Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

6 MAART 1996. - Besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap tot wijziging van artikel 14 van het koninklijk besluit van 29 december 1984 betreffende het financieel en materieel beheer van de staatsdiensten met afzonderlijk beheer in het rijksonderwijs (VERTALING).



Inhoudstafel:


Art. 1-3



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1985010003 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Artikel 14 van het koninklijk besluit van 29 december 1984 betreffende het financieel en materieel beheer van de staatsdiensten met afzonderlijk beheer in het Rijksonderwijs, gewijzigd bij het besluit van de Executieve van 17 juni 1992, wordt door de volgende bepaling vervangen :
  " Artikel 14. § 1. Op het einde van het dienstjaar wordt het overschot
  1° wat de kapitaalverrichtingen betreft, gevoegd bij de kapitaalontvangsten van het volgende begrotingsjaar;
  2° wat de lopende verrichtingen betreft, ten belope van ten minste 5% aangewend voor de vorming van een reservefonds "werking" totdat de middelen hiervan 2,5% bereiken van het gemiddelde van de lopende uitgaven van de drie voorgaande begrotingsjaren.
  Het overige wordt geheel of ten dele gevoegd, hetzij bij de ontvangsten van de lopende verrichtingen, hetzij bij de ontvangsten van de kapitaalverrichtingen van het volgende begrotingsjaar.
  § 2. De middelen van het reservefonds kunnen met het akkoord van de bevoegde Minister of zijn gemachtigde aangewend worden tot het aanzuiveren van een op het einde van een dienstjaar of van een beheer bestaand onvoorzien negatief saldo.
  § 3. De inrichtingshoofden kunnen in het jaar 1996 over 50% van het reservefonds beschikken, op voorwaarde dat het reservefonds 2,5 % bereikt van het gemiddelde van de lopende uitgaven van de drie voorgaande begrotingsjaren. "

Art.2. Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt aangenomen.

Art. 3. De Minister van Onderwijs, Cultuur, Wetenschappelijk Onderzoek, Monumenten en Landschappen en de Minister van Jeugd, Vorming, Media en Sociale Aangelegenheden zijn belast met de uitvoering van dit besluit.
  Eupen, 6 maart 1996.
  Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap :
  De Minister-President, Minister van Financiën, Internationale Betrekkingen, Gezondheid, Gezin en Bejaarden, Sport en Toerisme,
  J. MARAITE
  De Minister van Jeugd, Vorming, Media en Sociale Aangelegenheden,
  K.-H. LAMBERTZ
  De Minister van Onderwijs, Cultuur, Wetenschappelijk Onderzoek, Monumenten en Landschappen,
  W. SCHRODER