Details



Externe links:

Justel

Staatsblad pdf



Titel:

5 JUNI 1997. - Decreet betreffende de rustoorden, de serviceflats en de dagcentra voor bejaarden [...] (VERTALING). <DWG2008-11-06/48, art. 126, 004; Inwerkingtreding : zie DWG2008-11-06/48, art. 137> (NOTA : opgeheven met ingang op een onbepaalde datum bij <DWG2009-04-30/B6, art. 39, 005; Inwerkingtreding : onbepaald >) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 26-06-1997 en tekstbijwerking tot 16-07-2009)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 1-3
HOOFDSTUK II. - Programmering.
Art. 4
HOOFDSTUK III. - Erkenning en voorlopige werkingsvergunning.
Art. 5-13, 13bis
HOOFDSTUK IV. - Verhouding tussen de beheerder en de bewoners.
Art. 14-18, 18bis, 18ter, 18quater
HOOFDSTUK V. - Controle op de rustoorden, serviceflats en dagcentra.
Art. 19-23, 23bis
HOOFDSTUK VI. - "Conseil wallon du troisième âge". [1 opgeheven]1
Art. 24-28
HOOFDSTUK VII. - Opheffings-, overgangs- en slotbepalingen.
Art. 29-30, 30bis, 31-32



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1983023401  1984023951 





Artikels:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1. Dit decreet regelt, krachtens artikel 138 van de Grondwet, een materie bedoeld in artikel 128, § 1, van de Grondwet. Het is van toepassing op het grondgebied van het Franse taalgebied.

Art.2.In de zin van dit decreet wordt verstaan onder :
  1° rustoord : de inrichting [onder welke benaming ook] voor de opvang van bejaarden van minimum zestig jaar die er op duurzame wijze verblijven en in aanmerking komen voor collectieve familiale en huishoudelijke diensten, voor hulpverlening in het dagelijkse leven en, indien nodig, voor verpleegkundige en paramedische zorg; <DWG 2003-02-06/47, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 26-03-2004>
  2° [serviceflats : één of meer gebouwen, onder welke benaming ook, die een functioneel geheel vormen dat beheerd wordt door een inrichtende macht die personen van minstens zestig jaar oud tegen betaling individuele woningen aanbiedt waarin ze zelfstandig kunnen leven, alsook diensten waarop ze zelf een beroep kunnen doen.
  Het begrip " functioneel geheel " wordt nader bepaald door de Regering.
  De lokalen, uitrustingen en gemeenschappelijke diensten kunnen ook toegankelijk zijn voor andere personen die minstens zestig jaar oud zijn.
  De hierna vermelde inrichtingen en woningen worden niet als serviceflats in de zin van dit decreet beschouwd op voorwaarde dat ze die benaming niet gebruiken :
  a) de woningen voor oude gezinnen en de centra voor gemeenschappelijke diensten die onder respectievelijk het besluit van de Regent van 2 juli 1949 en het decreet van de Franse Gemeenschap van 30 juni 1982 vallen;
  b) de inrichtingen die voldoen aan de definitie van serviceflat en die vóór 6 februari 1999 bestonden, voorzover ze het voorwerp zijn van een verzoek om vrijstelling binnen een termijn van zes maanden vanaf de datum van inwerkingtreding van het decreet van 6 februari 2003 tot wijziging van het decreet van 5 juni 1997 betreffende de rustoorden, de serviceflats en de dagcentra voor bejaarden [1 ...]1. Het verzoek om vrijstelling wordt bij de Regering ingediend. De Regering bepaalt de inhoud van het dossier en de modaliteiten voor de behandeling van het verzoek om vrijstelling;
  c) de private woningen bewoond door hun eigenaars.] <DWG 2003-02-06/47, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 26-03-2004>
  3° dagcentrum : het centrum [onder welke benaming ook] dat deel uitmaakt van een rustoord of een rust- en verzorgingstehuis of hiermee verbonden is, waar bejaarden van minimum zestig jaar, die niet meer helemaal autonoom kunnen leven, overdag worden opgevangen om er huishoudelijke en gezinsverzorging en, indien nodig, een therapeutische en sociale hulp te genieten; <DWG 2003-02-06/47, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 26-03-2004>
  4° bewoner : de in 1°, 2° en 3° bedoelde bejaarde, alsmede elke persoon van minder dan zestig jaar die in het rustoord, in de serviceflat of in het dagcentrum verblijft of die er uitzonderlijkerwijs wordt opgevangen;
  5° beheerder : de natuurlijke of rechtspersoon die een rustoord, een serviceflat of een dagcentrum voor bejaarden uitbaat;
  6° directeur : de door de beheerder aangewezen natuurlijke persoon (personen) die belast is (zijn) met het dagelijkse beheer van het rustoord of de serviceflat;
  7° vertegenwoordiger :
  - de wettelijke of rechterlijke vertegenwoordiger van de bewoner;
  - de door de bewoner aangewezen gemachtigde, met uitzondering van elke persoon die een activiteit in het rustoord uitoefent, er medebeheerder van is of onder het gezag van de beheerder staat. Deze beperking is niet van toepassing op bloed- en aanverwanten tot in de vierde graad;
  - indien nodig of bij ontstentenis van de twee voornoemde vertegenwoordigers, een vertegenwoordiger van het bevoegde openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, met uitzondering van elke persoon die een activiteit in het rustoord uitoefent of er medebeheerder van is;
  8° [institutioneel] levensproject : het geheel van de acties en maatregelen die de sociale integratie van de bewoners zowel binnen als buiten het rustoord moeten waarborgen. <DWG 2003-02-06/47, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 26-03-2004>
  [9° administratie : de administratie van het Waalse Gewest belast met het derde leeftijdsbeleid;] <DWG 2003-02-06/47, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 08-07-2003>
  [10° werkingsvergunning : erkenning of voorlopige werkingsvergunning;] <DWG 2003-02-06/47, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 08-07-2003>
  [11° kortstondig verblijf : tijdelijk verblijf in een rustoord, waarvan de duur aanvankelijk in gemeenschappelijk overleg wordt vastgelegd door de beheerder en de bewoner of diens vertegenwoordiger.] <DWG 2003-02-06/47, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 08-07-2003>
  ----------
  (1)<DWG 2008-11-06/48, art. 126, 004; Inwerkingtreding : zie DWG 2008-11-06/48, art. 137>

