20 MAART 1997. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot bepaling van de specifieke nadere regelen ter uitvoering van de maatregelen tot herverdeling van de arbeid toepasselijk op de personeelsleden van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. - (NOTA : Opgeheven voor het contractueel personeel van het ministerie bij (BESL 2003-02-13/53, art. 48; Inwerkingtreding : 29-03-2003) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 24-05-1997 en tekstbijwerking tot 19-03-2003).
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - Halftijdse vervroegde uittreding.
Art. 3-7
HOOFDSTUK III. - Vrijwillige vierdaagse werkweek.
Art. 8-16
HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen.
Art. 17-18
BIJLAGEN.
Art. N1-N2
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1. (zie NOTA onder OPSCHRIFT) Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
- "wet" : de wet van 10 april 1995 betreffende de herverdeling van de arbeid in de openbare sector;
- "halftijdse vervroegde uittreding" : de halftijdse arbeidsregeling bedoeld in artikel 3, par.1, van de wet;
- "vrijwillige vierdaagse werkweek" : de verminderde prestaties zoals gedefinieerd in artikel 7, par.1, van de wet;
- "het Ministerie" : het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;
- "de personeelsleden" : de personeelsleden van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;
- "de directieraad" : de directieraad van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;
- "werklozen" : de personen bedoeld in artikel 9, par.2, van de wet.
Art.2. (zie NOTA onder OPSCHRIFT) De bepalingen van artikel 61 bis van de wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen, zijn van toepassing op de stortingen die moeten worden verricht met toepassing van artikel 20 van de wet.
HOOFDSTUK II. - Halftijdse vervroegde uittreding.
Art.3. (zie NOTA onder OPSCHRIFT) De personeelsleden die titularis zijn van een graad ingedeeld bij rang 13 of bij een hogere rang kunnen zich niet beroepen op het recht op halftijdse vervroegde uittreding.
Op het recht op halftijdse vervroegde uittreding kunnen zich evenmin beroepen de vastbenoemde personeelsleden die een leidinggevende functie uitoefenen.
De personeelsleden bedoeld in het eerste en tweede lid die erom verzoeken kunnen evenwel, met voorafgaande toestemming van de directieraad, het recht op halftijdse vervroegde uittreding genieten in de gevallen waarin de goede werking van de dienst niet wordt verstoord.
Art.4. (zie NOTA onder OPSCHRIFT) Het personeelslid dat gebruik wenst te maken van het recht op halftijdse vervroegde uittreding dient daartoe bij zijn diensthoofd een aanvraag in volgens het model vastgelegd in bijlage 1 van dit besluit. Van zijn aanvraag wordt hem een ontvangbewijs afgegeven.
De aanvraag geschiedt minstens drie maanden vóór de aanvang van het verlof voor halftijdse vervroegde uittreding. Deze termijn kan in gemeenschappelijk overleg worden ingekort.
Deze aanvraag bevat een voorstel van werkschema waarin bepaald wordt hoe de arbeidsprestaties worden geregeld.
Art.5. (zie NOTA onder OPSCHRIFT) § 1. De halftijdse prestaties worden verricht op de volgende wijze :
- ofwel elke dag, 's morgens of 's middags;
- ofwel volgens een andere vaste verdeling over de week in volledige dagen, waarbij de afwezigheidsperiode niet meer dan drie werkdagen mag bedragen.
§ 2. De periode van verlof voor halftijdse vervroegde uittreding neemt een aanvang op de eerste dag van de eerste maand van een trimester.
§ 3. Het personeelslid en zijn diensthoofd plegen overleg over de verdeling van de prestaties.
Als zij het onderling niet eens worden, beslist het diensthoofd over de verdeling van de prestaties en brengt hij het personeelslid daarvan in kennis binnen drie maanden nadat deze zijn aanvraag om halftijdse vervroegde uittreding heeft ingediend.
