtigde voor het einde van de vijfde maand na de aanvraag tot vestiging, maakt de E.G.-vreemdeling geen voorwerp uit van een bevel om het grondgebied te verlaten en blijft hij in het bezit van zijn attest van immatriculatie.
De E.G.-vreemdeling wordt terzelfdertijd uitgenodigd om alsnog de in § 1, eerste lid, bedoelde documenten over te maken voor de afloop van de geldigheidsduur van zijn attest van immatriculatie.
Indien hij deze overmaakt in de loop van de vijfde maand na de aanvraag wordt het attest van immatriculatie door het gemeentebestuur verlengd voor een termijn van een maand.
Voor het overige is het bepaalde in § 2, laatste lid, en § 3, van toepassing.
§ 6. Wanneer de vestiging overeenkomstig § 4 geweigerd wordt, hetzij door de burgemeester of zijn gemachtigde, hetzij door de Minister of zijn gemachtigde, op het einde van de vijfde maand na de aanvraag, of in de in § 2, vierde lid, en § 5, derde lid, bedoelde gevallen, door de Minister of zijn gemachtigde in de loop van de zesde maand, maakt de E.G. -vreemdeling het voorwerp uit van een bevel om het grondgebied te verlaten. Het bevel om het grondgebied te verlaten wordt uitvoerbaar vijftien dagen na de afloop van de geldigheidsduur van het attest van immatriculatie.
§ 7. De totale kostprijs die de gemeente kan vorderen voor de afgifte van een attest van immatriculatie en de verblijfskaart van onderdaan van een Lidstaat van de Europese Gemeenschappen mag niet meer bedragen dan de prijs die geheven wordt voor de afgifte van een identiteitskaart aan Belgische onderdanen.
De verlenging van het attest van immatriculatie overeenkomstig § 2, vierde lid, en § 5, derde lid, geschiedt kosteloos.".
Art.11. Artikel 54 van hetzelfde besluit, opgeheven door het koninklijk besluit van 20 december 1991 en opnieuw opgenomen door het koninklijk besluit van 22 december 1992, wordt vervangen door de volgende bepaling :
"Art. 54. § 1. De vreemdeling bedoeld in artikel 40, § 4, van de wet, die zich komt vestigen met een E.G.-vreemdeling bedoeld in artikel 53, wordt, voor zover hij voldoet aan de voorwaarde bedoeld in artikel 44, § 1, en na inzage van de documenten die vereist zijn voor de binnenkomst in het Rijk, ingeschreven in het vreemdelingenregister.
Bij zijn inschrijving moet hij een aanvraag tot vestiging overeenkomstig het model van bijlage 19 indienen.
Al naargelang hij de nationaliteit van een Lidstaat van de Europese Gemeenschappen bezit of niet, wordt hij in het bezit gesteld van een attest van immatriculatie, model B of model A, overeenkomstig bijlage 5 of 4, met de in § 2 of § 3 bedoelde geldigheidsduur.
Indien het gemeentebestuur het attest van immatriculatie model A afgeeft, schrapt zij de woorden "van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid of", die voorkomen in het tweede lid van de tekst op zijde 1 van het hogervermeld document.
Voor het verstrijken van de geldigheidsduur van het attest van immatriculatie moet de vreemdeling het bewijs leveren dat hij een ziektekostenverzekering heeft die de risico's in België dekt en dat de E.G.-vreemdeling met wie hij zich komt vestigen, over toereikende bestaansmiddelen beschikt om te voorkomen dat zij ten laste van de overheden komen.
§ 2. Indien de E.G.-vreemdeling met wie de vreemdeling zich komt vestigen, reeds in het bezit is van een verblijfskaart van onderdaan van een Lidstaat van de Europese Gemeenschappen, ontvangt hij een attest van immatriculatie geldig vijf maanden vanaf de datum van afgifte en moet hij zich ten vroegste een maand na de overlegging van de in § 1, laatste lid, bedoelde documenten en ten laatste voor de afloop van de geldigheidsduur van zijn attest van immatriculatie bij het gemeentebestuur aanbieden ten einde zich de beslissing aangaande de aanvraag tot vestiging te laten betekenen.
Voor het overige zijn de bepalingen van artikel 53, § 2, vierde lid, en § 3, van toepassing, met dien verstande dat de vreemdeling in het bezit gesteld wordt van een identiteitskaart voor vreemdelingen indien hij niet de nationaliteit bezit van een Lidstaat van de Europese Gemeenschappen.
Indien de Minister of zijn gemachtigde evenwel van oordeel is dat bijkomend onderzoek verricht moet worden met betrekking tot de geldigheid van de in § 1, laatste lid, bedoelde documenten, aangaande de bloed- of aanverwantschap met de E.G.-vreemdeling, of aangaande de vestiging van de vreemdeling met de E.G.-vreemdeling, brengt hij de vreemdeling daarvan op de hoogte, die dan in het bezit blijft van zijn attest van immatriculatie.