Art.3. De Regering bepaalt de regels die de rustoorden, serviceflats en dagcentra in acht moeten nemen bij het geven van informatie over de aard van de verleende dienst en bij het verspreiden van hun publiciteit.

HOOFDSTUK II. - Programmering.
Art.4.De Regering bepaalt het programma voor de vestiging en de capaciteit van de rustoorden en de dagcentra.
  De Regering kan dergelijk programma ook voor serviceflats vaststellen.
  [...] <DWG 2003-02-06/47, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 26-03-2004>
  Het programma houdt rekening met de geografische verspreiding van de inrichtingen, met het aantal bejaarden in het betrokken arrondissement en [...], met de federale wetsbepalingen inzake de verzorgingsfinanciering in rustoorden; het programma beoogt een juiste verspreiding tussen de openbare inrichtingen, de privé-inrichtingen zonder winstoogmerk en die van de commerciële sector. <DWG 2003-02-06/47, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 12-03-2003>
  [De Regering kan overeenkomstig de regels die ze zelf bepaalt, afwijken van het programma van de rustoorden ten einde beginselakkoorden toe te staan waarbij bedden die gerecupereerd worden op grond van een besluit tot capaciteitsvermindering genomen krachtens artikel 13bis of na het verstrijken van de geldigheidsduur van een beginselakkoord bedoeld in artikel 30, eerste lid, opnieuw verdeeld kunnen worden in hun sector van herkomst.
  De administratie verstrekt op verzoek uitvoerige gegevens over de geactualiseerde stand van de implementatieprogramma's.
  Die gegevens geven een overzicht van de toestand ten aanzien van de voorschriften die de Federale Regering opgelegd heeft inzake financiering van de zorgverlening in rustoorden en, per arrondissement, de toepassing van het implementatieprogramma al naar gelang de demografische gegevens, alsook het aantal beschikbare bedden, woningen en opvangplaatsen per sector.] <DWG 2003-02-06/47, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 26-03-2004>
  § 2. [Elk project betreffende de opening van een rustoord, een serviceflat of een dagcentrum, de uitbreiding ervan of de heropening ervan na een onderbreking van de uitbating vereist het beginselakkoord van de Regering. Als een verzoek om beginselakkoord bij de Regering ingediend wordt, gaat deze na of het project verenigbaar is met het programma bedoeld in paragraaf 1.
  De verandering van beheerder van een rustoord, serviceflat of dagcentrum wordt niet als onderbreking van de uitbating beschouwd.
  Als een inrichting van sector verandert, wordt een voorafgaand beginselakkoord vereist.
  Het beginselakkoord mag niet afgestaan worden, behalve bij vervanging van de beheerder van de inrichting waaraan de bij de overdracht betrokken bedden, woningen en opvangplaatsen toebehoren en voorzover deze geconcretiseerd worden op dezelfde site, onder dezelfde voorwaarden en binnen dezelfde termijnen als die welke zijn vastgelegd bij het geven van het beginselakkoord.
  De bescherming van de bewoners kan het voorwerp uitmaken van bijzondere modaliteiten als het verzoek om beginselakkoord vergezeld gaat van een overdracht van bedden, woningen of opvangplaatsen waarvoor een werkingsvergunning is verleend.
  Het verzoek om beginselakkoord wordt door de beheerder bij de Regering ingediend.
  De samenstelling van het dossier wordt door de Regering bepaald.
  Het dossier bevat hoe dan ook een beschrijving van de geplande infrastructuren en inrichtingen.
  Het door de Regering gegeven beginselakkoord is niet meer van kracht als de werkingsvergunning niet binnen drie jaar verleend wordt.
  Die termijn kan volgens de door de Regering bepaalde modaliteiten met hoogstens drie jaar verlengd worden op grond van een rechtvaardigingsgeschrift dat aantoont waarom het project niet kon worden uitgevoerd binnen drie jaar.
  De Regering bepaalt de modaliteiten voor de indiening van de verzoeken en voor het geven van het beginselakkoord, alsook de termijnen voor de besluitvorming.] <DWG 2003-02-06/47, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 26-03-2004>
  [1 lid 12 opgeheven]1
  ----------
  (1)<DWG 2008-11-06/48, art. 127, 004; Inwerkingtreding : zie DWG 2008-11-06/48, art. 137>