Wanneer het personeelslid zich niet bij de beslissing van zijn diensthoofd kan aansluiten, kan het van zijn aanvraag afzien of beroep instellen bij de leidend ambtenaar van het Ministerie, die uitspraak doet na het advies van de directieraad te hebben gevraagd.
Het beroep bedoel in het derde lid kan tevens worden ingesteld door het personeelslid dat binnen de in het eerste lid bepaalde termijn, van zijn diensthoofd geen beslissing heeft gekregen.
Art.6. (zie NOTA onder OPSCHRIFT) Wanneer twee personeelsleden gebruik maken van het recht op halftijdse vervroegde uittreding, worden zij vervangen binnen een termijn van één maand die ingaat de dag dat het verlof voor halftijdse vervroegde uittreding van het tweede personeelslid aanvangt.
Art.7. (zie NOTA onder OPSCHRIFT) Om de drie maanden stuurt het Ministerie aan de voorzitter van het basisoverlegcomité een staat op van de ingediende aanvragen om halftijdse vervroegde uittreding.
HOOFDSTUK III. - Vrijwillige vierdaagse werkweek.
Art.8. (zie NOTA onder OPSCHRIFT) De in vast verband benoemde personeelsleden die voltijds werken en de personeelsleden met een arbeidsovereenkomst voor een onbepaalde duur die voltijds werken hebben het recht om gedurende een ononderbroken periode van minstens één jaar vier vijfde te verrichten van de prestaties die hun normaal worden opgelegd.
De personeelsleden met een arbeidsovereenkomst in dienst genomen om aan uitzonderlijke en tijdelijke personeelsbehoeften te voldoen of ter vervanging van afwezige personeelsleden, kunnen echter slechts aanspraak maken op het in het eerste lid genoemde recht voor zover zij bij het indienen van hun aanvraag twee jaar voltijds in dienst zijn.
Art.9. (zie NOTA onder OPSCHRIFT) De personeelsleden die titularis zijn van een graad ingedeeld bij rang 13 of bij een hogere rang kunnen zich niet beroepen op het recht op de vrijwillige vierdaagse werkweek.
Op het recht op vrijwillige vierdaagse werkweek, kunnen zich evenmin beroepen de personeelsleden die een leidinggevende functie uitoefenen.
De personeelsleden bedoeld in het eerste en tweede lid die erom verzoeken kunnen evenwel, met voorafgaande toestemming van de directieraad, het recht op de vrijwillige vierdaagse werkweek genieten in de gevallen waarin de goede werking van de dienst niet wordt verstoord.
Art.10. (zie NOTA onder OPSCHRIFT) Het personeelslid dat gebruik wenst te maken van het recht op vrijwillige vierdaagse werkweek dient daartoe bij zijn diensthoofd, een aanvraag in, volgens het model vastgelegd in bijlage 2 bij dit besluit. Van zijn aanvraag wordt hem een ontvangbewijs afgegeven.
De aanvraag geschiedt minstens drie maanden vóór de aanvang van de periode waarin het personeelslid zijn prestaties op basis van de vierdaagse werkweek mag verrichten. Deze termijn kan in gemeenschappelijk overleg worden ingekort.
Deze aanvraag bevat een voorstel van werkschema waarin bepaald wordt hoe de arbeidsprestaties worden geregeld.
Art.11. (zie NOTA onder OPSCHRIFT) § 1. De periode van vierdaagse werkweek neemt een aanvang op de eerste dag van de maand van een trimester.
§ 2. Het personeelslid en zijn diensthoofd plegen overleg over de verdeling van de prestaties.
Als zij het onderling niet eens worden, beslist het diensthoofd over de verdeling van de prestaties en brengt hij het personeelslid daarvan in kennis binnen drie maanden nadat deze zijn aanvraag om vierdaagse werkweek heeft ingediend.
