18 APRIL 1997. - Koninklijk besluit houdende maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling in de koopvaardij in toepassing van artikel 7, §2, van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen. - (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 30-04-1997 en tekstbijwerking tot 01-04-1999.)
Art. 1-3
Artikel 1. Artikel 3, § 1, van de besluitwet van 7 februari 1945 betreffende de maatschappelijke veiligheid van de zeelieden ter koopvaardij, gewijzigd bij de wet van 29 april 1996, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" § 1. De sociale-zekerheidsbijdragen worden berekend op basis van het loon van de zeeman.
Onder loon van de zeeman wordt verstaan : de standaardgage vermeerderd met de overuren en met alle vergoedingen toegekend aan de betrokkenen.
De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit en na advies van het Beheerscomité van de Hulp- en Voorzorgskas voor zeevarenden, voor de categorieën zeelieden en onder de voorwaarden die Hij bepaalt, vrijstelling verlenen van de betaling van het geheel of het gedeelte van de bijdragen verschuldigd door de reder.
Wat de bijdragen van de zeelieden betreft, betaalt de reder aan de Hulp- en Voorzorgskas voor zeevarenden de bijdragen, berekend op het loon, geplafonneerd op het bedrag bedoeld in artikel 7, derde lid van het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers.
Hij bewaart het bedrag overeenstemmend met de persoonlijke bijdragen berekend op het verschil van het bovenvermeld geplafonneerd loon en het bruto-loon.
De reders waarborgen solidair minimaal 60 arbeidsplaatsen voor de op 1 januari 1997 in de Belgische Pool der Zeelieden ingeschreven zeelieden en shoregangers en 256 arbeidsplaatsen voor in de Belgische Pool der Zeelieden ingeschreven officieren. Onder arbeidsplaats wordt verstaan een vacante plaats gedurende 365 dagen per jaar voor een varend koopvaardijpersoneelslid. Dit betekent 60 x 1,7 = 102 tewerkstellingen voor zeelieden en shoregangers en 256 x 1,7 = 435 tewerkstellingen voor officieren. De varende werknemers bedoeld in artikel 2quater komen niet in aanmerking voor het naleven van de waarborg.
Met het oog op het onderzoek van de naleving van de waarborgen bedoeld in het voorgaande lid controleert de Hulp- en Voorzorgskas voor zeevarenden maand per maand het globaal aantal door alle reders tewerkgestelde zeelieden.
Wanneer de voornoemde Hulp- en Voorzorgskas vaststelt dat voor een bepaalde maand het minimale aantal tewerkgestelden niet is bereikt, vordert zij van elke reder de betaling van alle voor de betrokken maand in bewaring genomen persoonlijke bijdragen.
De bepalingen van de artikelen 12, § 1, 2°; § 3 en § 4 en 12bis zijn van overeenkomstige toepassing op de voormelde betalingen van in bewaring genomen persoonlijke bijdragen, die binnen de maand van ontvangst van de vordering moeten verricht worden. ".
Art.2. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1997 en houdt op van kracht te zijn op (31 december 2002). <W 1999-03-26/30, art. 97, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1999>
Art. 3. Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid en Onze Minister van Sociale Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 18 april 1997.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid,
Mevr. M. SMET
De Minister van Sociale Zaken,
Mme M. DE GALAN