Indien de vreemdeling zich overeenkomstig het bepaalde in het eerste lid aanbiedt bij het gemeentebestuur om zich de beslissing aangaande de aanvraag tot vestiging te laten betekenen en er geen enkele onderrichting gegeven werd door de Minister of zijn gemachtigde, handelt het gemeentebestuur overeenkomstig het bepaalde in het tweede lid.
§ 3. Indien de E.G.-vreemdeling met wie de vreemdeling zich komt vestigen, nog niet in het bezit is van een verblijfskaart van onderdaan van een Lidstaat van de Europese Gemeenschappen, zijn de bepalingen van artikel 53 van toepassing, met dien verstande dat de vreemdeling een attest van immatriculatie ontvangt met dezelfde geldigheidsduur als het attest van immatriculatie van de E.G.-vreemdeling met wie hij zich komt vestigen.
Voor het overige zijn de bepalingen van § 2 van toepassing.
Al naargelang de vreemdeling de nationaliteit van een Lidstaat van de Europese Gemeenschappen bezit of niet, wordt hij in het bezit gesteld van een verblijfskaart voor onderdaan van een Lidstaat van de Europese Gemeenschappen of een identiteitskaart voor vreemdelingen op voorwaarde dat de E.G.-vreemdeling met wie de vreemdeling zich komt vestigen, zelf in het bezit gesteld is van een verblijfskaart voor een onderdaan van een Lidstaat van de Europese Gemeenschappen en de in § 1, laatste lid, bedoelde documenten werden overgemaakt.
§ 4. De Minister of zijn gemachtigde weigert de vestiging indien de voorwaarden tot vestiging niet vervuld zijn. De vreemdeling wordt van deze beslissing kennisgegeven door de afgifte van een document overeenkomstig het model van de bijlage 20.
Verder zijn ook de bepalingen van artikel 45, § 7, van toepassing.
§ 5. De totale kostprijs die de gemeente kan vorderen voor de afgifte van een attest van immatriculatie en de identiteitskaart voor vreemdelingen of de verblijfskaart van onderdaan van een Lidstaat van de Europese Gemeenschappen mag niet meer bedragen dan de prijs die geheven wordt voor de afgifte van een identiteitskaart aan Belgische onderdanen.
De verlenging van het attest van immatriculatie overeenkomstig artikel 53, § 2, vierde lid, en § 5, derde lid, geschiedt kosteloos.".
Art.12. In artikel 55 bis van hetzelfde besluit, ingevoegd door het koninklijk besluit van 14 februari 1986, opgeheven door het koninklijk besluit van 20 december 1991, opnieuw opgenomen door het koninklijk besluit van 22 februari 1995, en gewijzigd door het koninklijk besluit van 11 december 1996, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° § 1 wordt vervangen door de volgende bepaling :
"§ 1. Artikel 55 is van toepassing op de personen die gelijkgesteld worden met de in dit artikel bedoelde E.G.-vreemdeling. Zij worden ingeschreven in het vreemdelingenregister voor zover zij voldoen aan de voorwaarde bedoeld in artikel 44, § 1, en voor zover zij de documenten overmaken die vereist zijn voor hun binnenkomst in het Rijk.
Voor het einde van de derde maand die volgt op het indienen van de aanvraag tot verblijf, moeten zij die documenten overmaken waaruit blijkt dat zij over een ziektekostenverzekering beschikken die de risico's in België dekt en dat de E.G.-vreemdeling met wie zij zich vestigen, over toereikende bestaansmiddelen beschikt om te voorkomen dat zij ten laste van de overheid komen.";
2° in § 2 wordt voor het tweede en het derde lid, het volgend lid ingevoegd :
"Indien het gemeentebestuur het attest van immatriculatie model A afgeeft, schrapt zij de woorden "van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid of", die voorkomen in het tweede lid van de tekst op zijde 1 van het hogervermeld document.".
Art.13. Artikel 61 van hetzelfde besluit, vervangen door het koninklijke besluit van 22 december 1992 en gewijzigd door de koninklijke besluiten van 19 mei 1993 en 22 februari 1995, wordt vervangen door de volgende bepaling :
"§ 1. De vreemdeling bedoeld in artikel 40, § 6, van de wet, wordt, voor zover hij voldoet aan de voorwaarde bedoeld in artikel 44, § 1, en na inzage van de documenten die vereist zijn voor de binnenkomst in het Rijk, ingeschreven in het vreemdelingenregister en, naargelang hij de nationaliteit van een Lidstaat van de Europese Gemeenschappen bezit of niet, in het bezit gesteld van een attest van immatriculatie, model B of model A, overeenkomstig bijlage 5 of 4, geldig vijf maanden vanaf de datum van afgifte.