HOOFDSTUK III. - Erkenning en voorlopige werkingsvergunning.
Art.5. § 1. Rustoorden, serviceflats en dagcentra mogen niet zonder erkenning uitgebaat worden.
  Ze mogen evenwel zonder erkenning uitgebaat worden als zij, na indiening van een aanvraag om erkenning, beschikken over een voorlopige werkingsvergunning.
  § 2. De Regering erkent de rustoorden die voldoen of, als aan bepaalde normen pas gedurende de werking kan worden voldaan, zich ertoe verbinden te voldoen aan de door haar bepaalde normen betreffende :
  1° de door de huisvestings- en opvangprijs gedekte diensten;
  2° de voorwaarden waaronder de huisvestings- of opvangprijs wordt aangepast;
  3° de boekhouding;
  4° de minimale en maximale huisvestings- of opvangcapaciteit;
  5° het gebouw, meer bepaald de brandbeveiligingsnormen, in zover ze een aanvulling en een aanpassing van de federale normen zijn;
  6° de voeding, de hygiëne en de gezondheidszorg;
  7° de volgende gegevens over de personen die werkzaam zijn in het rustoord : aantal, bevoegdheid, kwalificatie, aanwervingsvoorwaarden, effectieve aanwezigheid en moraliteit;
  8° de ervarings- en kwalificatievereisten alsmede de minimale vereisten inzake activiteit en aanwezigheid om de functie van directeur uit te oefenen;
  9° het huishoudelijk reglement, dat de volgende principes in acht neemt :
  a) eerbied voor het privé-leven van de bewoners alsmede voor hun ideologische, filosofische en religieuze opvattingen;
  b) de vrije keuze van de arts;
  c) de vrije toegang tot het rustoord voor familie en vrienden, en voor de ministers van de verschillende erediensten en de leken raadgevers die de bewoners of hun vertegenwoordiger hebben laten komen;
  d) een maximale uitgangsvrijheid.
  De Regering bepaalt de lijst van de minimale voorschriften van het huishoudelijk reglement.
  Zij is bovendien bevoegd om de inhoud van de voorschriften nader te bepalen, die de bewoners een minimale bescherming waarborgt, overeenkomstig de principes die bedoeld worden onder de punten a, b, c en d van het vorige lid;
  10° de huivestingsovereenkomst tussen de beheerder en de bewoner of zijn vertegenwoordiger, waarbij de volgende principes in acht worden genomen :
  a) de zekerheid van de bewoner omtrent de kwaliteit van de verleende diensten en van de huisvesting;
  b) de zekerheid van de bewoner omtrent de prijs van de huisvesting en van de verleende diensten, met name de dagelijkse of maandelijkse huisvestingsprijs, de door de prijs gedekte diensten, alsmede de voorwaarden voor de aanpassing ervan en eventueel het bedrag van de gedeponeerde waarborg en de bestemming ervan;
  c) de bescherming van de bewoner i.v.m. het in bewaring geven van de goederen, waarborgen en waarden die aan de beheerder worden toevertrouwd, alsmede de voorschriften voor het eventuele beheer ervan;
  d) de zekerheid van de bewoner omtrent de duur van de overeenkomst, de opzeggingsvoorwaarden en -termijnen ervan.
  De Regering bepaalt de lijst van de minimale voorschriften die bij de overeenkomst moeten worden geregeld. Zij is bovendien bevoegd om de inhoud van de voorschriften nader te bepalen, die de bewoners een minimale zekerheid waarborgen, overeenkomstig de principes die bedoeld worden onder de punten a, b, c en d van het vorige lid. (De Regering bepaalt eveneens de specifieke voorschriften voor het korte verblijf, met inbegrip van de duur ervan.) <DWG 2003-02-06/47, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 26-03-2004>
  (11° een institutioneel levensproject dat inspeelt op de behoeften van de bewoners om hen een optimale levenskwaliteit te waarborgen en hun autonomie te handhaven.
  De Regering bepaalt de minimale inhoud van het institutionele levensproject.) <DWG 2003-02-06/47, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 26-03-2004>
  § 3. De Regering bepaalt de specifieke normen voor de opvang en de huisvesting van gedesoriënteerde bejaarden in een rustoord.
  § 4. De Regering bepaalt de bijkomende erkenningsnormen waaraan moet worden voldaan door geografisch verspreide rustoorden die door dezelfde inrichtende macht en dezelfde directeur worden beheerd en om een eenmalige erkenning vragen.
  Deze normen hebben betrekking op de maximale verwijdering van de rustoorden, de minimale en maximale capaciteit van elke inrichting en het personeel dat er tewerkgesteld is.
  § 5. (De Regering erkent de serviceflats waarvan de individuele woningen hoe dan ook de volgende ruimtes bevatten :
  1° een woonkamer;
  2° een keukenruimte, eventueel in de woonkamer;
  3° een slaapkamer;
  4° een badkamer;
  5° een toilet, eventueel in de badkamer.) <DWG 2003-02-06/47, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 26-03-2004>
  (De minimale oppervlakten van de woningen bedoeld in het eerste lid worden door de Regering bepaald.) <DWG 2003-02-06/47, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 26-03-2004>
  De serviceflats moeten bovendien voldoen of, als aan bepaalde normen pas gedurende de werking kan worden voldaan, zich ertoe verbinden te voldoen aan de door de Regering bepaalde normen betreffende de gegevens die bedoeld worden in § 2, 1° à 8°, alsmede :
  1° het huishoudelijk reglement dat de in § 2, 9°, bedoelde principes in acht neemt, de lijst van de voorschriften en de eventuele nadere gegevens hierover die door de Regering bepaald worden;
  2° de overeenkomst tussen de beheerder en de bewoner, waarbij de in § 2, 10°, bedoelde principes in acht worden genomen, de lijst van de voorschriften en de eventuele nadere gegevens hierover die door de Regering bepaald worden;
  3° de wijze waarop een wachtdienst wordt verzekerd, om de bewoners zo nodig de gevraagde bijstand te kunnen verlenen;
  4° de facultatieve diensten die de beheerder moet organiseren of ter beschikking stellen van de bewoners en de gebruiksvoorwaarden ervan. De Regering bepaalt de minimale inhoud van deze diensten;
  5° de voorwaarden voor een functionele verbinding met een rustoord of een rust- en verzorgingstehuis alsmede elke andere dienst of inrichting.
  § 6. De Regering erkent de serviceflats die voldoen of, als aan bepaalde normen pas gedurende de werking kan worden voldaan, zich ertoe verbinden te voldoen aan de door de Regering bepaalde normen betreffende de gegevens die bedoeld worden in § 2, 1° à 7°, de voorwaarden voor een verbinding met een rustoord of een rust- en verzorgingstehuis, alsmede :
  1° het huishoudelijk reglement dat de in § 2, 9°, bedoelde principes in acht neemt, de lijst van de voorschriften en de nadere gegevens hierover die door de Regering bepaald worden;
  2° de opvangovereenkomst tussen de beheerder en de bewoner, waarbij de in § 2, 10°, bedoelde principes in acht worden genomen, de lijst van de voorschriften en de eventuele nadere gegevens hierover die door de Regering bepaald worden.
  De Regering bepaalt, binnen de perken van de begrotingskredieten, de voorwaarden waaronder een dagelijkse forfaitaire toelage per opgevangen persoon wordt verleend als tegemoetkoming in de werkingskosten van de centra.

