9 MAART 1998. - Wet tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
Art. 1-3
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid zoals bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art.2. In de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, wordt een artikel 57/5bis ingevoegd, luidend als volgt :
"Art. 57/5bis. - De Commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen en zijn adjuncten kunnen, indien zij tekortschieten in de waardigheid van hun ambt of in de plichten van hun staat, naargelang het geval, worden geschorst of afgezet.
De schorsing wordt bij ministerieel besluit bevolen door de minister voor een termijn van minstens zeven dagen en maximum zes maanden en heeft, zolang de schorsing duurt, de inhouding van de wedde voor gevolg.
De afzetting wordt op verzoek van de minister bevolen door de Koning bij een in de Ministerraad overlegd koninklijk besluit.
De Koning bepaalt de procedure inzake de tuchtregeling".
Art. 3. In artikel 74/5 van dezelfde wet, ingevoegd door de wet van 18 juli 1991 en gewijzigd door de wet van 15 juli 1996, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° § 3, eerste lid, wordt vervangen door de volgende bepaling :
"De duur van de vasthouding in een welbepaalde aan de grens gelegen plaats mag twee maanden niet te boven gaan. De minister of zijn gemachtigde mag echter de vasthouding van de in § 1 bedoelde vreemdeling telkens met een periode van twee maanden verlengen :
1° indien ten aanzien van de vreemdeling een uitvoerbare maatregel van terugdrijving werd genomen, een uitvoerbare beslissing tot weigering van toegang tot het grondgebied of een uitvoerbare bevestigende beslissing tot weigering van toegang tot het grondgebied;
2° en indien de nodige stappen om de vreemdeling te verwijderen werden genomen binnen de zeven werkdagen vanaf de beslissing of de maatregel bedoeld in 1°, wanneer zij worden voortgezet met de vereiste zorgvuldigheid en de effectieve verwijdering van deze laatste binnen een redelijke termijn nog steeds mogelijk is.";
2° § 4 wordt vervangen door de volgende bepaling :
"§ 4. Toegelaten wordt het Rijk binnen te komen :
1° de in § 1 bedoelde vreemdeling ten aanzien van wie, bij het verstrijken van de termijn van twee maanden, geen uitvoerbare beslissing of maatregel is genomen als bepaald in § 3, eerste lid, 1°;
2° de in § 1 bedoelde vreemdeling ten aanzien van wie een uitvoerbare beslissing of maatregel als bepaald in § 3, eerste lid, 1° werd genomen, wanneer bij het verstrijken van de termijn van twee maanden, die eventueel verlengd werd, de minister of zijn gemachtigde geen enkele beslissing neemt tot verlenging van de termijn;
3° de vreemdeling, bedoeld in § 1, die in het totaal gedurende een periode van acht maanden werd vastgehouden."
3° In § 5 worden de volgende wijzigingen aangebracht :
a) voor het eerste lid wordt het volgende lid toegevoegd :
"De maatregel van terugdrijving genomen ten opzichte van de vreemdeling bedoeld in § 4, die toegelaten wordt het Rijk binnen te komen, wordt van rechtswege gelijkgesteld met een bevel om het grondgebied te verlaten in de zin van artikel 7, eerste lid.";
b) het huidige tweede lid, dat het derde lid wordt, wordt vervangen door de volgende bepaling :
"Tenzij de wet anders bepaalt, wordt aan het bevel om het grondgebied te verlaten of aan de beslissing tot weigering van verblijf een termijn verbonden om het grondgebied te verlaten."
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 9 maart 1998.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Binnenlandse Zaken,
J. VANDE LANOTTE
De Minister van Justitie,
S. DE CLERCK
Met 's Lands zegel gezegeld :
De Minister van Justitie,
S. DE CLERCK