Wanneer het personeelslid zich niet bij de beslissing van zijn diensthoofd kan aansluiten, kan het van zijn aanvraag afzien of beroep instellen bij de leidend ambtenaar van het ministerie, die uitspraak doet na het advies van de directieraad te hebben gevraagd.
Het beroep bedoel in het derde lid kan tevens worden ingesteld door het personeelslid dat binnen de in het eerste lid bepaalde termijn, van zijn diensthoofd geen beslissing heeft gekregen.
Art.12. (zie NOTA onder OPSCHRIFT) Het door het personeelslid voorgestelde werkschema wordt onderzocht rekening houdend met de werking van de dienst, en met de aanvragen van de andere personeelsleden van de dienst om deeltijds te werken.
Indien uit dit onderzoek blijkt dat het door het personeelslid voorgestelde werkschema niet aanvaard kan worden, deelt het diensthoofd aan de betrokkene de redenen mede waarom de voorgestelde werkschema niet aanvaard kan worden alsook de werkschema's die wel mogelijk zijn.
Art.13. (zie NOTA onder OPSCHRIFT) § 1. In gemeenschappelijk overleg mag het werkschema elk jaar worden gewijzigd.
§ 2. Met een opzegging van drie maanden kan het personeelslid een einde maken aan de regeling van vrijwillige vierdaagse werkweek. Die opzegging kan pas vanaf de eerste dag van de negende maand na de aanvang van de verminderde prestaties worden gegeven.
De regeling van vrijwillige vierdaagse werkweek loopt af aan het einde van de laatste maand van een trimester.
Art.14. (zie NOTA onder OPSCHRIFT) De arbeidstijd die vrijkomt wanneer personeelsleden gebruik maken van het recht op de vrijwillige vierdaagse werkweek wordt verplicht opgevuld door de tewerkstelling van werklozen. Deze werklozen worden halftijds of voltijds in dienst genomen op grond van een arbeidsovereenkomst.
De vervanging geschiedt op zijn vroegst binnen de maand waarin het tweede personeelslid kiest voor de vierdaagse werkweek en uiterlijk binnen de maand waarin het vijfde personeelslid kiest voor de vierdaagse werkweek.
Art.15. (zie NOTA onder OPSCHRIFT) De personeelsleden die gebruik maken van het recht op de vierdaagse werkweek ontvangen vanwege het Ministerie de wedde die verschuldigd is voor de verminderde prestaties. Die wedde wordt vermeerderd met een weddecomplement van 3250 BEF per maand dat integraal deel uitmaakt van de wedde. Dit bedrag is gekoppeld aan spilindex 117,19.
Art.16. (zie NOTA onder OPSCHRIFT) Alle drie maanden stuurt het Ministerie aan de voorzitter van het basisoverlegcomité een staat op van alle aanvragen ingediend teneinde in aanmerking te komen voor viervijfde prestaties.
HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen.
Art.17. (zie NOTA onder OPSCHRIFT) (Opgeheven) <BESL 1998-02-12/43, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-03-1998>
Art.18. (zie NOTA onder OPSCHRIFT) De Minister van Ambtenarenzaken is belast met de uitvoering van dit besluit. Hij stelt de toepassingsmodaliteiten van de stelsels van halftijdse vervroegde uittreding en vrijwillige vierdagenweek vast, alsmede deze van de verloven en andere afwezigheden tijdens deze stelsels.
Brussel, 20 maart 1997.
De Minister-Voorzitter,
Ch. PICQUE
De Minister van Openbaar Ambt, Buitenlandse Handel, Wetenschappelijk Onderzoek, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp,
R. GRIJP
BIJLAGEN.
Art. N1. Bijlage 1. - Aanvraagformulier. - Halftijdse vervroegde uittreding. (zie NOTA onder OPSCHRIFT)
(Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 24/05/1997, p. 13525).
Art. N2. Bijlage 2. - Aanvraagformulier. - Vrijwillige vierdaagse werkweek. (zie NOTA onder OPSCHRIFT)
(Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 24/05/1997, p. 13526).