Art.6.De aanvraag om erkenning wordt bij aangetekende brief door de beheerder aan de Regering gericht.
  De Regering bepaalt de ontvankelijkheidsvoorwaarden, de samenstelling van het dossier en de procedure voor de aanvraag om erkenning.
  De Regering verleent de erkenning voor een termijn van zes jaar of voor een onbepaalde termijn op voorstel van de door haar afgevaardigde ambtenaar.
  De erkenning vermeldt het aantal erkende bedden per rustoord, het aantal woningen per serviceflat en het aantal erkende plaatsen per dagcentrum.
  [De Regering bepaalt de procedures voor de toekenning en de schorsing van de voorlopige werkingsvergunning, voor de toekenning, vernieuwing, schorsing, weigering of intrekking van de erkenning, alsmede de beslissingstermijnen.
  [1 lid 6 opgeheven]1
  De schorsing van de voorlopige werkingsvergunning en de schorsing van de erkenning impliceren het verbod tot opneming van nieuwe bewoners.
  Als de werkingsvergunning geschorst is en als ze verstrijkt :
  1° worden de vergunning en de schorsing, wat de voorlopige werkingsvergunningen betreft, impliciet verlengd tot een beslissing valt over de aanvraag om erkenning;
  2° wordt de schorsing, wat de erkenningen betreft, impliciet verlengd tot een beslissing valt over de nieuwe aanvraag om erkenning.
  De weigering of de intrekking van de erkenning heeft de sluiting van de inrichting tot gevolg. De beslissingen tot schorsing, intrekking of weigering van een werkingsvergunning kunnen slechts op bepaalde delen van een gebouw of op bepaalde vestigingen slaan.] <DWG 2003-02-06/47, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 26-03-2004>
  ----------
  (1)<DWG 2008-11-06/48, art. 128, 004; Inwerkingtreding : zie DWG 2008-11-06/48, art. 137>