Indien het gemeentebestuur het attest van immatriculatie model A afgeeft, schrapt zij de woorden "van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid of", die voorkomen in het tweede lid van de tekst op zijde 1 van het hogervermeld document.
Bij zijn inschrijving moet hij een aanvraag tot vestiging indienen overeenkomstig het model van bijlage 19.
§ 2. De vreemdeling moet zich ten vroegste een maand na de aanvraag tot vestiging en ten laatste voor de afloop van de geldigheidsduur van zijn attest van immatriculatie bij het gemeentebestuur aanbieden ten einde zich de beslissing aangaande de aanvraag tot vestiging te laten betekenen.
§ 3. Indien de Minister of zijn gemachtigde het recht op vestiging erkent, schrijft het gemeentebestuur de vreemdeling in het bevolkingsregister in en geeft het hem al naargelang hij de nationaliteit bezit van een Lidstaat van de Europese Gemeenschappen of niet, de verblijfskaart van onderdaan van een Lidstaat van de Europese Gemeenschappen of een identiteitskaart voor vreemdelingen af.
Indien de Minister of zijn gemachtigde evenwel van oordeel is dat bijkomend onderzoek verricht moet worden met betrekking tot de geldigheid van de documenten aangaande de bloed- of aanverwantschap met de Belgische onderdaan of aangaande de vestiging van de vreemdeling met de Belgische onderdaan, brengt hij de vreemdeling daarvan op de hoogte, die dan in het bezit blijft van zijn attest van immatriculatie.
Indien de vreemdeling zich overeenkomstig § 2 bij het gemeentebestuur aanbiedt om zich de beslissing aangaande de aanvraag tot vestiging te laten betekenen en er geen enkele onderrichting gegeven werd door de Minister of zijn gemachtigde, handelt het gemeentebestuur overeenkomstig het bepaalde in het eerste lid.
§ 4. De Minister of zijn gemachtigde weigert de vestiging indien de voorwaarden tot vestiging niet vervuld zijn. De vreemdeling wordt van deze beslissing kennisgegeven door de afgifte van een document overeenkomstig het model van de bijlage 20.
Verder zijn ook de bepalingen van artikel 45, § 7, van toepassing.
§ 5. De totale kostprijs die de gemeente kan vorderen voor de afgifte van een attest van immatriculatie en de identiteitskaart voor vreemdelingen of de verblijfskaart van onderdaan van een Lidstaat van de Europese Gemeenschappen mag niet meer bedragen dan de prijs die geheven wordt voor de afgifte van een identiteitskaart aan Belgische onderdanen.".
Art.14. In artikel 69bis, tweede lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd door het koninklijk besluit van 22 februari 1995 en vervangen door het koninklijk besluit van 11 december 1996, worden de woorden "afdelingen 2", vervangen door de woorden "afdelingen 1, 2".
Art.15. De bijlagen 19quater en 19quinquies, gevoegd bij dit besluit, worden ingevoegd bij de bijlagen van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
Art.16. De bijlagen 19, 20 en 22 van hetzelfde besluit worden vervangen door de bijlagen 19, 20 en 22 die bij dit besluit gaan.
Art.17. Onze Minister die de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen onder zijn bevoegdheid heeft, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 12 juni 1998.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Binnenlandse Zaken,
L. TOBBACK
BIJLAGEN.
Art. N1. Bijlage 19. - Aanvraag tot vestiging. - Verslag betreffende de aanvraag tot vestiging.
(Formulier niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 21.08.1998, p. 26864-26865).
Art. N2. Bijlage 19quater. - Voorlopige schorsing van de beslissing aangaande de aanvraag tot vestiging. - Akte van kennisgeving.
(Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 21.08.1998, p. 26868-26869).
Art. N3. Bijlage 19quinquies. - Beslissing tot onontvankelijkheid van een aanvraag tot vestiging van een aanvraag tot verblijf/van een aanvraag tot inschrijving in het vreemdelingenregister/van een aanvraag tot het bekomen van een bijlage 22. - Akte van kennisgeving.
(Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 21.08.1998, p. 26872-26873).
Art. N4. Bijlage 20. - Beslissing tot weigering van de vestiging met bevel om het grondgebied te verlaten. - Akte van kennisgeving.
(Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 21.08.1998, p. 26876-26877).
Art. N5. Bijlage 22. - Attest.
(Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 21.08.1998, p. 26880).
Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 12 juni 1998 tot wijziging van Ons besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Binnenlandse Zaken,
L. TOBBACK