Art.7. De Regering verleent, onder de voorwaarden en op de wijze die zij bepaalt, een voorlopige werkingsvergunning aan een rustoord, serviceflat of dagcentrum waarvan de ingediende aanvraag om erkenning of erkenningsvernieuwing ontvankelijk is. De voorwaarden betreffen o.a. de normen die de Regering heeft vastgesteld m.b.t. de huisvesting- en opvangcapaciteit, de brandbeveiliging, het aantal personeelsleden en hun effectieve aanwezigheid, de voeding, de hygiëne en de gezondheidszorg, het huishoudelijk reglement en de huisvestings- en opvangovereenkomst.
  (De voorlopige werkingsvergunning geldt maximum één jaar. Ze kan verlengd worden als veiligheidswerken zulks rechtvaardigen. De erkenning wordt geacht verleend te zijn als ze na afloop van de vastgelegde termijn niet het voorwerp van een weigering heeft uitgemaakt, behalve bij toepassing van artikel 6, achtste lid, 1°.) <DWG 2003-02-06/47, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 26-03-2004>
  (Als een voorlopige werkingsvergunning aan het rustoord, de serviceflat of het dagcentrum verleend wordt, wordt ze bij verandering van beheerder met hoogstens één jaar verlengd vanaf de datum van mededeling van de verandering bedoeld in artikel 12, tweede lid, onverminderd de verlengingsmogelijkheid bedoeld in artikel 7, derde lid.) <DWG 2003-02-06/47, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 26-03-2004>
  De aanvraag om erkenning die ingediend wordt volgens de voorgeschreven regels en waarvan het dossier aangelegd is zoals de Regering het heeft bepaald, wordt als ontvankelijk beschouwd.

Art.8. (Alle beslissingen tot verlening van de voorlopige werkingsvergunning of de erkenning, tot schorsing van de voorlopige werkingsvergunning of de erkenning, tot weigering of intrekking van de erkenning worden door de Regering meegedeeld aan de burgemeester en aan de voorzitter van het openbaar centrum voor maatschappelijke hulp, die de raad voor sociale bijstand daarvan kennis geeft.) <DWG 2003-02-06/47, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 26-03-2004>
  De burgemeester houdt een register van de rustoorden, serviceflats en dagcentra die gevestigd zijn op het grondgebied van zijn gemeente.

Art.9. De erkenning of de voorlopige werkingsvergunning moeten vermeld worden in alle akten en stukken die uitgaan van het rustoord, de serviceflat of het dagcentrum.
  De erkenning of de voorlopige werkingsvergunning moet bovendien duidelijk aangeplakt worden, zowel buiten als binnen de inrichting.
  (Alle beslissingen tot verlening of schorsing van de voorlopige werkingsvergunning of van de erkenning, tot weigering of intrekking van de erkenning worden schriftelijk en zo spoedig mogelijk door de beheerder aan de bewoners of aan hun vertegenwoordigers meegedeeld.) <DWG 2003-02-06/47, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 26-03-2004>

Art.10. (Opgeheven) <DWG 2003-02-06/47, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 26-03-2004>

Art.11. Naast haar beslissing tot weigering, (...) of intrekking van de erkenning kan de Regering de beheerder verbieden gedurende één jaar, met ingang van de datum van de beslissing, een aanvraag om principieel akkoord of om erkenning in te dienen met het oog op de uitbating van een rustoord, serviceflat of dagcentrum. <DWG 2003-02-06/47, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 26-03-2004>

Art.12. De rustoorden, serviceflats of dagcentra waarvan de beheerder vervangen wordt, behouden hun erkenning voor zover ze de erkenningsvoorwaarden blijven vervullen.
  Elke verandering van beheerder moet uiterlijk binnen de maand, waarin het rustoord, de serviceflat of het dagcentrum van beheerder verandert, aan de Regering meegedeeld worden.

Art.13. (De erkenning kan door de Regering geweigerd, geschorst of ingetrokken worden als de bepalingen van dit decreet of de krachtens dit decreet vastgelegde bepalingen niet in acht worden genomen.
  De voorlopige werkingsvergunning kan om dezelfde redenen geschorst worden. Als de beheerder van de inrichting of de persoon die in zijn naam handelt, de ambtenaren belet toezicht uit te oefenen, kan dat aanleiding geven tot de schorsing van de voorlopige werkingsvergunning of van de erkenning, tot de weigering of de intrekking van de erkenning.) <DWG 2003-02-06/47, art. 11, 002; Inwerkingtreding : 26-03-2004>
  De Regering neemt haar beslissing nadat de beheerder werd gehoord of verzocht zich vóór de afgevaardigde ambtenaar te verdedigen. Deze laatste maakt vervolgens proces-verbaal op.

Art. 13bis.<Ingevoegd bij DWG 2003-02-06/47, art. 12; Inwerkingtreding : 26-03-2004> De capaciteit bepaald bij de werkingsvergunning van een rustoord, serviceflat of dagcentrum kan onder de door de Regering bepaalde voorwaarden verminderd worden in geval van gedeeltelijke niet-bewoning.
  [1 lid 2 opgeheven]1
  ----------
  (1)<DWG 2008-11-06/48, art. 129, 004; Inwerkingtreding : zie DWG 2008-11-06/48, art. 137>


HOOFDSTUK IV. - Verhouding tussen de beheerder en de bewoners.
Art.14. Het huishoudelijk reglement waarin de rechten en plichten van de bewoners en de beheerder zijn vastgesteld en waarbij de voorwaarden van artikel 5 in acht worden genomen, wordt vóór de handtekening van de huisvestings- of opvangovereenkomst of vóór de aankomst van de bejaarde in het rustoord, de serviceflat of het dagcentrum aan deze laatste of aan zijn vertegenwoordiger overhandigd.

Art.15. De bewoner of zijn vertegenwoordiger krijgen één exemplaar van de overeenkomst die zij gesloten hebben met de beheerder van het rustoord, de serviceflat of het dagcentrum.
  Een tweede exemplaar wordt bij het in artikel 16 bedoelde persoonlijke dossier gevoegd.

Art.16. Voor elke opgevangen bejaarde wordt een persoonlijk dossier aangelegd. Het moet voortdurend bijgehouden worden op basis van de verstrekte gegevens en toegankelijk zijn voor de bewoner, zijn vertegenwoordiger en de met het toezicht belaste ambtenaren, zelfs bij afwezigheid van de beheerder of zijn vertegenwoordiger en van de directeur.
  Het persoonlijke dossier vermeldt de personalia van de bewoner en zijn vertegenwoordiger, evenals de naam en het adres van de personen en diensten die de beheerder eventueel moet raadplegen.
  De Regering bepaalt de lijst van de minimale gegevens die in het persoonlijke dossier moeten voorkomen.

Art.17. (Opgeheven) <DWG 2003-02-06/47, art. 13, 002; Inwerkingtreding : 26-03-2004>

Art.18. <DWG 2003-02-06/47, art. 14, 002; Inwerkingtreding : 26-03-2004> Er wordt in elk rustoord een bewonersraad opgericht die minstens één keer per kwartaal vergadert.
  De raad wordt gesteund door het personeel van het rustoord ten einde de vlotte werking ervan te waarborgen.
  De raad is samengesteld uit de bewoners of hun vertegenwoordigers en/of gezinsleden.
  De bewonersraad geeft adviezen en doet voorstellen, met name i.v.m. de werking van de inrichting, de organisatie van de diensten, het levensproject en de animatieactiviteiten.
  De Regering bepaalt de modaliteiten voor de werking van de bewonersraad.

Art. 18bis. <Ingevoegd bij DWG 2003-02-06/47, art. 15; Inwerkingtreding : 26-03-2004> In geval van nieuwbouw of van verbouwingswerken in het rustoord, de serviceflat of het dagcentrum, behouden de bewoners die voor de aanvang van de werken aanwezig zijn, het recht op de handhaving van de verblijf- of opvangprijs, onverminderd een prijsverhoging toegestaan overeenkomstig artikel 5, § 2.

Art. 18ter. <Ingevoegd bij DWG 2003-02-06/47, art. 16, 002; Inwerkingtreding : 26-03-2004> Bij laattijdige betaling van de verblijf- of opvangprijs kan enkel een verwijlinterest vereist worden waarvan het percentage niet hoger mag zijn dan het percentage van de wettelijke rente.

Art. 18quater. <Ingevoegd bij DWG 2003-02-06/47, art. 17, 002; Inwerkingtreding : 26-03-2004> Een voorschot voor de opneming in het rustoord, de serviceflat of het dagcentrum mag pas geëist worden na de ondertekening van de overeenkomst door de beheerder en de bewoner.
  De overeenkomst vermeldt de datum van opneming in de inrichting.
  Het voorschot wordt in mindering gebracht van de eerste factuur of terugbetaald als de bejaarde om redenen buiten zijn wil om onmogelijk opgenomen kan worden in de inrichting of als de beheerder hem niet kan opnemen op de datum waarin de overeenkomst voorziet.

HOOFDSTUK V. - Controle op de rustoorden, serviceflats en dagcentra.
Art.19.
  <Opgeheven bij DWG 2008-11-06/48, art. 130, 004; Inwerkingtreding : zie DWG 2008-11-06/48, art. 137>

Art.20. Ten einde de bescherming van de bejaarden te waarborgen, moeten de door de Regering aangewezen ambtenaren toezien op de naleving van de bij of krachtens dit decreet bepaalde regels alsmede van de door de federale overheid bepaalde regels.
  Deze ambtenaren zijn bekleed met het ambt van politieofficier van de procureur des Konings.
  Ze zijn gehouden de bij het decreet van 20 juli 1831 voorgeschreven eed vóór de vrederechter van hun woonplaats af te leggen.
  Bij het vervullen van hun opdracht kunnen ze :
  1° alle controles en onderzoeken verrichten en alle inlichtingen inwinnen die zij nodig achten, met name :
  a) elke persoon ondervragen over elk gegeven dat nuttig is voor het toezicht;
  b) elk nuttig document voor de uitoefening van hun opdracht opzoeken of het zich laten bezorgen, er een afschrift van maken of het tegen ontvangbewijs meenemen;
  2° processen-verbaal van bevinding opmaken, die bewijskracht hebben tot het tegendeel is bewezen. Een afschrift daarvan wordt binnen veertien dagen na de vaststelling van de feiten ter kennis gebracht van de beheerders en van de auteur van de feiten.
  Als het gaat om een bezoek van lokalen die als woonplaats dienen, waarvoor het akkoord van de bewoner ontbreekt, kunnen bovengenoemde ambtenaren die lokalen alleen met een vergunning van de rechter van de politierechtbank of van zijn plaatsvervanger betreden, behalve in spoedgevallen, wanneer de in gevaar verkerende bejaarde dringend hulp behoeft.
  De afgevaardigde ambtenaar kan een termijn vaststellen waarbinnen de overtreder orde op zaken moet stellen; die termijn kan slechts één keer verlengd worden. Hij stelt de burgemeester van de gemeente waar de inrichting gevestigd is, hiervan in kennis.

Art.21. § 1. Onverminderd de toepassing van de artikelen 269 à 281 van het Strafwetboek worden een gevangenisstraf van acht dagen tot één maand en een geldboete van 500 tot 1000 BEF of één van die straffen opgelegd aan de beheerder van een rustoord, serviceflat of dagcentrum die :
  - niet over een erkenning of een voorlopige werkingsvergunning beschikt;
  - een beslissing tot erkenningsweigering of -intrekking of een beslissing tot sluiting in de wind slaat;
  - ondanks een beslissing tot schorsing nieuwe bewoners heeft opgevangen;
  - de erkenningsvoorwaarden kennelijk niet heeft vervuld en de bescherming, de veiligheid of de gezondheid van de bejaarden daardoor in gevaar brengt;
  - ten onrechte gewag maakt van de erkenning of van de voorlopige werkingsvergunning.
  § 2. De hoven en de rechtbanken kunnen de veroordeelde verbieden, hetzij persoonlijk, hetzij via een tussenpersoon, een rustoord te beheren. Het verbod mag niet langer duren dan tien jaar.
  § 3. Onverminderd de toepassing van de bij het Strafwetboek bepaalde straffen worden een gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en een geldboete van 26 tot 2000 BEF of één van die straffen opgelegd :
  1° aan degene die, terwijl hij een activiteit of een mandaat uitoefent in een rustoord, serviceflat of dagcentrum of in een vennootschap, dienst of instelling die een rustoord, serviceflat of dagcentrum beheren, rechtstreeks of onrechtstreeks :
  - de rekeningen van de bewoners op een niet-geïndividualiseerde wijze beheert;
  - door list, geweld, dreiging, met valse beloften of door te profiteren van de zwakke gezondheid of van de ziekte van de bejaarde, zich zijn goederen laat bezorgen in een rustoord, serviceflat of dagcentrum;
  - de fondsen of goederen van de bewoners beheert zonder inachtneming van de voorschriften die eventueel bepaald zijn bij de in artikel 5 van dit decreet bedoelde overeenkomst;
  2° degene die als voorwaarde voor de opvang of het verblijf in een rustoord, serviceflat of dagcentrum de betaling van een andere borg (voorschot) oplegt dan die door de Regering toegelaten is. <DWG 2003-02-06/47, art. 19, 002; Inwerkingtreding : 26-03-2004>

Art.22.<DWG 2003-02-06/47, art. 20, 002; Inwerkingtreding : 26-03-2004> § 1. De Regering kan met inachtneming van de door haar bepaalde procedure besluiten tot de dringende sluiting van een rustoord, serviceflat of dagcentrum als :
  1° een overtreding van de bij of krachtens dit decreet bepaalde regels de rechten, de veiligheid of de gezondheid van de bewoners ernstig in het gedrang brengt;
  2° dringende volksgezondheids- of veiligheidsredenen zulks rechtvaardigen.
  Het besluit tot sluiting mag slechts op bepaalde delen van het gebouw of op bepaalde vestigingen betrekking hebben.
  Er kan een einde gemaakt worden aan het besluit tot sluiting als de omstandigheden die het gerechtvaardigd hebben, niet meer aanwezig zijn. De Regering bepaalt de regels voor de indiening van een beroep tegen het besluit tot dringende sluiting.
  [1 lid 4 opgeheven]1
  [1 lid 5 opgeheven]1
  § 2. De Regering beveelt de sluiting van de inrichtingen die zonder werkingsvergunning werken, met inachtneming van de procedure die zij bepaalt.
  ----------
  (1)<DWG 2008-11-06/48, art. 131, 004; Inwerkingtreding : zie DWG 2008-11-06/48, art. 137>


Art.23. (De burgemeester is belast met de uitvoering van de besluiten tot sluiting be doeld in artikel 22 en met de sluitingen opgelegd bij de besluiten tot weigering of erkenning van de rustoorden, serviceflats en dagcentra.) <DWG 2003-02-06/47, art. 21, 002; Inwerkingtreding : 26-03-2004>
  Met het oog hierop zorgt hij ervoor dat alle nuttige maatregelen genomen worden.
  Daartoe kan hij de bewoners laten evacueren en het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn verzoeken om ze zo spoedig mogelijk op te vangen en te huisvesten.

Art. 23bis. <Ingevoegd bij DWG 2003-02-06/47, art. 22; Inwerkingtreding : 26-03-2004> Elke persoon die bij een rechtsbeslissing met de administratie van een inrichting belast wordt, meldt zich onmiddellijk bij de administratie.
  Elk besluit tot ontruiming is het voorwerp van een voorafgaand overleg tussen de bestuurder van de inrichting, aangewezen bij een rechtsbeslissing, de burgemeester en de administratie.

HOOFDSTUK VI. - "Conseil wallon du troisième âge". [1 opgeheven]1   ----------   (1)
Art.24.
  <Opgeheven bij DWG 2008-11-06/48, art. 132, 004; Inwerkingtreding : zie DWG 2008-11-06/48, art. 137>

Art.25.
  <Opgeheven bij DWG 2008-11-06/48, art. 132, 004; Inwerkingtreding : zie DWG 2008-11-06/48, art. 137>

Art.26.
  <Opgeheven bij DWG 2008-11-06/48, art. 132, 004; Inwerkingtreding : zie DWG 2008-11-06/48, art. 137>

Art.27.
  <Opgeheven bij DWG 2008-11-06/48, art. 132, 004; Inwerkingtreding : zie DWG 2008-11-06/48, art. 137>

Art.28.
  <Opgeheven bij DWG 2008-11-06/48, art. 132, 004; Inwerkingtreding : zie DWG 2008-11-06/48, art. 137>

HOOFDSTUK VII. - Opheffings-, overgangs- en slotbepalingen.
Art.29. Opgeheven worden :
  1° het decreet van de Raad van de Franse Gemeenschap van 2 december 1982 in verband met de oprichting van een Raad van Advies voor de derde leeftijd van de Franse Gemeenschap;
  2° het decreet van de Raad van de Franse Gemeenschap van 10 mei 1984 in verband met de rustoorden voor bejaarden, gewijzigd bij de decreten van 27 maart 1985, 20 juli 1988, 22 december 1989, 26 juni 1992 en 27 december 1993.

Art.30. Bij wijze van overgangsmaatregel blijven de principiële akkoorden of de vrijstellingen van principieel akkoord die gegeven werden krachtens het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 27 juli 1992, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 1 februari 1996, geldig tot hun vervaldag (uiterlijk 31 december 2003). <DWG 2003-02-06/47, art. 25, 002; Inwerkingtreding : 08-07-2003>
  De voorlopige werkingsvergunningen en de erkenningen die verleend werden krachtens het decreet van 10 mei 1984 in verband met de rustoorden voor bejaarden, zoals gewijzigd, blijven geldig tot hun vervaldag, onverminderd een weigering of een intrekking van de erkenning vóór deze datum.
  (Derde lid opgeheven) <DWG 2003-02-06/47, art. 25, 002; Inwerkingtreding : 08-07-2003>
  (Vierde lid opgeheven) <DWG 2003-02-06/47, art. 25, 002; Inwerkingtreding : 08-07-2003>

Art. 30bis. <Ingevoegd bij DWG 2003-02-06/47, art. 26, 002; Inwerkingtreding : 26-03-2004> In afwijking van artikel 5, § 5, eerste lid, kunnen de inrichtingen die voldoen aan de definitie van serviceflat en die op 6 februari 1999 in dienst waren, erkend worden als de individuele woningen hoe dan ook de volgende ruimtes bevatten :
  1° een woonkamer met een kook- en een nachtruimte;
  2° een badkamer;
  3° een toilet, eventueel in de badkamer.
  De minimale oppervlakten van de woningen bedoeld in dit artikel worden door de Regering bepaald.

Art.31. De dagcentra voor bejaarden, die op de datum van inwerkingtreding van dit decreet werkzaam zijn krachtens het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap, behouden hun erkenning bij wijze van overgangsmaatregel tot 31 december 1998.

Art. 32. De Regering stelt de datum van inwerkingtreding van dit decreet vast.
  (NOTA : Inwerkingtreding vastgesteld op 06-02-1999 door BWG 1998-12-03/30, art. 41)
  Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
  Namen, 5 juni 1997.
  De Minister-President van de Waalse Regering, belast met Economie, Buitenlandse Handel, KMO's Toerisme en Patrimonium,
  R. COLLIGNON
  De Minister van Ruimtelijke Ordening, Uitrusting en Vervoer,
  M. LEBRUN
  De Minister van Binnenlandse Aangelegenheden en Ambtenarenzaken,
  B. ANSELME
  De Minister van Begroting en Financiën, Tewerkstelling en Vorming,
  J.-C. VAN CAUWENBERGHE
  De Minister van Onderzoek, Leefmilieu, Natuurlijke Hulpbronnen en Landbouw,
  G. LUTGEN
  De Minister van Sociale Actie, Huisvesting en Gezondheid,
  W. TAMINIAUX
  De minister van Technologische Ontwikkeling, Sport en Internationale Betrekkingen,
  W. ANCION